51161HA ZA 06-4651161HA ZA 06-46[datum_beslissing]
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 6 februari 2008
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 51161 / HA ZA 06-46 van
BOUW- EN EXPLOITATIE KONINKRIJKSZAAL CENTRUM,
verweerster in reconventie,
procureur mr. B. van Leeuwen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KONINKLIJKE SCHELDE GROEP B.V.,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SAGRO AANNEMINGSMAATSCHAPPIJ ZEELAND B.V.
gevestigd te te ‘s Heerenhoek, gemeente Borssele,
procureur mr. S.D. Spruyt,
partijen zullen hierna respectievelijk de Stichting, de Schelde en Sagro worden genoemd.
De procedure51161 / HA ZA 06-46[jw.sys.2.zaaknr_rolnummer_rekestnr]51161 / HA ZA 06-46[jw.sys.2.zaaknr_rolnummer_rekestnr]
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het vonnis in het incident tot vrijwaring en in het incident tot voeging van 21 juni 2006;
de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie zijdens de De Schelde ;
de conclusie van antwoord zijdens Sagro;
de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie zijdens de Stichting;
de conclusie van dupliek in conventie tevens houdende van repliek in reconventie zijdens de Schelde;
de conclusie van dupliek zijdens Sagro;
de conclusie van dupliek in reconventie zijdens de Stichting;
de akte uitlating producties zijdens de Schelde.
De Stichting is sinds 1974 eigenaar van de onroerende zaak aan de [adres] in Vlissingen. De onroerende zaak grensde aan de achterzijde en de linkerzijde aan de opstallen die eigendom waren van de Schelde. Sagro heeft deze opstallen in opdracht van de Schelde gesloopt. Op 5 april 2005 heeft in opdracht van Sagro een vooropname door Geschiere Josiasse plaatsgevonden. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het als productie 1 aan de dagvaarding gehechte rapport. Tijdens de sloopwerkzaamheden is tussen de betrokken partijen onenigheid ontstaan over de uitvoering van de werkzaamheden en de gevolgen daarvan voor de Stichting.
De Stichting vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de Schelde tegenover de Stichting aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden;
de Schelde veroordeelt tot vergoeding van de schade op te maken bij staat;
de Schelde veroordeelt tot vergoeding van de wettelijke rente vanaf 17 maart 2005, althans vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
de Schelde veroordeelt in de kosten van de procedure.
De Stichting legt aan haar vordering ten grondslag dat de Schelde heeft nagelaten om voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden contact op te nemen met de Stichting voor het treffen van deugdelijke voorzieningen met betrekking tot de sterkte, stijfheid, stabiliteit, brandwerendheid, vochtwerendheid en uiterlijk aanzien van de door de sloopwerkzaamheden vrijkomende muren van het aan haar in eigendom toebehorende gebouw. Twee van de door de sloopwerkzaamheden vrijkomende muren zijn van binnenmuur buitenmuur geworden. Overleg tussen partijen heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd. Dat heeft ondermeer geleid tot een kort geding dat op 15 september 2006 tussen de Stichting en de Schelde heeft gediend. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in een proces-verbaal van die datum ( productie 1 conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie). Nadat partijen afspraken hadden gemaakt, heeft Sagro de sloopwerkzaamheden voortgezet. Als gevolg van deze werkzaamheden is schade ontstaan aan het pand van de Stichting. Er is sprake van zettingscheuren. De overgebleven muur aan de achterzijde van het gebouw van de Stichting, die aanvankelijk een binnenmuur was en thans de buitenmuur vormt, blijkt nie t gefundeerd te zijn als gevolg waarvan de stabiliteit van het gebouw ernstig in gevaar is gekomen. De scheurvorming is toegenomen. De Stichting heeft de schade aanvankelijk begroot op van € 650.000,00. Deskundigen hebben de schade inmiddels vastgesteld op respectievelijk € 305.592,00 en € 337.220,93, afhankelijk van de te hanteren methode van herstel.
