vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
53827HA ZA 06-37953827HA ZA 06-3792 mei 2007
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 53827 / HA ZA 06-379
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BODISQ B.V.,
gevestigd te Krabbendijke,
eiseres in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie,
procureur mr. J.A.M. Dietvorst,
[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie],
wonende te Terneuzen,
gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie,
procureur mr. D.W. Boere.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 8 november 2006
het proces-verbaal van comparitie van 22 januari 2007.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Tussen [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] en G en H Produktie B.V. (opgericht op 28 maart 1991), sedert 12 december 2003 Bodisq B.V. (hierna: Bodisq) geheten, van welke vennootschap de aandelen worden gehouden door de houdstermaatschappij [P.M.H.] B.V. van de heer [P.M.H.] (hierna: [P.M.H.]), is sprake geweest van samenwerking, zulks in verband met door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] ontwikkelde plannen voor een onderneming in de productie en verkoop van opneembare DVD’s. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] bracht kennis in, Bodisq middelen (waaronder een bedrijfshal).
2.2. In het kader van de (voorgenomen) samenwerking is [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] vanaf midden 2003 voorbereidingswerkzaamheden gaan verrichten. Hij genoot op dat moment een WW-uitkering. (De rechtsvoorganger van) Bodisq heeft vanaf 1 augustus 2003 tot en met februari 2004 maandelijks een bedrag van € 5.000,-- op de rekening van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] gestort, onder vermelding van “lening” of “lening/voorschot”.
2.3. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] is als directeur in dienst getreden bij Bodisq. Bij beschikking van 15 februari 2006 van deze rechtbank, sector kanton, is die arbeidsovereenkomst per 16 februari 2006 ontbonden; daarbij is Bodisq veroordeeld om aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] een vergoeding te betalen. De kantonrechter heeft de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst gesteld op 1 maart 2004.
2.4. Een (door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] voor akkoord ondertekend) verslag van een bespreking tussen (onder meer) hem en [P.M.H.] op 30 juni 2005 luidt:
“- ([P.M.H.]) wil dat ([gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie]) de leningsovereenkomst inzake de voorschotten in totaal € 35.000 tekent. ([gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie]) erkent dat hier sprake is van een lening en dat dit zo is overeengekomen maar vindt achteraf bij nader inzien wel dat daarvoor ook is gewerkt en dat ([P.M.H.]) dit eigenlijk als loon had moeten zien.”
Op 6 juli 2005 is tussen partijen (Bodisq als crediteur en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] als debiteur) een
overeenkomst gesloten, onder meer luidend:
“in overweging nemende:
dat de crediteur gedurende de maanden augustus 2003 tot en met februari 2004 maandelijks een bedrag aan debiteur heeft betaald van € 5.000,--, in totaal € 35.000,-- (zegge vijfendertigduizend euro);
dat partijen zijn overeengekomen om dit bedrag om te zetten in een geldlening;
dat partijen behoefte gevoelen om hun wederzijdse rechten en verplichtingen uit deze geldleningovereenkomst voortvloeiend, hierbij schriftelijk vast te leggen;
komen als volgt overeen:
Artikel 1.
1. De debiteur is per 1 maart 2004 aan de crediteur een bedrag verschuldigd van € 35.000,-- (zegge tweeentwintigduizend euro) verschuldigd.
2. Over het (restant)bedrag van de hoofdsom is de debiteur 5% rente verschuldigd, jaarlijks achteraf, voor het eerst per 31 december 2004, te voldoen op een door de crediteur aan te wijzen bankrekening.
Artikel 2.
De geldleningovereenkomst zal zonder rechterlijke tussenkomst en zonder enige sommatie of ingebrekestelling ontbonden zijn, en de verschuldigde bedragen zullen direct opeisbaar zijn:
a. bij overlijden, faillissement, aanvraag van surseance van betaling, het aanbieden van een buitengerechtelijk schuldakkoord, beëindiging van de arbeidsovereenkomst (om welke reden dan ook) tussen Bodisq B.V. en de debiteur, ontslag als statutair directeur van de debiteur bij Bodisq B.V., vervreemding (juridisch en/of economisch) door de debiteur van zijn aandelenpakket in Bodisq B.V., ondercuratelestelling van de debiteur of bij beslaglegging onder of ten laste van de debiteur’
b. (…)
Artikel 3.
(in het door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] overgelegde, alleen door hem ondertekende exemplaar:)
De lening wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
(in het door Bodisq overgelegde, ook namens Bodisq ondertekende exemplaar:)
De lening wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 4.
