ECLI:NL:RBMID:2007:BB9174

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
21 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
50571 HA ZA 05-620
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomsten en bewijsvoering in civiele procedure

In deze zaak vorderde LTD Projectontwikkeling B.V. de ontbinding van twee overeenkomsten met [GEDAAGDE] betreffende de doorverkoop van percelen grond. LTD stelde dat er al vóór de ondertekening op 5 augustus 2005 overeenstemming was bereikt, maar de rechtbank oordeelde dat LTD niet voldoende bewijs had geleverd voor deze stelling. De rechtbank concludeerde dat er geen overeenkomsten tot stand waren gekomen, omdat [GEDAAGDE] ontkende de overeenkomsten te hebben ondertekend. De getuigenverklaringen waren niet overtuigend genoeg om de stelling van LTD te onderbouwen. De rechtbank wees de vorderingen van LTD af en veroordeelde haar in de proceskosten van [GEDAAGDE].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
50571HA ZA 05-62050571HA ZA 05-62031 oktober 2007
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 50571 / HA ZA 05-620
Vonnis van 21 november 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LTD PROJECTONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Bruinisse,
eiseres,
procureur mr. E.H.A. Schute,
advocaat mr. W.H. Lindhout te Bergen op Zoom,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te Bruinisse,
gedaagde,
procureur mr. J.B. de Meester.
Partijen zullen hierna LTD en [GEDAAGDE] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding
de conclusie van antwoord
de conclusie van repliek tevens houdende akte wijziging eis
de antwoordakte wijziging van eis
de conclusie van dupliek
de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken (producties 34 en 35).
De feiten
[GEDAAGDE] is pachter van twee aaneengesloten stukken (bouw-)land te Bruinisse, kadastraal bekend gemeente Bruinisse, [SECTIE], nummers [NUMMER 1] en [NUMMER 2]. Het perceel [NUMMER 1] was eigendom van het Waterschap Zeeuwse Eilanden (hierna: het Waterschap), het perceel [NUMMER 2] was eigendom van de ouders van [GEDAAGDE].
2.2. LTD heeft met [GEDAAGDE] gesproken over verwerving door haar – LTD – van de percelen. Daarvoor was nodig dat [GEDAAGDE] eerst zelf de gronden verwierf. Voor het voeren van onderhandelingen over de diverse transacties heeft LTD [VAN P.] Bemiddelingen (bestaande uit vader en zoon [VAN P.]) uit Oude Tonge ingeschakeld. De [VAN P.]s hebben gesproken met [GEDAAGDE], met de ouders van [GEDAAGDE] en met het Waterschap.
2.3. Op enig moment he[C.], notaris te Fijnaart, op verzoek van [VAN P.] jr. conceptkoopovereenkomsten opgesteld betreffende de aankoop van beide percelen door [GEDAAGDE] en van de verkoop van beide percelen door [GEDAAGDE] aan LTD.
2.4. De door mr. [C.] opgestelde conceptovereenkomsten zijn diverse malen gewijzigd. Op vrijdagavond 5 augustus 2005 is mr. [C.] in de woning van [GEDAAGDE] geweest. Daar waren toen conceptkoopovereenkomsten aanwezig. Op maandag 8 augustus 2005 heeft [VAN P.] jr. een enveloppe met stukken bij [GEDAAGDE] opgehaald. Bij opening bleek de enveloppe ongetekende exemplaren van de conceptkoopovereenkomsten te bevatten.
2.5. Op 8 november 2005 heeft [GEDAAGDE] bij schriftelijke overeenkomst de beide percelen van respectievelijk het Waterschap en zijn ouders gekocht. Vervolgens heeft hij beide percele[W.], wonende te Bruinisse, en deze op 10 februari 2006 aan [W.] geleverd. [W.] heeft de percelen op dezelfde dag aan VolkerWessels Vastgoed B.V., gevestigd te Rijssen doorgeleverd.
