ECLI:NL:RBMID:2008:BF1788

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
22 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/700147-08
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Ente
  • A. de Jager
  • J. Schröder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord en bedreiging met een mes in asielzoekerscentrum te Middelburg

In de strafzaak tegen de verdachte, die zich niet kon herinneren wat er was gebeurd tijdens een fatale steekpartij, heeft de rechtbank op 22 september 2008 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van moord en bedreiging met een mes. De rechtbank concludeerde dat, op basis van getuigenverklaringen, de verdachte kalm beraad en rustig overleg had gepleegd voordat hij het slachtoffer met een mes stak. De rechtbank achtte het niet bewezen dat de verdachte niet toerekeningsvatbaar was, ondanks de vastgestelde geestelijke stoornissen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade handelde, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van acht jaar op, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte als asielzoeker en de impact van de detentie op hem. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door de nabestaanden van het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank verklaarde het in beslag genomen mes onttrokken aan het verkeer en gelastte de teruggave van andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/700147-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 september 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1969],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid West – Huis van Bewaring Torentijd te Middelburg,
raadsman mr. E.G.M. Smit, advocaat te Middelburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is op tegenspraak inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 september 2008, waarbij de officier van justitie, mr. Smeenk, en de verdediging hun standpunten hebben kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
(parketnummer 730044-08)
hij op of omstreeks 3 april 2008, in de gemeente Middelburg,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met
zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes,
althans met een op een mes gelijkend voorwerp, naar/in de richting van die
[slachtoffer] (toe)gelopen en/of (vervolgens) met dat/een mes, althans een op een mes
gelijkend voorwerp, achter en/of in de richting van die [slachtoffer] (aan)gerend
en/of (aan)gelopen, in elk geval heeft verdachte opzettelijk dreigend die
[slachtoffer] een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, getoond;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 mei 2008, te Middelburg,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven
heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en
rustig overleg, met een mes in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 2] gestoken/gesneden, waardoor die [slachtoffer 2] ernstig letsel (klieving van de rechter grote ader en de grote slagader rechts en de
rechterlong) heeft opgelopen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 2 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 30 mei 2008, te Middelburg,
opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd,immers heeft verdachte met dat opzet met een mes in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 2] gestoken/gesneden, waardoor die [slachtoffer 2] ernstig letsel (klieving van de rechter grote ader en de grote
slagader rechts en de rechterlong) heeft opgelopen, tengevolge waarvan
voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.2 De bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 2
4.2.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden, nu sprake was van kalm beraad en rustig overleg. Zij leidt dit af uit de uiterlijke gedragingen van verdachte, zoals die blijken uit de getuigenverklaringen van omstanders. Hieruit blijkt dat verdachte met het mes naar de recreatieruimte van het asielzoekerscentrum (azc) is gegaan, daar na binnenkomst direct op het latere slachtoffer [slachtoffer 2] af is gelopen – die met zijn rug naar verdachte stond -, en hem bovenhands in zijn rug heeft gestoken. [slachtoffer 2] heeft zich omgedraaid en is weggerend. Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment ‘wakker’ werd van schreeuwen en dat hij bloed zag. Hij heeft zich toen gerealiseerd wat hij had gedaan, aldus de officier van justitie. Maar in plaats van [slachtoffer 2] te helpen is verdachte met opgeheven mes achter [slachtoffer 2] aangerend en heeft hij geprobeerd hem nogmaals te steken. Dat [slachtoffer 2] dood moest blijkt volgens de officier van justitie ook uit verdachtes verklaring dat dit niet gebeurd zou zijn als [slachtoffer 2] zijn excuses had aangeboden aan verdachte voor het incident op 28 mei 2008, waarbij hij en [slachtoffer 2] slaags raakten. Volgens de officier van justitie ligt het niet voor de hand dat verdachte naar de recreatieruimte ging, gezien zijn gestelde grote angst voor [slachtoffer 2] (en andere Soedanezen) en gezien de redelijke kans dat hij [slachtoffer 2] in de recreatieruimte tegen zou komen. Uit de gedragingen van verdachte blijkt overigens niet dat hij de recreatieruimte opzocht voor de gezelligheid zoals hij verklaard heeft, hij liep immers recht op [slachtoffer 2] af.