1. (…)
2. De debiteur is verplicht om er, behoudens andersluidende overeenkomst tussen partijen, voor te zorgdragen dat het totale (restant)bedrag, inclusief alle eventuele renten, boeten en/of kosten, uiterlijk op 31 december 2005 aan de crediteur is terugbetaald. (in handschrift: “? strijdig met artikel 3”)
(…)”
2.6. Bij dagvaarding van 28 juni 2006 is [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] voor deze rechtbank, sector kanton, een procedure begonnen tegen Bodisq, waarin hij (onder meer) vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat hij sedert 1 augustus 2003 op basis van een arbeidsovereenkomst voor Bodisq heeft gewerkt en dat Bodisq van 1 augustus 2003 tot 1 maart 2004 loon dient te voldoen, voor de hoogte waarvan moet worden aangesloten bij het loon dat Bodisq vanaf 1 maart 2004 aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] is gaan betalen. Subsidiair vordert [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] in die procedure dat voor recht wordt verklaard dat hij van 1 augustus 2003 tot 1 maart 2004 voor Bodisq werkzaam was op basis van een overeenkomst van opdracht. Bodisq heeft in die procedure geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen.
3.1. Bodisq vordert dat de rechtbank [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] veroordeelt tot betaling van € 46.352,20, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31 december 2005 althans 5 april 2006 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 44.564,20, met beoordeling van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] in de kosten van deze procedure, die van het beslag daaronder begrepen. Zij voert aan dat [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] ten onrechte stelt dat de arbeidsovereenkosmt tussen partijen al op 1 augustus is aangevangen. De kantonrechter heeft in zijn beschikking tot beëindiging van die overeenkomst die stelling van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] verworpen. Door Bodisq is vanaf 1 augustus 2003 tot 1 maart 2004 maandelijks aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] € 5.000,-- geleend. Daarvan is de in 2.5 weergegeven onderhande akte opgemaakt, op grond waarvan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] gehouden was het bedrag uiterlijk op 31 december 2005 terug te betalen. Bodisq heeft [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] in gebreke gesteld en gesommeerd te betalen. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] heeft niet betaald. Vermeerderd met rente tot 5 april 2006 beloopt het bedrag dat [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] aan Bodisq verschuldigd is € 44.568,20. Bodisq vordert daarnaast vergoeding van € 1.877,-- aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] voert – voor zover hier van belang – als volgt verweer. De titel waarop aan hem vanaf 1 augustus 2003 € 5.000,-- per maand werd uitgekeerd was aanvankelijk onduidelijk. Nadat partijen definitief tot samenwerking hadden besloten, ging [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] er van uit dat deze betalingen aangemerkt zouden worden als salaris. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] verwijst daarbij naar het onder 2.4 weergegeven gespreksverslag.
In juli 2006 heeft [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] de (al in juli 2004 door Bodisq opgestelde, hiervoor onder 2.5 weergegeven) leningsovereenkomst ondertekend. Hij deed dat omdat Bodisq zijn onkostenvergoeding niet uitbetaalde en dreigde met stopzetting van salarisbetaling. Het ging bovendien blijkens de hem gepresenteerde tekst om een overeenkomst voor onbepaalde tijd; [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] ging er van uit dat hij pas wanneer hij daartoe financiële ruimte had, zou hoeven terugbetalen. Voorts hoopte hij door ondertekening zijn positie bij Bodisq veilig te stellen.
[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] stelt op het punt van de duur ervan geen perfecte overeenkomst is gesloten. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] is op grond van de hem voorgelegde tekst uitgegaan van onbepaalde duur (waarbij hij meende dat hij pas hoefde terug te betalen als hij daartoe financieel in staat was), terwijl Bodisq, door doorhaling van het woorddeel “on-“, er een overeenkomst van bepaalde duur van hebben willen maken. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] stelt hooguit met een overeenkomst van onbepaalde duur te hebben ingestemd. Dat betekent dat de vordering van Bodisq niet opeisbaar is, en ook geen rente en kosten zijn verschuldigd.
in voorwaardelijke reconventie
3.3. Voor het geval de vordering van Bodisq wordt toegewezen en voor het geval dat uiteindelijk in rechte tussen partijen komt vast te staan dat tussen hen geen arbeidsovereenkomst heeft bestaan in de periode 1 augustus 2003 tot en met februari 2003 dan wel dat gedurende deze periode ook geen andere verhouding tussen partijen heeft bestaan uit hoofde waarvan Bodisq aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] loon verschuldigd is geworden, vordert [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Bodisq veroordeelt om aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] te betalen een bedrag gelijk aan het bedrag dat Bodisq in conventie is toegewezen, zulks met veroordeling van Bodisq in de kosten van het geding.