2.6. Op verzoek van LTD is een voorlopig getuigenverhoor gehouden. Steeds in aanwezigheid van beide partijen zijn gehoord zijn mr. [C.] (die zich ten aanzien van een aantal vragen beriep op zijn functionele verschoningsrecht), [D.], notarisklerk bij [C.] (ook zij beriep zich op haar verschoningsrecht), [GEDAAGDE] zelf tweemaal, [VAN P.] (sr.) en [VAN P.] (jr.), [O.], directeur van LTD, [A.D.], oud-medewerker van het Waterschap. Nadat omtrent het beroep op het verschoningsrecht van mr. [C.] en mevrouw [D.] in twee instanties is beslist, heeft mr. [C.] schriftelijk – en later vervat in een notariële akte – antwoord gegeven op de door het Hof niet verschoonbaar geachte vragen. Ten voorlopig tegenverhoor zijn – wederom in aanwezigheid van beide partijen – gehoord C.A.J. [GEDAAGDE], echtgenote van [GEDAAGDE], en [W.].
Het geschil
Na wijziging van eis (zonder processueel bezwaar van [GEDAAGDE]) vordert LTD dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen gesloten koopovereenkomsten – schriftelijk bekrachtigd door [GEDAAGDE] door ondertekening op 5 augustus 2005 – betreffende eerdergenoemde percelen op grond van wanprestatie van [GEDAAGDE] ontbindt, voor recht verklaart dat [GEDAAGDE] aansprakelijk is voor de door LTD als gevolg van die wanprestatie geleden en nog te lijden schade en dat [GEDAAGDE] gehouden is die schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens te wet, te voldoen (met verwijzing naar een schadestaatprocedure), alles met veroordeling van [GEDAAGDE] in de kosten van deze procedure.
3.2. LTD voert aan dat tussen haar (vertegenwoordigd door vader en zoon [VAN P.]) en [GEDAAGDE] onderhandelingen hebben plaatsgevonden die hebben geleid tot overeenstemming. Ook met de ouders van [GEDAAGDE] en met het Waterschap is onderhandeld en ook met hen is overeenstemming bereikt. Zij zouden hun percelen verkopen en leveren aan [GEDAAGDE] en die zou de percelen direct doorverkopen en leveren aan LTD. Notaris [C.] heeft vervolgens vier verschillende conceptkoopovereenkomsten (twee betreffende de verkoop van de percelen aan [GEDAAGDE] en twee betreffende de (door-)verkoop door [GEDAAGDE] aan LTD) opgesteld. [GEDAAGDE] zou als eerste die overeenkomsten ondertekenen (en daarna de andere partijen). In de concepten zijn – op verzoek van [GEDAAGDE] – nog wijzigingen aangebracht (die met name te maken hadden met het recht van terugkoop van [GEDAAGDE] van een deel van grond). Op 5 augustus 2005 heeft [GEDAAGDE] in aanwezigheid van de notaris de vier verschillende koopovereenkomsten ondertekend. Afgesproken was dat [VAN P.] jr. op 8 augustus 2005 de getekende akten bij [GEDAAGDE] zou ophalen; hij heeft echter ongetekende stukken meegekregen. LTD stelt dat met de ondertekening op 5 augustus 2005 met [GEDAAGDE] overeenkomsten zijn aangegaan. [GEDAAGDE] is de overeenkomsten jegens LTD niet nagekomen. Omdat de percelen inmiddels zijn geleverd aan [W.], kan [GEDAAGDE] die overeenkomsten ook niet meer nakomen. De overeenkomsten dienen te worden ontbonden en [GEDAAGDE] dient de door LTD gelden schade te vergoeden.
3.3. [GEDAAGDE] voert verweer. Hij erkent dat er met hem over transactie betreffende de genoemde percelen met hem is gesproken. Hij betwist echter dat op enig moment overeenstemming is bereikt. Met name heeft hij op 5 augustus 2005 geen schriftelijke overeenkomsten ondertekend. Er kan dan ook geen sprake zijn van niet-nakoming en evenmin van ontbinding en vergoeding van schade.
