ECLI:NL:RBMID:2008:BD5815

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
11 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
58052/HA ZA 07-270
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding door de Gemeente Goes ten aanzien van mestbassin gebruik door akkerbouwbedrijf

In deze zaak vorderde [eiseres], een akkerbouwbedrijf in Lewedorp, schadevergoeding van de Gemeente Goes wegens onrechtmatige handelingen met betrekking tot het gebruik van een mestbassin. [eiseres] had het mestbassin gehuurd van [V.E.] en stelde dat de Gemeente haar ten onrechte had belet om het bassin op een bestemmingsplanconforme wijze te gebruiken. De Gemeente had in 1996 en 1997 besluiten genomen die het gebruik van het bassin beperkten, wat leidde tot schade voor [eiseres]. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente onrechtmatig had gehandeld door [eiseres] te beletten het bassin te gebruiken, en dat [eiseres] daardoor schade had geleden. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigden dat het gebruik van het bassin door [eiseres] niet in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente aansprakelijk was voor de schade die [eiseres] had geleden door de onterechte besluiten. De vordering van [eiseres] werd toegewezen, en de Gemeente werd veroordeeld tot schadevergoeding, op te maken bij staat, en in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 11 juni 2008.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
58052 / HA ZA 07-27019 maart 2008
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 58052 / HA ZA 07-270
Vonnis van 11 juni 2008
in de zaak van
1. de maatschap naar burgerlijk recht
[M.V.S.],
gevestigd te Lewedorp, en haar vennoten
2. [eiser sub 2]
wonende Lewedorp, gemeente Borssele,
3. [eiser sub 3],
wonende te Lewedorp, gemeente Borssele,
4. [eiser sub 4],
wonende te Lewedorp, gemeente Borssele,
eiseres,
procureur mr. J. Boogaard,
advocaat mr. J. van Groningen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE GOES,
zetelend te Goes,
gedaagde,
procureur mr. U.T. Hoekstra.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Gemeente genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding;
de conclusie van antwoord;
de conclusie van repliek;
de conclusie van dupliek.
De feiten
[eiseres] exploiteert in Lewedorp een akkerbouwbedrijf dat zich heeft gespecialiseerd in de teelt van aardappelen. De feitelijke teelt vindt plaats op de in de regio gelegen landbouwgronden, die zowel eigendom zijn van [eiseres] als van derden. Voor zover [eiseres] gebruik maakt van gronden van derden sluit zij met die derden een gebruikersovereenkomst af, dan wel wordt de grond gehuurd of gepacht. [eiseres] heeft van [V.E.] een aan [V.E.] in eigendom toebehorend en op haar grond gelegen mestbassin gehuurd. Artikel 6 van de als productie 11 overgelegde OVEREENKOMST TERZAKE HET GEBRUIK VAN EEN MESTBASSIN luidt als volgt: De overeenkomst is aangegaan voor de periode van één jaar, ingaande 16 oktober 1995 en derhalve eindigend op 16 oktober 1996. De overeenkomst wordt na ommekomst van opgemelde termijn van één jaar telkens stilzwijgend verlengd met één jaar, tenzij één der partijen één maand voor het verstrijken van genoemde termijn de andere partij bij aangetekend schrijven meedeelt de overeenkomst niet te zullen verlengen. Bij besluit van 7 oktober 1996 heeft de Gemeente [V.E.] aangeschreven het gebruik van het mestbassin voor mestopslag en mestdistributie voor derden binnen één week te staken op straffe van verbeurte van een dwangsom van f. 10.000,- per overtreding. Bij besluit van gelijke datum heeft de Gemeente [eiseres] aangeschreven het gebruik van het door haar gehuurde mestbassin voor mestopslag en mestdistributie activiteiten voor derden te staken op straffe van een zelfde dwangsom. [eiseres] heeft tegen die aanschrijving bezwaar en beroep ingesteld. De Rechtbank Middelburg heeft het beroep ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij beslissing van 21 januari 1999 met vernietiging van de uitspraak van de rechtbank het beroep alsnog gegrond verklaard en heeft het besluit van de Gemeente van 7 oktober 1996 vernietigd. De