ECLI:NL:RBMID:2008:BF0061
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C. de Regt
- Rechtspraak.nl
Persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurder op grond van onrechtmatige daad in het kader van Belgische vonnissen
In deze zaak vorderde de eiseres, gevestigd te Luik, België, dat de rechtbank zou verklaren dat de gedaagde persoonlijk aansprakelijk was op grond van onrechtmatige daad voor de vorderingen die zij had op de gedaagde vennootschap, voortvloeiend uit eerdere Belgische vonnissen. De eiseres had de gedaagde vennootschap in 2003 veroordeeld gekregen door de Rechtbank van Koophandel van Luik tot betaling van een schadevergoeding van € 91.127,99, vermeerderd met wettelijke rente, en had in hoger beroep de bevestiging van dit vonnis gekregen van het Beroepshof van Luik in 2006. De eiseres stelde dat de gedaagde, als bestuurder van de vennootschap, opzettelijk had gehandeld om de verhaalbaarheid van haar vorderingen te bemoeilijken door de vennootschap te 'ontmantelen' en activa te verkopen zonder rekening te houden met de openstaande vorderingen van de eiseres.
De gedaagde voerde verweer en stelde dat de activa voor een normale prijs waren verkocht en dat de opbrengsten waren gebruikt om schulden aan de bank af te lossen. De rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat de gedaagde opzettelijk had gehandeld om de eiseres te benadelen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen door de gedaagde, aangezien hij niet had bewerkstelligd dat de vennootschap haar verplichtingen niet nakwam. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de vereisten voor persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders in het geval van onrechtmatige daad en de noodzaak voor eiseressen om voldoende bewijs te leveren voor hun claims. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet persoonlijk aansprakelijk kon worden gesteld voor de vorderingen van de eiseres, gezien de omstandigheden van de zaak en het gebrek aan bewijs voor opzettelijk onrechtmatig handelen.