ECLI:NL:RBMID:2008:BD6898

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
4 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/586VV en 08/587VV
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.C.M. Reinarz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bouwstop en gedogen voortgang bouw voor woning ten behoeve van gehandicapt kind

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg op 4 juli 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van bestuursrecht en omgevingsrecht. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.P. Cornelissen, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, dat haar had opgelegd om de bouwwerkzaamheden aan haar woning te staken. Dit besluit volgde op een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juni 2008, waarin de bouwvergunning was geschorst. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bouwwerkzaamheden in strijd waren met deze eerdere uitspraak, omdat er alternatieve oplossingen mogelijk waren die minder bezwarend voor de omgeving zouden zijn.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de voortgang van de werkzaamheden zou leiden tot onomkeerbare ontwikkelingen, waardoor andere vormen van uitbreiding van de woning niet meer mogelijk zouden zijn. De rechter heeft de gemeente Schouwen-Duiveland veroordeeld tot het betalen van de kosten van de procedure, begroot op € 966,- aan verzoekster. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 10.000,- per dag voor het niet naleven van de uitspraak, met een maximum van € 500.000,-. De voorzieningenrechter heeft de besluiten van 1 en 2 juli 2008 geschorst tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift van verzoekster tegen het besluit van 30 januari 2008, dat de bouwvergunning betrof.

