RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 07/1132 VV en 07/537
uitspraak van de voorzieningenrechter voor bestuursrechtelijke zaken
met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,
tevens uitspraak op het verzoek om toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van die wet
<naam eiser>
gevestigd te <vestigingsplaats>,
eiseres,
gemachtigde mr. J. Ossewaarde, advocaat te Middelburg,
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere,
verweerder.
Op 17 mei 2007 heeft verweerder bekend gemaakt dat hij voornemens is aan de Dienst Landelijk Gebied vrijstelling te verlenen, zoals bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), voor het aanleggen van nieuwe percelen natuur Westkapelle- Vroon.
Eiseres heeft hiertegen een zienswijze ingediend.
Bij besluit van 27 maart 2007 heeft verweerder aan de Dienst Landelijk Gebied te Goes vrijstelling verleend van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ voor het aanleggen van nieuwe percelen natuur Westkapelle-Vroon te Westkapelle (globaal gelegen tussen Westkapelle en Domburg, ten noorden van de Oude Zandweg, Slaakweg en Jan Moensweg en ten westen van de Baaiweg, behoudens perceel sectie G, nr 1107, dat ten oosten van de Baaiweg ligt), kadastraal bekend gemeente Veere, kaart Westkapelle, sectie F, nrs. 2570, 2286, 2284, 2312, 2319 en 2317 en G, nr. 1107, onder de volgende voorwaarden:
- de aan te leggen nieuwe percelen natuur tussen K. de Vosweg-Jan Moensweg-Baaiweg, kadastraal bekend gemeente Veere, kaart Westkapelle, sectie F, nrs. 2312, 2319 en 2317 niet eerder aan te leggen dan er definitieve duidelijkheid bestaat over de verplaatsing/uitbreiding van <bedrijf eiser>;
- voordat met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, moet de familie <naam familie> worden geïnformeerd worden over de start en aard van de werkzaamheden;
- bij het vervoer van grond over de openbare weg moet de K. de Vosweg zoveel mogelijk ontzien worden.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft dit bezwaar doorgestuurd naar de rechtbank om als beroep te worden behandeld.
Hangende het beroep heeft eiseres aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is op 11 december 2007 behandeld ter zitting. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde, <gemachtigde 2 en 3>. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde E. Louwerse. Namens de Dienst Landelijk Gebied zijn R. Rozemeijer en H.C.P. de Kam verschenen.
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Op grond van artikel 8:86 van de Awb kan de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak, indien het verzoek wordt gedaan terwijl beroep bij de rechtbank is ingesteld en hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van het geschil.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter van oordeel dat de beoordeling van de zaak geen nader onderzoek meer vergt, terwijl ook overigens niet is gebleken van feiten en omstandigheden die zich tegen toepassing van artikel 8:86 Awb zouden verzetten.
Er is derhalve aanleiding om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2. Verweerder heeft aan de Dienst Landelijk Gebied vrijstelling verleend van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ ten behoeve van de ontwikkeling van het door hem beoogde natuurgebied Westkapelle-Vroon. Ingevolge voormeld bestemmingsplan hebben de in geding zijnde gronden de bestemming ‘Agrarische doeleinden, subbestemming landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden’ en ‘Agrarische doeleinden, subbestemming landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwetenschappelijke waarden’. Het natuurplan is daarmee in strijd.
Verweerder heeft in het vrijstellingsbesluit bepaald dat een deel van dit natuurplan nog niet zal worden uitgevoerd. Het is namelijk de bedoeling dat <bedrijf eiser> wordt verplaatst naar <adres>. Zolang geen duidelijkheid bestaat of deze verplaatsing doorgang zal vinden, wordt de natuurontwikkeling tussen de K. de Vosweg-Jan Moensweg-Baaiweg voorlopig niet uitgevoerd.
3. Eiseres kan zich met de verleende vrijstelling niet verenigen, omdat daarbij haar belangen onvoldoende zijn betrokken. Als gevolg van het vrijstellingsbesluit en de aanleg van natuur in haar directe omgeving zal eiseres worden belemmerd in haar bedrijfsuitoefening c.q. bedrijfsuitbreiding.
4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5. Uit de dossierstukken blijkt dat verweerder op 26 oktober 2006 een nieuw bestemmingsplan heeft vastgesteld, de 2e herziening van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’. Dit nieuwe bestemmingsplan is op 26 juni 2007 door Gedeputeerde Staten van Zeeland (GS) (gedeeltelijk) goedgekeurd.
6. Op grond van artikel 28, zevende lid, van de WRO treedt een besluit van GS over de goedkeuring van een bestemmingsplan - alsmede het bestemmingsplan zelf - in werking op de eerste dag na afloop van de beroepstermijn tegen het goedkeuringsbesluit. De inwerkingtreding kan echter worden opgeschort door tijdens de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening bij de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in te dienen.
7. Verweerder heeft aangegeven dat tegen het nieuwe bestemmingsplan noch tegen de goedkeuring hiervan door GS , voor zover dit betreft het wijzigen van de bestemming ten behoeve van het natuurontwikkelingsgebied Westkapelle-Vroon, zienswijzen, bedenkingen of beroepen zijn ingediend.
8. Ter zitting heeft gemachtigde van eiseres bevestigd dat tegen het nieuwe bestemmingsplan of de goedkeuring daarvan door eiseres geen rechtsmiddelen zijn aangewend.
9. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat dit nieuwe bestemmingsplan inmiddels in werking is getreden en rechtens onaantastbaar is.
10. De voorzieningenrechter leidt voorts uit de plankaart bij dit nieuwe vigerende bestemmingsplan af dat dit plan (mede) het gebied omvat waarop de vrijstelling betrekking heeft en dat dat gebied een natuurbestemming heeft gekregen. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat het deel van het nieuwe bestemmingsplan dat overeenkomt met de vrijstelling onherroepelijk is.
11. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat het beoogde natuurontwikkelingsplan in overeenstemming is met de thans ter plaatse vigerende bestemming. Dit brengt mee dat eiseres niet meer kan bewerkstellingen hetgeen zij met het instellen van beroep heeft beoogd. Thans kan het natuurgebied immers zonder vrijstelling worden gerealiseerd, omdat dit niet langer in strijd is met de bestemming. Er bestaat derhalve geen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het vrijstellingsbesluit. De voorzieningenrechter verwijst in dit kader naar een uitspraak van de ABRvS van 11 oktober 2006 (LJN: AY9857).
12. De stelling van eiseres dat artikel 19b van de WRO maakt dat het vrijstellingsbesluit geen onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan en dat de voorwaarden uit het vrijstellingsbesluit blijven bestaan naast het bestemmingsplan, is in beginsel juist. In dit geval echter is vrijstelling verleend van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’, terwijl thans een nieuw bestemmingsplan vigeert.
13. Gelet op voorgaande verklaart de voorzieningenrechter het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2007
door mr. G.J.A. van Unnik als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel als griffier.
Griffier, Voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak kan, voorzover er op het beroep is beslist, een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.