4.2.2. Het standpunt van de raadsman
Namens verdachte heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake was van kalm beraad en rustig overleg. Naar aanleiding van het incident op 28 mei 2008 had verdachte angst voor [slachtoffer 2], reden waarom hij ter bescherming van zichzelf een mes bij zich droeg. Verdachte ontkent elk voorafgaand wilsbesluit om [slachtoffer 2] of anderen van het leven te beroven. De omstandigheid dat het voorval zich afspeelde in de recreatieruimte ondersteunt dit: er was geen ongunstiger plek om een mogelijk plan tot moord uit te voeren. Volgens de raadsman is het reëel te veronderstellen dat verdachte uiterst gespannen was door de drank, het incident van 28 mei 2008 en zijn algehele depressieve stemming. Het is aannemelijk dat verdachte bij het binnengaan van de recreatieruimte en het lopen naar de bar [slachtoffer 2] waarnam, en deze naar hem zag kijken. Daardoor hield hij ter plekke zijn emoties niet meer in bedwang, reageerde zijn angst af door de spontane aanval en fatale messteek.
De raadsman bepleit mitsdien vrijspraak voor moord en refereert zich ten aanzien van doodslag.
4.2.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt allereerst dat zij voor wat betreft de feiten die plaatsvonden in de recreatieruimte uit zal gaan van de verklaringen van de omstanders die getuige waren van het voorval. Verdachte kan zich het feit slecht herinneren en van wat hij nog wel weet is een deel, gelet op aanwezig ander bewijs, aantoonbaar onjuist gebleken. Zo heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 2] in zijn borst had gestoken, terwijl uit het pathologisch onderzoek is gebleken dat de fatale steek [slachtoffer 2] in de rug had getroffen, en hij geen steekwonden in de borst had. Verdachte heeft verklaard dat hij twee dagen vóór de fatale steekpartij ruzie had gehad met [slachtoffer 2] en dat hij om die reden angst had voor [slachtoffer 2] en enkele andere Soedanezen. Zijn angst was naar zijn zeggen zelfs zo groot dat hij alvorens naar de kantine te gaan een mes bij zich had gestoken om zich bij een eventuele confrontatie met [slachtoffer 2] en/of de andere Soedanezen te kunnen verdedigen.
Enkele van de tijdens het voorval in de recreatieruimte aanwezige omstanders hebben verklaard dat verdachte, nadat hij de recreatieruimte ingekomen was, rechtstreeks op [slachtoffer 2] afliep. Volgens getuigen [getuigen] liep verdachte in een normaal wandeltempo. Enkele getuigen ([getuigen]) zien dat verdachte iets, een mes, verborgen houdt onder zijn kleding. Wanneer verdachte bij [slachtoffer 2] komt, die met zijn rug naar verdachte toe staat, steekt verdachte hem éénmaal in de rug. Blijkens het pathologisch onderzoek was de steekwond toegebracht bovenaan de rug, iets rechts naast de ruggengraat en liep het inwendige steekkanaal van rechts naar links en iets omlaag. Gelet hierop acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte bovenhands heeft gestoken. Nadat verdachte heeft gestoken heeft hij het mes uit de rug van [slachtoffer 2] getrokken. Verdachte heeft verklaard dat hij op dit moment ‘wakker’ werd. [slachtoffer 2] rent weg uit de recreatieruimte, richting de receptie van het azc. Onder meer de getuigen [getuigen] zien verdachte achter [slachtoffer 2] aan gaan met het mes in de hand. [getuigen] verklaren dat verdachte [slachtoffer 2] nogmaals wilde steken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in ieder geval voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2]. Verdachte heeft [slachtoffer 2] in het bovenlichaam gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bovenlichaam veel vitale organen bevat. Door in het bovenlichaam van [slachtoffer 2] te steken heeft verdachte het risico dat [slachtoffer 2] hieraan zou komen te overlijden op de koop toe genomen. Met de verklaringen van [getuigen] en van verdachte zelf bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank aanwijzingen dat zelfs sprake was van een verdergaande opzetvorm. Zo heeft verdachte verklaard dat hij ‘wakker’ werd nadat hij het mes uit de rug van [slachtoffer 2] had getrokken, maar in plaats van [slachtoffer 2] te helpen is verdachte – volgens zijn eigen verklaring dan weer bij zijn positieven - , achter [slachtoffer 2] aangerend en heeft hij hem nogmaals willen steken (zie de verklaringen van onder meer [getuigen]).