De Schelde voert verweer. De Schelde stelt zich op het standpunt dat de Stichting niet duidelijk heeft gemaakt op welke juridische grondslag de Stichting haar vordering op de Schelde baseert. De Schelde is niet de sloper, dat is Sagro. In opdracht van De Schelde heeft Sagro in overeenstemming met de sloopvergunning de sloopwerkzaamheden uitgevoerd. In de sloopvergunning zijn geen specifieke verplichtingen aan De Schelde opgelegd. De Schelde is niet verplicht de kosten op zich te nemen van gemeenschappelijke muren en van de sloop van belendende panden. Het pand van de Schelde stond er al toen het pand van de Stichting werd gebouwd. De zijmuur van het pand van de Schelde rustte in 1941 al op een betonnen fundering. De Schelde heeft de muur door Sagro laten ontdoen van leidingen en laten voorzien van een verankering van het pand van de Stichting in die muur. Zij heeft verder de muur laten vlak maken en laten voorzien van een solide grijs kleurige coating. De muur is wind- en vochtvrij opgeleverd. Aan de bovenzijde is de muur afgewerkt met bitumen. Wat betreft de achtermuur was sprake van een andere situatie. De Schelde heeft daar tegen de achtergevel van het pand van de Stichting aangebouwd. De achtergevel is – evenals de zijmuur - gefundeerd met uitzondering van een klein gedeelte. Volgens de wetgever dient de eigenaar van het overgebleven gebouw in beginsel de kosten te dragen van het geschikt maken van de muur als buitenmuur. Uit alle rapporten blijkt dat het pand van de Stichting al voor de sloop zwakke plekken vertoonde. De door de verzekeraar van Sagro ingeschakelde expert heeft de schade volgens het als productie 4 bij de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, begroot op € 11.750,00. De Stichting is er niet in geslaagd aan te tonen dat zij meer en/of andere schade heeft geleden. Zij heeft haar vordering onvoldoende onderbouwd. Zij heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt:
(i) dat sprake is van zettingscheuren die veroorzaakt zijn door de sloopwerkzaamheden en
(ii) die noodzaken tot sloop van het gehele pand en nieuwbouw;
(iii) dat indien en voor zover van scheuren sprake is, deze scheuren niet (mede) door een andere oorzaak kunnen zijn ontstaan (vgl de scheuren die bij de vooropname zijn geconstateerd en de scheuren die zijn geconstateerd door Lengkeek (productie 4);
(iv) dat zij tengevolge van de sloopwerkzaamheden schade heeft geleden of zal lijden ten belope van ongeveer € 650.000,00;
(v) dat het pand van de Stichting wel zoveel waard is als nu de aan schade aan dat pand wordt gevorderd c.q. de kosten van het herbouwen van een vergelijkbaar pand zoveel bedragen;
(vi)dat de Schelde aansprakelijk is voor die schade en
(vii)dat zijzelf voldoende heeft gedaan om haar schade zoveel mogelijk te beperken, bijvoorbeeld door naar behoren mee te werken aan opname van de schade door de verzekeringsexpert en herstel van de schade door de Schelde/Sagro en door behoorlijk verzekerd te zijn voor dergelijke schade.
Sagro voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat tussen alle partijen vaststaat
dat zij schade heeft veroorzaakt aan het pand van de Stichting. Die schade is door een
deskundige vastgesteld op € 13.982,50. Zij aanvaardt niet meer aansprakelijkheid dan waartoe zij zich tegenover De Schelde heeft verbonden. De Schelde en Sagro zijn steeds zorgvuldig omgesprongen met de belangen van de Stichting. Het pand van de Stichting vertoonde al voor de sloop zwakke plekken.
Het geschil in reconventie
De Schelde vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad de Stichting veroordeelt om onmiddellijk, althans binnen tien dagen na betekening van het vonnis, aan de Schelde te voldoen een rente van 4%, althans een in de markt gangbare rente voor leningen dan wel een door de rechtbank vast te stellen rentepercentage over een bedrag van € 1.783.574,38 over de periode van 23 december 2005, althans van 6 januari 2006 tot 29 maart 2006 en over een bedrag van € 773.500,00 over de periode van 23 december 2005, althans van 6 januari 2006 tot 3 mei 2006, subsidiair een rente van 2,6 % over een bedrag van € 1.783.574,38 over de periode van 23 december 2005, althans van 6 januari 2006, tot 29 maart 2006 en over een bedrag van € 773.500,00 over de periode van 23 december 2005, althans van 6 januari 2006 tot 3 mei 2006, met veroordeling van de Stichting in de kosten van de procedure.