Afdeling heeft overwogen dat vaststaat dat het gebruik dat [eiseres] ten behoeve van haar onderneming van het mestbassin maakt niet is verboden en dat [eiseres] door toe te staan dat het bassin tevens wordt gebruikt ten behoeve van met het bestemmingsplan strijdige activiteiten niet zelf als overtreder is aan te merken. De Gemeente was derhalve niet bevoegd [eiseres] aan te schrijven zoals zij had gedaan. Bij besluit van 24 december 1997 hebben burgemeester en wethouders van Goes [eiseres] verboden vanaf 1 oktober 1997 toe te staan om de mestzak te (laten) vullen met meer dan 1250 m3 mest en/of de aanwezigheid van een grotere hoeveelheid dan 1250 m3 toe te staan en [eiseres] gelast de mestzak hetzij te verwijderen hetzij zodanig aan te passen dat de inhoud daarvan niet groter zal zijn dan 1250 m3. Tevens hebben zij bepaald dat [eiseres] een dwangsom zal verbeuren van fl. 300.000,00 met een maximum van fl. 300.000,00 voor elke dag dat de mestzak niet is verwijderd dan wel de capaciteit daarvan niet overeenkomstig de last is teruggebracht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij beslissing van 4 december 2002 het door [eiseres] ingestelde beroep gegrond verklaard en overwogen dat een mestzak op het perceel niet in strijd is met het bestemmingsplan, dat [eiseres] de mestzak in overeenstemming met die bestemming gebruikt en dat in de planvoorschriften geen nadere vereisten zijn gesteld aan de inhoud of de omvang van de mestzak. Bij besluit van 20 december 2001 heeft de gemeenteraad van Goes aan het perceel [adres] te Eindewege de bestemming “Agrarische doeleinden, klasse F” toegekend zonder agrarisch bouwblok. De Afdeling bestuursrecht van de Raad van State heeft bij beslissing van 29 april 2003 dit besluit vernietigd.
Het geschil
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover de wet zulks toelaat uitvoerbaar bij voorraad, de Gemeente veroordeelt aan [eiseres] de door haar geleden schade te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 15 oktober 1995, althans met ingang van de dag der dagvaarding, tot die der algehele voldoening, telkens na afloop van een jaar te vermeerderen met de over dat jaar verschuldigde rente, een en ander met veroordeling van de Gemeente in de kosten van de procedure.
[eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. De Gemeente heeft willens en wetens [eiseres] belet op een bestemmingsplanconforme wijze gebruik te maken van het mestbassin ten behoeve van haar akkerbouwbedrijf. De enige voorwaarde die voor het gebruik van het mestbassin gold, was dat de mest moest worden aangewend ten behoeve van het akkerbouwbedrijf van [eiseres]. Zowel in de bestuursrechtelijke als in de civielrechtelijke procedures heeft de Gemeente steevast het standpunt ingenomen dat het [eiseres] niet toegestaan was gebruik te maken van het mestbassin. De Gemeente heeft een verkeerde uitleg gegeven aan haar eigen bestemmingsplan. De Gemeente heeft aldus onrechtmatig tegenover [eiseres] gehandeld. Uit het arrest van het Gerechtshof van 5 september 2002 en uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak volgt, dat de Gemeente [eiseres] ten onrechte heeft belet om de volledige capaciteit van het mestbassin te gebruiken ten behoeve van de in de betreffende periode in gebruik zijnde landbouwgronden. [eiseres] heeft daardoor schade geleden. Zij heeft gedurende de jaren dat zij heeft geprocedeerd geen landbouwgrond van derden kunnen huren, waardoor zij omzet heeft gederfd. Voorts heeft [eiseres] geen vergoeding voor mest ontvangen die gewoonlijk door de veehouder werd betaald. [eiseres] heeft zich genoodzaakt gezien om op de door haar beteelde landbouwgronden dure kunstmest toe te passen. Verder is zij rente misgelopen over gederfde winst, heeft zij kosten moeten maken vanwege de door haar ingeschakelde deskundigen en lijdt zij belastingschade. Door toedoen van de Gemeente heeft [eiseres] een verdere ontwikkeling van haar bedrijf 5 jaar later kunnen realiseren dan bij een juiste toepassing van het bestemmingsplan het geval geweest zou zijn. De hoogte van de schade zal in een schadestaat procedure moeten worden vastgesteld.