De beoordeling
LTD vordert ontbinding van twee van de door haar gestelde overeenkomsten, namelijk de overeenkomsten tussen haar en [GEDAAGDE] betreffende de doorverkoop – na aankoop door [GEDAAGDE] – van de eerdergenoemde percelen. Voordat wordt toegekomen aan de vraag of er grond is voor ontbinding dient vast te staan dat er overeenkomsten zijn gesloten.
4.2. LTD stelt dat er al voorafgaand aan de opstelling en ondertekening van de conceptovereenkomsten overeenstemming tussen partijen was. Zij geeft daarbij zelf aan dat er ook nadien nog discussie is geweest over de inhoud van de overeenkomsten en dat de conceptovereenkomsten nog zijn gewijzigd. Daarmee staat voldoende vast dat ook in de visie van LTD er toen nog geen (volledige) overeenstemming bestond. Nu LTD de door haar gestelde overeenstemming voorafgaand aan de door haar gestelde ondertekening van de overeenkomsten door [GEDAAGDE] niet nader toelicht – zodat niet kan worden nagegaan welke punten die overeenstemming dan betrof en of er al sprake was van perfecte overeenkomsten – zal aan de stelling dat al vóór 5 augustus 2005 overeenkomsten waren gesloten, worden voorbijgegaan.
4.3. LTD stelt vervolgens dat er overeenkomsten tot stand zijn gekomen op 5 augustus 2005, doordat [GEDAAGDE] toen zijn handtekening onder de conceptovereenkomsten heeft gezet. [GEDAAGDE] heeft betwist op genoemde dag (of op enig ander moment) zijn handtekening onder die schriftelijke stukken te hebben gezet. Gelet op die betwisting is het aan LTD te bewijzen dat daadwerkelijk op 5 augustus 2005 overeenkomsten tot stand zijn gekomen, dat wil zeggen dat [GEDAAGDE] zijn handtekening daadwerkelijk op die avond daaronder heeft gezet.
4.4.1. Vooropgesteld kan dan worden dat LTD geen ondertekende overeenkomsten heeft kunnen overleggen. Zij stelt dat dat komt omdat [GEDAAGDE] de getekende stukken niet wil afgeven. Wat daarvan ook zij, nu de bewijslast aan de kant van LTD ligt, komt die afwezigheid in die zin voor haar risico dat zij thans op andere wijze het bewijs van haar stellingen zal moeten leveren.
4.3.2 Daartoe heeft zij de processen-verbaal, houdende verklaringen van in voorlopig getuigenverhoor gehoorde getuigen overgelegd. Zij heeft voorts een door mr. [V.], notaris te gemeente Moerdijk opgemaakte notariële akte overgelegd, waarin deze relateert hetgeen de voor hem verschenen mr. [C.] heeft verklaard. Die akte is dwingend bewijs in die zin, dat met die akte (behoudens tegenbewijs) hetgeen de notaris [V.] te gemeente Moerdijk heeft verklaard, vast staat. Dat betekent dat vast staat dat mr. [C.] tegenover die notaris heeft verklaard zoals in de akte is vermeld. Aan de inhoud van de verklaring van mr. [C.] komt echter door het enkele feit dat deze in een door een andere notaris opgemaakte akte is opgenomen, geen dwingende bewijskracht toe. Voor wat betreft de inhoud heeft de verklaring dus dezelfde bewijskracht als andere (onbeëdigde) verklaringen.