[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] stelt dat Bodisq de verwachting heeft gewekt dat na en juist vanwege de ondertekening van de geldleningsovereenkomst, de samenwerking (en de arbeidsovereenkomst) zou worden gecontinueerd. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] is echter kort na de ondertekening op non-actief gesteld en de arbeidsovereenkomst is beëindigd. Dat was kennelijk al in juni 2005 de bedoeling van Bodisq; toen al is een medewerker aangesteld die Bodisq nu leidt. Een en ander is jegens [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] onrechtmatig; Bodisq is dan ook schadeplichtig.
3.4. Bodisq voert verweer. Zij betwist de verwachting te hebben gewekt dat partijen na en juist vanwege de ondertekening van de geldleningsovereenkomst nog geruime tijd zouden samenwerken. Bodisq verwijst naar het onder 2.4 weergegeven gespreksverslag; daaruit blijkt niets van hetgeen [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] stelt. Al in 2003 en 2004 was tussen partijen duidelijk dat de betalingen van Bodisq aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] als verricht uit hoofde van geldlening gekwalificeerd dienden te worden. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] betwist niet dat de overeenkomst rechtgeldig is tot stand gekomen; dan kan niet met een beroep op omstandigheden uit de precontractuele fase worden geconcludeerd tot onrechtmatigheid nu Bodisq nakoming vordert van die (rechtsgeldig tot stand gekomen) overeenkomst.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Primair stelt [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] dat de betalingen aan hem waarvan Bodisq terugbetaling vordert loonbetalingen zijn geweest. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] onderbouwt dat standpunt slechts met de stelling dat hij veronderstelde dat het ging om loonbetalingen. Dat strookt niet met zijn uitlatingen – blijkens het door hemzelf voor akkoord ondertekende verslag als weergegeven onder 2.4 van een gesprek op 30 juni 2004 – dat hij erkent dat een lening is overeengekomen, maar dat hij “achteraf bij nader inzien” vindt dat, nu hij ervoor gewerkt heeft, Bodisq die betalingen als loon had moeten zien. Bovendien vordert [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] in de onder 2.6 genoemde procedure alsnog een volledig loon voor de werkzaamheden, die hij gedurende de periode waarin hem de betalingen van € 5.000,-- per maand zijn gedaan, heeft verricht. Aldus is zijn stelling dat sprake was van loonbetalingen onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal deze passeren.
4.2. Dat [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] het onder 2.5 weergegeven schriftelijke stuk onder druk van de omstandigheden heeft ondertekend – zoals hij stelt – brengt niet mee dat niet kan worden uitgegaan van het bestaan van een rechtsgeldige leningsovereenkomst. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] heeft immers geen (juridische) consequenties verbonden aan deze stelling. Voorts kan uit (a) de bij de stortingen gedane mededeling “lening” dan wel “lening/voorschot” en (b) de uitdrukkelijke erkenning door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] op een moment voordat het schriftelijke stuk was ondertekend (namelijk in het eerdergenoemde gesprek van 30 juni 2004) dat sprake was een lening, niet anders worden afgeleid dan dat al voordat het schriftelijk stuk werd ondertekend een leningsovereenkomst tussen partijen vaststond. Het schriftelijke stuk diende er – kennelijk – voor de precieze voorwaarden tussen partijen vast te leggen. De rechtbank gaat derhalve uit van een rechtsgeldige leningsovereenkomst, waarbij nog wel – voor zover van belang – moet worden beoordeeld of de voorwaarden in genoemd schriftelijk stuk tussen partijen gelden.
4.3. Op dat punt voert [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] het verweer dat geen overeenstemming is bereikt over de duur van de overeenkomst: het door hem ondertekende exemplaar van de overeenkomst noemde enerzijds een datum waarop alles moest zijn terugbetaald (31 december 2005), maar sprak ook van “onbepaalde tijd”. In het door Bodisq overgelegde exemplaar is dat – zonder instemming van krist – gewijzigd in “onbepaald”. Het rechtsgevolg dat [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] aan deze vaststelling verbindt is dat de het door hem ontvangen bedrag (nog) niet opeisbaar is. De rechtbank kan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] daarin niet volgen. In elk geval staat tussen partijen vast (zoals ook ter comparitie aan de orde is gekomen) dat in artikel 2, onder a van genoemd schriftelijke stuk is overeengekomen dat de overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst en zonder enige sommatie of ingebrekestelling ontbonden zal zijn en de verschuldigde bedragen direct opeisbaar zullen zijn bij (onder meer) “beëindiging van de arbeidsovereenkomst (om welke reden dan ook) tussen Bodisq B.V. en de debiteur”. Nu – zoals onder 2.3 weergegeven – aan die voorwaarde is voldaan, is de vordering van Bodisq, los van de vraag of de overeenkomst voor bepaalde of voor onbepaalde duur is aangegaan, opeisbaar.