Gelet op het hierboven omschreven complex van uiterlijke gedragingen van verdachte, met name de omstandigheid dat hij vooraf een mes bij zich had gestoken en rustig, niet gehaast, en rechtstreeks op [slachtoffer 2] toeliep – ondanks zijn gestelde grote angst voor [slachtoffer 2] - , en hem stak, alsmede verdachtes verklaring bij de politie en tegenover de rechtbank dat er niets gebeurd zou zijn als [slachtoffer 2] zijn excuses had aangeboden voor de vechtpartij van twee dagen eerder, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een moment van kalm beraad en rustig overleg, zodat het primair tenlastegelegde bewezenverklaard zal worden.
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
(parketnummer 730044-08)
hij op 3 april 2008, in de gemeente Middelburg, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes, naar die [slachtoffer] (toe)gelopen en (vervolgens) met dat mes, achter die [slachtoffer] (aan)gerend en/of (aan)gelopen,
2.
hij op 30 mei 2008, te Middelburg, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven
heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 2] gestoken, waardoor die [slachtoffer 2] ernstig letsel (klieving van de rechter grote ader en de grote slagader rechts en de rechterlong) heeft opgelopen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Omtrent verdachtes geestvermogens is gerapporteerd door twee gedragsdeskundigen, te weten W.J.L. Lander (psycholoog) en dr. A.J.W.M. Trompenaars (psychiater). Zij hebben beiden vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een dysthyme stoornis, en van alcoholafhankelijkheid.
Volgens Lander heeft de dysthyme stoornis tot gevolg dat verdachte in mindere mate interpersoonlijke conflicten kan hanteren. Verdachte heeft echter uit vrije wil alcohol gebruikt, waardoor hij eerder tot impulsief, agressief gedrag zal komen. Lander acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
Trompenaars heeft gerapporteerd het feit niet te kunnen verklaren uit de dysthyme stoornis, maar wel vanuit het forse alcoholgebruik. Op grond van eerdere gebeurtenissen had verdachte volgens Trompenaars zeker weet kunnen hebben van de effecten van het alcoholgebruik op zijn gedrag. Hier geldt dan ook het leerstuk van culpa in causa, aldus Trompenaars. Hij heeft geconcludeerd dat de feiten verdachte volledig kunnen worden toegerekend.
De rechtbank neemt op grond van deze adviezen aan dat de feiten aan de verdachte volledig kunnen worden toegerekend en maakt de conclusies van de gedragsdeskundigen tot de hare.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren. Zij heeft voor wat betreft de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij een zaak die eerder diende voor deze rechtbank, waarbij de verdachte wegens moord werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van dezelfde duur. In dat geval was de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en had de verdachte een strafblad. In het onderhavige geval is sprake van volledige toerekeningsvatbaarheid, en heeft verdachte weliswaar geen strafblad, maar wel een extra feit op de dagvaarding naast de moord. De officier van justitie heeft in haar strafeis rekening gehouden met de omstandigheid dat het zwaarder is om als buitenlander in Nederland gedetineerd te zijn, zoals het geval is voor deze slechts Arabisch sprekende verdachte, dan dat het is voor iemand met een Nederlandse achtergrond.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte heeft de raadsman verzocht bij de bepaling van de straf rekening te houden met de volgende omstandigheden. Gelet op de stukken van verdachtes raadsvrouw in de asielprocedure komt verdachte in aanmerking voor een asielvergunning, mits hij in deze zaak niet wordt veroordeeld. Indien verdachtes asielvergunning wordt afgewezen zal hij na zijn detentie in geen enkel ander Europees land mogen verblijven. Terugkeer naar zijn geboorteland is levensgevaarlijk. Vóór de ten laste gelegde feiten was verdachte onbekend bij justitie. Ook in andere landen heeft hij geen strafrechtelijk verleden.
Verdachte zal, gezien zijn status als asielzoeker, een detentie in een volledig gesloten inrichting moeten ondergaan. Hij zal niet worden geselecteerd voor verblijf in een (half) open inrichting en evenmin zal hij in aanmerking komen voor verlof. Zijn verblijf in detentie zal bemoeilijkt worden door de taalbarrière: verdachte spreekt alleen Libisch Arabisch.