4.4.3. In zijn notarieel vastgelegde, onbeëdigde verklaring zegt mr. [C.] dat hij “op 5 augustus 2005 (laat in de avond) (…) [VAN P.] jr (heeft) gebeld vanuit het woonhuis van [GEDAAGDE] jr en in diens bijzijn dat verkoper [GEDAAGDE] jr getekend had. (…) De door [GEDAAGDE] jr getekende koopakten zoals vastgehecht aan de dagvaarding d.d. 28 november 2005 als producties 8 tot en met 11 hoefde ik van [GEDAAGDE] jr ook niet mee te nemen.” Deze verklaring is in die zin omslachtig, dat mr. [C.] niet zegt dat [GEDAAGDE] heeft getekend, maar alleen verklaart dat hij telefonisch aan [VAN P.] jr. heeft doorgegeven dat [GEDAAGDE] had getekend. Zijn verwijzing naar de “getekende koopakten” is in die zin controleerbaar onjuist, dat de als producties 8 tot en met 11 bij de dagvaarding gevoegde stukken ongetekende akten zijn. De notaris heeft voorts verklaard (in genoemde notariële verklaring, maar ook als beëdigd getuige in het voorlopig getuigenverhoor) dat hij niet weet of partijen overeenstemming hebben bereikt, zulks omdat hij partijen niet gezamenlijk om de tafel heeft gehad. [VAN P.] jr. heeft als getuige verklaard dat de notar is op een vrijdagavond in augustus 2005 naar [GEDAAGDE] is geweest en toen aan hem – [VAN P.] jr. – telefonisch heeft kenbaar gemaakt dat alles getekend was. [VAN P.] sr. heeft als getuige verklaard dat hij van zijn zoon ([VAN P.] jr.) heeft gehoord dat de notaris in augustus 2005 bij [GEDAAGDE] was geweest en dat de akten toen door [GEDAAGDE] waren getekend. Oostwouder, als getuige gehoord, heeft verklaard dat hij op een vrijdagavond laat (waarvan hij wist dat mr. [C.] naar [GEDAAGDE] zou gaan) van [VAN P.] jr. een telefoontje kreeg dat [GEDAAGDE] had getekend.
4.4.4. Uit het bovenstaande moet worden afgeleid alleen de getuige mr. [C.] uit eigen waarneming verklaart over ondertekening door [GEDAAGDE]. In zijn verklaring is hij echter niet helder over wat er precies is gebeurd en wat hij precies aan [VAN P.] jr. heeft doorgegeven. De anderen baseren hetgeen zij verklaren op wat zij van mr. [C.] hebben gehoord of wat zij hebben gehoord van iemand die dat weer van Mr. [C.] had gehoord.
4.4.5. Voorts blijkt uit de overgelegde stukken dat [GEDAAGDE] zelf, in het voorlopig getuigenverhoor tweemaal gehoord, steeds heeft verklaard dat hij op 5 augustus 2005 geen overeenkomsten heeft getekend.
4.4.6. Naar het oordeel van de rechtbank is met het vorenstaande het bewijs van de stelling van LTD dat [GEDAAGDE] de overeenkomsten op 5 augustus 2005 heeft ondertekend niet geleverd.
4.5. LTD heeft in de dagvaarding uitdrukkelijk bewijs aangeboden van haar stellingen, in het bijzonder door het horen van getuigen. Zij noemt vervolgens als mogelijke getuigen de personen die later, in het voorlopige getuigenverhoor, als getuigen zijn gehoord. In de conclusie van dupliek heeft LTD naar dat bewijsaanbod verwezen. Nu LTD door toewijzing van haar verzoek om een voorlopig getuigenverhoor en het vervolgens feitelijk horen van getuigen al de gelegenheid heeft gekregen het door haar aangeboden bewijs te leveren, en zij van die gelegenheid ook gebruik heeft gemaakt, beschouwt de rechtbank het bij dagvaarding gedane bewijsaanbod als uitgewerkt. Nader bewijs – in aanvulling op hetgeen in voorlopig getuigenverhoor naar voren is gebracht – heeft LTD niet aangeboden. LTD zal daartoe dan ook niet worden toegelaten.
4.6. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat er tussen LTD en [GEDAAGDE] overeenkomsten zijn gesloten. Daarop stuiten de vorderingen van LTD af. Die vorderingen zullen dan ook worden afgewezen. LTD zal, nu zij in het ongelijk wordt gesteld, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen af;
veroordeelt LTD in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [GEDAAGDE] tot op heden begroot op € 244,-- aan griffierecht en € 1.808,-- aan procureurssalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2007.