De Schelde legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. De Stichting heeft ten onrechte ten laste van de Schelde beslag gelegd onder de gemeente Vlissingen. Door dit beslag is de betaling van een bedrag van € 2.086.667, 00 aan de Schelde geblokkeerd. De Schelde heeft daardoor schade geleden. De schade is gelijk aan de rente die de Schelde verschuldigd zou zijn geweest om dit bedrag elders te lenen om haar begroting weer sluitend te krijgen. Die rente bedraagt 4% per jaar. Subsidiair bestaat de schade uit de rente die zij vergoed zou hebben gekregen indien het bedrag tijdig had ontvangen en vervolgens op een depositorekening had gezet. De rente in de markt bedroeg 2,6% per jaar.
De Stichting voert verweer. Zij betwist dat de Schelde schade heeft geleden als gevolg van het op 6 januari 2006 gelegde beslag. De primaire vordering dient te worden afgewezen omdat de Schelde geen bedrag elders heeft geleend. De Schelde heeft haar subsidiaire vordering onvoldoende onderbouwd.
De beoordeling in conventie
De vordering van de Stichting strekt tot vergoeding van de schade op te maken bij staat. Tussen partijen staat vast dat de sloopwerkzaamheden zijn uitgevoerd door Sagro en dat als gevolg van die sloopwerkzaamheden schade is ontstaan aan het gebouw van de Stichting. De Stichting legt aan haar vordering ten grondslag dat de Schelde uit onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de schade die door de sloopwerkzaamheden is ontstaan. Artikel 6:171 van het Burderlijk Wetboek regelt de aansprakelijkheid voor de niet-ondergeschikte. Dit artikel moet restrictief worden uitgelegd (HR 21 december 2001, JOR 2002,46). Aansprakelijkheid voor onrechtmatig handelen van een niet-ondergeschikte bestaat alleen indien het gaat om werkzaamheden die een opdrachtgever ter uitoefening van zijn bedrijf door die opdrachtnemer doet verrichten. Aansprakelijkheid kan niet worden aangenomen indien de benadeelde, in dit geval de Stichting, Sagro en de Schelde niet als een zekere eenheid kan beschouwen. De schade behoort dan niet tot de risicosfeer van de Schelde. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de Schelde niet aansprakelijk is voor de als gevolg van de door Sagro uitgevoerde sloopwerkzaamheden ontstane schade en dat de vordering van de Stichting dient te worden afgewezen.
De Stichting dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
De beoordeling in reconventie
Hetgeen de rechtbank in conventie heeft overwogen brengt met zich dat de Stichting ten onrechte ten laste van de Schelde beslag heeft doen leggen onder de gemeente Vlissingen en aansprakelijk is voor de dientengevolge door de Schelde geleden schade. Nu gesteld, noch gebleken is dat de Schelde op enig moment geld heeft geleend om haar begroting sluitend te krijgen, zal de rechtbank de primaire vordering afwijzen. Omdat wel vast staat dat de Schelde als gevolg van het beslag niet over de door de gemeente verschuldigde bedragen heeft kunnen beschikken en derhalve schade heeft gelden in de vorm van rentederving, zal de rechtbank de subsidiaire vordering toewijzen.
De Stichting dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
De beslissing in conventie
wijst de vordering van af;
veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding welke aan de zijde van de Schelde tot aan dit moment begroot op € 248,00 wegens griffierecht en € 1.130,00 wegens procureursalaris;
verklaart dit vonnis met betrekking tot de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
De beslissing in reconventie
veroordeelt de Stichting binnen tien dagen na betekening van het vonnis aan de Schelde te voldoen een rente van 2,6 % over een bedrag van € 1.783.574,38 over de periode van 23 december 2005 tot 29 maart 2006 en over een bedrag van € 773.500,00 over de periode van 23 december 2005 tot 3 mei 2006;
veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding welke aan de zijde van de Schelde tot aan dit moment worden begroot op € 1.130,00 wegens procureurssalaris;
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2008