Uitgaande van een veroordeling wegens doodslag is naar de mening van de raadsman een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren passend.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in de eerste plaats [slachtoffer], een medebewoner, bedreigd in hun gemeenschappelijke woonruimte binnen het azc, door hem met een mes in zijn opgeheven hand te achtervolgen. Hij heeft daarmee het slachtoffer en de aanwezige medebewoner angst aangejaagd.
Op het terrein van het azc heeft verdachte in de gemeenschappelijke recreatieruimte een medebewoner vermoord door hem in zijn rug te steken met een mes. Moord wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven. Een dergelijke moord schokt de rechtsorde zeer en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer angst en gevoelens van onveiligheid teweeg. Verdachte heeft geen enkel respect voor andermans leven getoond. Het slachtoffer was pas 21 jaar. Bovendien is een dergelijk gewelddadig optreden in een publieke gelegenheid zeer aangrijpend voor de ooggetuigen. Het is een feit van algemene bekendheid dat de ooggetuigen nog lang angstgevoelens en psychische schade kunnen ondervinden. Het spreekt voor zich dat dit misdrijf een enorme schok teweeg heeft gebracht bij zijn in Afrika en Frankrijk levende nabestaanden. Voor de nabestaanden moet het bijzonder moeilijk zijn een dergelijk zwaar verlies te dragen. Verdachte heeft hen onbeschrijflijk veel leed toegebracht.
Het nemen van een leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf in aanmerking komt.
De rechtbank zal in de strafbepaling geen rekening houden met mogelijke gevolgen in een bestuursrechtelijke procedure, te weten de asielprocedure, die verdachte doorloopt, nu met deze strafrechtelijke procedure primair de strafrechtelijke doelen gediend dienen te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vergelijking die de officier van justitie maakt tussen de onderhavige zaak en de door haar genoemde zaak, die ook voor deze rechtbank heeft gediend, niet zonder meer te maken. Er is geen sprake van een gelijksoortig geval, behalve de omstandigheid dat het een moord betrof. De rechtbank zal dan ook voor wat betreft de strafmaat niet aansluiten bij de door de officier van justitie genoemde zaak.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de strafmaat rekening met de omstandigheid dat verdachtes verblijf in het azc en de omstandigheden aldaar een negatieve invloed hebben gehad op het gemoed van verdachte. De rechtbank zal bij de bepaling van de strafmaat voorts rekening houden met de omstandigheid dat een detentie voor verdachte zwaarder zal zijn dan voor een veroordeelde met een Nederlandse achtergrond, gelet op de taalbarrière en op de omstandigheid dat verdachte in zijn hoedanigheid als asielzoeker niet in aanmerking komt voor verloven en andere resocialisatietrajecten vanuit de penitentiaire inrichting. De rechtbank merkt hierbij op dat bij de executie van de straf nog niet de nieuwe voorwaardelijke invrijheidstellingsregeling (inwerking getreden op 1 juli 2008) van toepassing is, gelet op de pleegdatum van de bewezenverklaarde feiten.
Gezien de hierboven geschetste omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren passend en geboden.
7 De benadeelde partij.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert namens de nabestaanden van het slachtoffer een schadevergoeding tot een bedrag van € 500,00 (als voorschot) terzake van feit 2. De gevorderde kosten hangen samen met het vervoer van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 2] vanaf het vliegveld in Sudan naar de plaats van de teraardebestelling. Op dit moment ontbreekt echter een overzicht of nota’s van de vervoers- en begrafeniskosten in Sudan. Om deze reden wordt om een voorschot gevraagd.
De rechtbank acht de vordering niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding, nu de vordering in het geheel niet is onderbouwd. Ook is geen indicatie gegeven van de hoogte van de gevorderde kosten in zijn algemeenheid in Sudan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8 Het beslag
8.1 De overwegingen omtrent de onttrekking aan het verkeer.
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten een mes, is
vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat feit 2 is begaan met behulp van dit voorwerp. Voorts is het voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met het algemeen belang.
8.2. Teruggave aan rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8.3. Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 57, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3. is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten opleveren:
1: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
2 primair: Moord.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: 1 steakmes;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een Rabobank agenda en een stuk tafelzilver;
- gelast de teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een identiteitsbewijs en een medicijn (fluoxetine);
Benadeelde partijen
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk is in zijn vordering en dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. Ente, voorzitter, mrs. De Jager en Schröder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 september 2008.