4.4. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de door Bodisq gevorderde (door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] voor wat betreft de hoogte niet betwiste) hoofdsom en de rente – die, nu in de hoofdsom al rente tot 5 april 2006 is meegeteld, niet eerder dan op die datum kan ingaan – zal worden toegewezen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen; Bodisq heeft slechts gesteld dat kosten zijn gemaakt doch deze niet nader gespecificeerd of toegelicht, zodat niet kan worden vastgesteld of het gaat om andere kosten dan die, waarvoor een proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten.
4.5. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] worden veroordeeld in de kosten van dit geding, die van het door Bodisq gelegde beslag daaronder begrepen.
in voorwaardelijke reconventie
4.6. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] heeft aan zijn vordering – kennelijk cumulatief – twee (opschortende) voorwaarden verbonden: de vordering komt slechts aan de orde wanneer (a) de rechtbank de vordering van Bodisq in conventie toewijst en (b) wanneer tussen partijen in rechte is komen vast te staan dat er tussen hen voor de periode van 1 augustus 2003 tot en met februari 2004 geen arbeidsovereenkomst heeft bestaan en ook geen andere verhouding uit hoofde waarvan Bodisq aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] loon verschuldigd is. Voorwaarde (a) is met het bovenstaande vervuld. In voorwaarde (b) wordt de reconventionele vordering afhankelijk gesteld van een buiten de onderhavige procedure gelegen omstandigheid. Feitelijk heeft de voorwaarde betrekking op hetgeen [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] in de onder 2.6 genoemde – bij deze rechtbank, sector kanton, lopende, procedure vordert. De als voorwaarde gestelde vaststelling is daar gevraagd; of aan de voorwaarde is voldaan kan pas worden vastgesteld wanneer in die procedure een onherroepelijke eindbeslissing is gegeven. Een dergelijke voorwaarde, gekoppeld aan een andere, bij deze rechtbank aanhangige procedure, is voldoende bepaald en toelaatbaar.
4.7. De rechtbank zal evenwel de onherroepelijke eindbeslissing in die andere, bij deze rechtbank aanhangig procedure niet afwachten. Reeds nu is duidelijk dat ook wanneer die voorwaarde is vervuld, de vordering zal moeten worden afgewezen. Zoals onder 4.2 vastgesteld, heeft [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] erkend dat sprake was van een lening. Dan valt niet in te zien hoe het doen ondertekenen van een schriftelijk stuk, waarin die overeenkomst wordt vastgelegd, jegens hem onrechtmatig is. Ook wanneer wordt uitgegaan van de juistheid van de door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] gestelde omstandigheden (dat wil zeggen, dat Bodisq, continuering van de samenwerking voorspiegelend, ondertekening heeft verzocht, terwijl zij voornemens was de samenwerking met [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] op korte termijn te beëindigen), dan nog is geen sprake van onrechtmatig handelen jegens [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie]. Immers, Bodisq heeft niet iets van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] verkregen wat zij niet – ook in de opvatting van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] – al had: de lening bestond al, zij is niet ontstaan door de ondertekening door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] van het schriftelijk stuk. Overigens heeft [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] geen enkel inzicht gegeven in de mate waarin hij op dit punt door het door hem gestelde handelen van Bodisq schade heeft geleden en dat die schade gelijk is aan het door Bodisq in conventie gevorderde bedrag. De vordering wordt afgewezen. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5. De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] tot betaling aan Bodisq van een bedrag € 44.564,20, vermeerderd met wettelijke rente daarover vanaf 5 april 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] in de kosten van de procedures (die van het beslag daaronder begrepen), aan de zijde van Bodisq begroot op € 980,-- aan griffierecht, € 575,38 aan overige verschotten en € 1.788,-- aan salaris procureur in conventie en € 894,-- aan salaris procureur in voorwaardelijke reconventie;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2007.