De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van eerdere rechterlijke beslissingen en de bescherming van de belangen van verzoekster, die een woning nodig heeft voor de verzorging van haar gehandicapte dochter. De rechter heeft de gemeente opgedragen om volledig uitvoering te geven aan de eerdere uitspraak en heeft de verzoekster in haar kosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 08/586VV en 08/587VV
Uitspraak van de voorzieningenrechter voor bestuursrechtelijke zaken
met toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
(voorlopige voorziening)
inzake
[naam],
wonende te [plaats],
verzoekster,
gemachtigde mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis,
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland,
gevestigd te Zierikzee,
verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2008, kenmerk REB/JO/08vH06872, heeft verweerder een bouwstop met betrekking tot werkzaamheden aan de woning, gelegen aan de [straatnaam] te [plaats], opgelegd aan [naam], wonend op voornoemd adres.
Bij besluit van 2 juli 2008, kenmerk REB/JO/08vH06998, heeft verweerder aan [naam] meegedeeld dat de werkzaamheden met betrekking tot de lift in de woning aan de [straatnaam] te [plaats] worden gedoogd.
Tegen beide besluiten heeft verzoekster bezwaarschriften ingediend. Tevens heeft zij bij de voorzieningenrechter van de rechtbank twee verzoeken om een voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft aanleiding gezien om met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beide besluiten telefonisch te schorsen tot en met de behandeling van het verzoek ter zitting.
De verzoeken zijn op 3 juli 2008 ter zitting behandeld. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden W.M.C. van Brouwershaven en J.F. Okma. Voorts zijn verschenen [naam] en zijn echtgenote, bijgestaan door mr. J.A. de Waard, advocaat te Goes.
II. Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Bij besluit van 30 januari 2008 heeft verweerder met toepassing van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) aan [naam] vergunning verleend voor het vergroten van zijn woning op het perceel, kadastraal bekend: [nummer], en plaatselijk bekend: [straatnaam]te [plaats].
3. Het bouwplan behelst een uitbreiding op de begane grond en de eerste verdieping van genoemde woning ten behoeve van de verzorging voor de gehandicapte dochter van [naam].
4. In zijn uitspraak van 5 juni 2008 heeft de voorzieningenrechter het besluit van 30 januari 2008 geschorst tot zes weken na de verzending van de beslissing op bezwaar.
5. Op 9 juni 2008 heeft verzoekster zich tot verweerder gewend met een verzoek tot handhaving met als reden dat er ondanks de schorsing van de bouwvergunning werkzaamheden werden verricht. Verweerder heeft vervolgens geconstateerd dat de bouwwerkzaamheden werden voortgezet.
6. Bij besluit van 1 juli 2008 heeft verweerder aan [naam]een last onder dwangsom opgelegd in die zin dat de bouwwerkzaamheden aan de woning aan de [straatnaam] per direct worden gestaakt en gestaakt dienen te blijven totdat er overeenkomstig een verleende bouwvergunning kan worden gebouwd op verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,- per dag met een maximum van € 50.000,-, met dien verstande dat het is toegestaan de keuken en het toilet op de begane grond te vernieuwen en de badkamer en slaapkamer op de etage af te werken.
7. Op verzoek van [naam] heeft verweerder bij besluit van 2 juli 2008 besloten dat de bouwstop wordt opgeheven voor zover betrekking hebbend op de werkzaamheden voor de lift.
8. Verzoekster heeft gevraagd om onmiddellijke schorsing van beide besluiten. Verzoekster stelt dat het voortzetten van de verbouwing tot onomkeerbare ontwikkelingen leidt en een eventueel door haar voorgestaan compromis (uitbreiding op de begane grond in plaats van op de verdieping) feitelijk blokkeert.
9. De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
Uit het besluit van 1 juli 2008 blijkt dat de bouwwerkzaamheden zijn voortgezet in strijd met de uitspraak van 5 juni 2008 van de voorzieningenrechter, waarbij de bouwvergunning is geschorst. In die uitspraak heeft de voorzieningenrechter onder meer overwogen dat noch uit de medische verklaring van de revalidatiearts, noch uit de toelichting van de architect de conclusie kan worden getrokken dat uitsluitend de thans vergunde uitbreiding van de woning de ouders in staat stelt om hun dochter thuis te verzorgen. Met andere woorden: er zijn alternatieve oplossingen mogelijk die voor de omgeving minder bezwarend zijn. Verzoekster is bereid om met een op andere wijze vormgegeven, minder bezwaren opleverende, toereikende uitbreiding van de woning in te stemmen.
10. Niet gebleken is dat er een wijziging is opgetreden in de onder punt 9 geschetste omstandigheden. Evenmin is gebleken dat de toestand van de dochter van [naam] is gewijzigd. Vaststaat dat de voortgang van de werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld de plaatsing van de lift en de werkzaamheden aan de wijziging van de eerste verdieping, leidt tot onomkeerbare ontwikkelingen, zodat andere vormen van uitbreiding van de woning niet meer tot de mogelijkheden behoren, althans niet zonder ingrijpende werkzaamheden. Ter zitting is door [naam] verklaard dat de voorbereidende werkzaamheden voor de plaatsing van de lift inmiddels zijn verricht en dat verder uitstel betekent dat de activiteiten pas na de bouwvakvakantie kunnen worden voortgezet. Nu de lift op korte termijn aangebracht zal kunnen worden en niet gebleken is dat [naam] eigener beweging zal afzien van verdere bouwactiviteiten en dat evenmin verweerder bereid is tot handhaving van de bouwstop, is sprake van onverwijlde spoed voor het treffen van een voorziening.
11. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat op zijn instigatie inmiddels een aanvraag voor een bouwvergunning is ingediend die uitsluitend ziet op de bouw van de lift en dat deze aanvraag ingewilligd is of wordt. Verweerder heeft gesteld dat de bouw plaatsvindt binnen het bouwvlak en dat deze niet strijdig is met het Bouwbesluit. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de verlening van de bouwvergunning voor de lift in strijd met de uitspraak van 5 juni 2008, waarbij de bouwvergunning van 30 januari 2008 is geschorst. De bouw van de lift maakt immers deel uit van de aanvraag die geleid heeft tot laatstgenoemde bouwvergunning.
12. De werkzaamheden die verweerder in zijn besluit van 1 juli 2008 onder het kopje “Wat mag nog wel” heeft toegestaan, zijn mogelijk geworden als gevolg van het verrichten van vergunningplichtige werkzaamheden op grond van de bouwvergunning. Aangezien die bouwvergunning door een rechterlijke uitspraak is geschorst, zijn de bouwvergunning-plichtige werkzaamheden onrechtmatig verricht, en dienen ook de daarmee verband houdende niet-bouwvergunningplichtige werkzaamheden achterwege te blijven. Dat is hier te meer van belang nu de oplossing van dit geschil naar het zich laat aanzien zal moeten worden gevonden in een alternatief bouwplan; elke voortzetting van de bouwwerkzaam-heden zal de ontwikkeling van alternatieven bemoeilijken.
13. Ten aanzien van het belang van partijen overweegt de voorzieningenrechter dat de schorsing van de in geding zijnde besluiten in het belang is van verzoekster. [naam]wordt weliswaar gedupeerd door deze schorsing, maar dat belang kan op dit moment niet doorslaggevend zijn, aangezien hij gebruik heeft gemaakt van een nog niet onherroepelijk geworden bouwvergunning. Het risico dat de bouw niet binnen de door [naam] geplande termijn kan worden afgerond, en de negatieve gevolgen van het uitstel van de bouw, dienen daarom voor zijn rekening te komen.
14. De voorzieningenrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat een voorziening dient te worden getroffen als hier onder vermeld en dat ter naleving daarvan aan verweerder een dwangsom dient te worden opgelegd. Hiertoe merkt de voorzieningenrechter op dat verweerder gehouden is volledig uitvoering te geven aan de uitspraak van 5 juni 2008. Door een vergunning te verlenen uitsluitend voor de bouw van een lift, die onderdeel is van de geschorste bouwvergunning, heeft verweerder gehandeld in strijd met de uitspraak van 5 juni 2008.
15. De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiser verzoekster begroot op € 966,-.
III. Uitspraak
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg
treft de volgende voorlopige voorziening:
bepaalt dat het besluit van 1 juli 2008 (kenmerk REB/JO/08vH06872) wordt gehandhaafd voor zover het inhoudt dat de bouwstop volledig dient te worden nageleefd overeenkomstig de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 5 juni 2008 (verzonden 12 juni 2008);
schorst het besluit van 1 juli 2008 (kenmerk REB/JO/08vH06872) voorzover het betreft het toestaan van de werkzaamheden vermeld onder het kopje “Wat mag nog wel”, tot zes weken na de dag waarop verweerder op het bezwaarschrift van verzoekster tegen het besluit van 30 januari 2008 heeft beslist;
schorst het besluit van 2 juli 2008 (kenmerk REB/JO/08vH06998) tot zes weken na de dag waarop verweerder op het bezwaarschrift van verzoekster tegen het besluit van 30 januari 2008 heeft beslist;
veroordeelt verweerder tot een dwangsom van € 10.000,- (tienduizend euro) met een maximum van € 500.000,- (vijfhonderdduizend euro) voor elke dag dat verweerder deze voorziening door handelen of nalaten niet naleeft, te betalen door de gemeente Schouwen-Duiveland aan de Staat der Nederlanden;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op
€ 966,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de gemeente Schouwen-Duiveland aan verzoekster;
bepaalt dat de gemeente Schouwen-Duiveland aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,- (honderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2008
door mr. R.C.M. Reinarz als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Bezemer-Kralt als griffier.
Griffier, Voorzieningenrechter,
Afschrift verzonden op: