ECLI:NL:RBMID:2008:BG5472

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
4 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
64160/KG ZA 08-158
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag op auto na beëindiging samenleving

In deze zaak vordert eiser, na een periode van vijf jaar samenleven met gedaagde, de opheffing van een conservatoir beslag dat gedaagde op zijn auto heeft gelegd. De partijen hebben hun samenleving geregeld in een samenlevingsovereenkomst, met een aanvullende overeenkomst die op 5 september 2007 is opgesteld. Gedaagde heeft de samenleving op 12 september 2007 verbroken. Eiser stelt dat het beslag op zijn auto, een Audi Allroad, onterecht is gelegd, omdat hij als zelfstandig ondernemer afhankelijk is van zijn auto voor zijn werk. Hij vraagt de rechtbank om het beslag op te heffen en gedaagde te veroordelen om de auto binnen 24 uur aan hem af te geven, onder dreiging van een dwangsom van € 5.000 per dag tot een maximum van € 50.000.

Gedaagde heeft het beslag gelegd met toestemming van de voorzieningenrechter, omdat zij vreesde dat eiser niet in staat zou zijn om haar vordering te voldoen. Eiser erkent dat hij een bedrag van € 10.000 aan gedaagde verschuldigd is, maar stelt dat hij recht heeft op verrekening van een bedrag van € 25.000 dat hij van gedaagde te vorderen heeft. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende zekerheid kan bieden voor de vordering van gedaagde en dat het beslag daarom niet opgeheven kan worden. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.308 zijn begroot.

De beslissing van de rechtbank is dat de vorderingen van eiser worden afgewezen en dat hij de proceskosten moet vergoeden. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.C. de Regt op 4 september 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 64160 / KG ZA 08-158
Vonnis van 4 september 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te Bruinisse,
eiser,
advocaat mr. C.N.M. Schep te Oud-Beijerland,
tegen
[gedaagde],
wonende te Bruinisse,
gedaagde,
advocaat mr. H.J.C. de Waard te Zwijndrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding.
Partijen hebben gepleit overeenkomstig hun pleitnota die door partijen in het geding is gebracht.
Vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1. [eiser] en [gedaagde] hebben gedurende een periode van ongeveer 5 jaar samengeleefd. De gevolgen van hun samenleving hebben zij geregeld in een samenlevingsovereenkomst d.d. 19 mei 2004. Bij notariële akte van 5 september 2007 hebben partijen een aanvullende samenlevingsovereenkomst opgesteld. Op of omstreeks 12 september 2007 heeft [gedaagde] de samenleving verbroken.
2.2. [gedaagde] heeft, met daartoe door de voorzieningenrechter bij deze rechtbank op 31 juli 2008 verleend verlof, conservatoir beslag doen leggen op een auto, merk Audi, type Allroad, met kenteken [kenteken]
Aan [gedaagde] is voorlopig verlof verleend voor de gerechtelijke bewaring van de auto met benoeming van Auto Kuzee C.V. te Ritthem tot gerechtelijk bewaarder.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert, samengevat, het door [gedaagde] ten laste van [eiser] gelegde beslag op te heffen, althans [gedaagde] te veroordelen om het beslag op te heffen, met de bepaling dat de auto, compleet met toebehoren, binnen 24 uur na datum van dit vonnis, aan [eiser] wordt afgegeven, althans [gedaagde] te veroordelen de auto met toebehoren aan [eiser] af te geven, op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per dag dat [gedaagde] aan dit vonnis niet voldoet, met een maximum van € 50.000,--. [eiser] vordert voorts [gedaagde] te verbieden nogmaals beslag op de in het geding zijnde auto te (doen) leggen en [gedaagde] in de proceskosten te veroordelen.
3.2. [eiser] stelt dat hij ten gevolge van het gelegde beslag zijn werk niet meer kan verrichten omdat hij als zelfstandig ondernemer in de ICT sector diverse klanten moet bezoeken. Het is niet mogelijk om voor het bezoeken van klanten van het openbaar vervoer gebruik te maken en voor het huren van een auto stelt [eiser] geen geld te hebben.
[eiser] erkent dat [gedaagde] op grond van de door partijen opgemaakte aanvullende samenlevingsovereenkomst van 5 september 2007 een bedrag van € 10.000,-- van hem te vorderen heeft. Volgens [eiser] heeft hij echter, uit hoofde van diezelfde overeenkomst, een bedrag van € 25.000,-- van [gedaagde] te vorderen, zodat [gedaagde] per saldo aan [eiser] dient te betalen. [eiser] beroept zich op verrekening.
Volgens [eiser] is [gedaagde] hem, bij toedeling van de aan partijen in gezamenlijke eigendom toebehorende woning aan hem, hem voorts een bedrag van € 8.500,-- ter zake van restschuld verschuldigd. De hypothekaire geldlening overstijgt volgens [eiser] de waarde van de aan partijen in eigendom toebehorende woning.
[eiser] betwist gemotiveerd dat er vrees voor verduistering bestaat. Het beslag dient volgens [eiser] dan ook opgeheven te worden.
3.3. [gedaagde] stelt belang bij het door haar gelegde beslag te hebben. [eiser] erkent zelf dat hij geen zekerheid voor haar vordering op hem kan stellen. Hij beschikt niet over financiële middelen. [gedaagde] vreest verlies van de auto als verhaalsobject. [eiser] heeft ook de boot, waarvan hij weliswaar op grond van de aanvullende samenlevingsovereenkomst als eigenaar beschouwd kon worden, maar hij nog geen juridisch eigenaar was, verkocht. Deze boot is onderwerp van de tussen partijen aanhangige bodemprocedure, in het kader van welke procedure [gedaagde] toedeling van de boot aan haar heeft verzocht.
[gedaagde] betwist dat [eiser] een bedrag van € 25.000,-- uit hoofde van de aanvullende samenlevingsovereenkomst van haar te vorderen zou hebben. Volgens [gedaagde] interpreteert [eiser] de bepaling uit de aanvullende samenlevingsovereenkomst, op grond waarvan hij stelt dat bedrag te vorderen te hebben, verkeerd.
De woning is in het kader van de verdelingsprocedure nog niet getaxeerd. [gedaagde] bestrijdt dat [eiser] een bedrag ter zake van restschuld van haar te vorderen heeft.
4. De beoordeling
4.1. De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, voor zover van belang, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, indien het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.2. [eiser] heeft erkend een bedrag van € 10.000,-- aan [gedaagde] verschuldigd te zijn. De vordering die [eiser] op zijn beurt op [gedaagde] stelt te hebben is onderdeel van het geschil in de tussen partijen aanhangige verdelingsprocedure en staat derhalve nog niet vast. Voorshands moet er dan ook in het kader van dit kort geding van uit worden gegaan dat de vordering van [gedaagde] op [eiser] niet door verrekening teniet is gegaan.
Het bestaan van de vordering die [gedaagde] op [eiser] stelt te hebben is mitsdien voldoende aannemelijk. Gelet op het vorenstaande is voorshands niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door [gedaagde] ingeroepen recht gebleken.
[eiser] heeft erkend voor betaling van de vordering van [gedaagde] geen zekerheid te kunnen stellen. Door [eiser] is niet gesteld en ter gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting is ook niet gebleken dat [eiser] over andere vermogensbestanddelen beschikt waarop [gedaagde] haar vordering kan verhalen. De voorzieningenrechter zal, gelet op het vorenstaande, het beslag niet opheffen. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat bij zijn beschikking van 29 augustus 2008 de door [gedaagde] verzochte gerechtelijke bewaring is afgewezen en [eiser] voor de uitoefening van zijn beroep dus over de auto kan beschikken.
Hetgeen overigens door [eiser] wordt gevorderd behoeft, nu het beslag niet wordt opgeheven, geen nadere bespreking. Ook deze vorderingen zullen worden afgewezen.
4.3. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op een bedrag van € 1.308,-- waarvan een bedrag van € 254,-- ter zake van griffierecht en een bedrag van € 1.054,-- ter zake van procureurssalaris.
5. De beslissing
De rechtbank
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.308,--;
- bepaalt, nu [gedaagde] met een toevoeging procedeert, dat die kostenbetaling dient te geschieden door voldoening aan de griffier van deze rechtbank:
- wegens het in debet gestelde deel van het griffierecht € 254,--
- wegens procureurssalaris € 1.054,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2008.