Gemeente voert verweer. Bij besluit van 7 oktober 1996 heeft de Gemeente [eiseres] aangeschreven om het gebruik van het door haar gehuurde mestbassin voor mestopslag en –distributie door derden te laten staken. Dit heeft zich niet gericht tegen de bedrijfsuitoefening door [eiseres]. De Gemeente heeft [eiseres] slechts verboden het bassin te (laten) vullen of gevuld te houden met meer dan 1.575 m3, respectievelijk van 1 oktober 1997 met meer dan 1.250 m3. Er moet dus een andere oorzaak zijn geweest die verantwoordelijk was voor het volledig niet gebruiken. [eiseres] heeft in de dagvaarding gesteld dat [V.E.] vanwege de vijandige houding van de Gemeente de samenwerking met [eiseres] heeft moeten opzeggen. Indien dat met zich brengt dat [V.E.] de huurovereenkomst heeft opgezegd betekent, dat dat [eiseres] door deze opzegging niet meer als huurder over de mestzak kon beschikken. Alle bestuursrechtelijke besluiten en procedures zijn er op gebaseerd geweest dat [eiseres] altijd als huurder de beschikking over het mestbassin heeft behouden. De Gemeente betwist dat er een causaal verband bestaat tussen het door de Gemeente beletten van het gebruik van het bassin en eventueel te stellen schade. Zij betwist voorts dat zij [eiseres] heeft belet om de mestzak op een bestemmingsplan conforme wijze te gebruiken. Zij heeft beoogd [eiseres] slechts de helft van het gebruik te ontzeggen. Zij betwist dat er voor [eiseres] enige noodzaak of behoefte was om in het kader van haar bedrijfsuitoefening de mestzak met meer dan 1.250 m3 te vullen. De Gemeente heeft niet beoogd [eiseres] te beletten om het mestbassin voor haar eigen bedrijfsuitoefening te gebruiken; de strekking van de door de Gemeente genomen besluiten van 7 oktober 1996 was slechts te beletten dat [V.E.] in het kader van zijn mest distributieactiviteiten mest zou transporteren naar derden. De vordering van [eiseres] is uitsluitend toewijsbaar ter zake van het ten onrechte opgelegde verbod om de mestzak met meer dan 1.500 c.q. 1.250 m3 mest te vullen.
De beoordeling
In de stukken wordt afwisselend gesproken over een mestbassin en een mestzak. Nu gesteld, noch gebleken is hiermee verschillende zaken wordt bedoeld, zal de rechtbank hierna uitsluitend de aanduiding mestbassin gebruiken. Op grond van het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 januari 1999 staat vast dat de Gemeente bij besluit van 7 oktober 1996 [eiseres] ten onrechte heeft aangeschreven om het gebruik van het mestbassin voor mestopslag en mestdistributie voor derden binnen één week te staken op straffe van verbeurte van een dwangsom van f. 10.000,- per overtreding en om het gebruik van het door haar gehuurde mestbassin voor mestopslag en mestdistributie activiteiten voor derden te staken op straffe van een zelfde dwangsom. Op grond van het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 december 2002 staat vast dat de Gemeente [eiseres] ten onrechte heeft verboden vanaf 1 oktober 1997 toe te staan om de mestzak te (laten) vullen met meer dan 1250 m3 mest en/of de aanwezigheid van een grotere hoeveelheid dan 1250 m3 toe te staan en [eiseres] heeft gelast de mestzak hetzij te verwijderen hetzij zodanig aan te passen dat de inhoud daarvan niet groter zou zijn dan 1250 m3. Tenslotte staat op grond van het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 april 2003 vast dat de gemeenteraad van Goes bij besluit van 20 december 2001 ten onrechte aan het perceel [adres] te Eindewege de bestemming “Agrarische doeleinden, klasse F” zonder agrarisch bouwblok heeft toegekend.
De schadestaatprocedure is toegelaten in een zaak indien de grondslag van de aansprakelijkheid van de schuldenaar is komen vast te staan. Op grond van deze besluiten van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State staat de onrechtmatigheid van de door de Gemeente genomen besluiten vast. [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij door het optreden van de Gemeente schade heeft geleden. In de schadestaatprocedure kan de omvang van de vergoedingsplicht worden bepaald en de vaststelling van de schade plaatsvinden. Weren die de vraag aan de orde stellen of bepaalde schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen kunnen in de schadestaat worden behandeld. De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen.
De Gemeente dient als de in het ongelijk te stellen partij te worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt de Gemeente aan [eiseres] te vergoeden de door hem geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de door de Gemeente op 7 oktober 1996, 24 december 1997 en op 20 december 2001 jegens hem genomen besluiten, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding welke aan de zijde van [eiseres] tot aan dit moment worden begroot op € 251,00 wegens griffierecht, € 70,85 wegens overige verschotten en € 904,00 wegens procureurssalaris;
verklaart het vonnis met betrekking tot de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op
11 juni 2008