ECLI:NL:RBMID:2008:BG5753

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
15 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
37276/HA ZA 03-50
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de vloeistofdichtheid van een vloer en de gevolgen van buitengerechtelijke ontbinding

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Middelburg, stond de vraag centraal of de vloer die door de gedaagde was aangelegd, voldeed aan de overeengekomen specificaties, met name wat betreft de vloeistofdichtheid. De eiseres, een vennootschap onder firma, had de gedaagde opdracht gegeven voor het aanleggen van een vloer, maar de gedaagde stelde dat de vloer niet vloeistofdicht was, wat leidde tot een buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet had kunnen bewijzen dat er een afspraak was gemaakt over de vloeistofdichtheid van de vloer. De getuigenverklaringen waren onvoldoende om de stelling van de gedaagde te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet in zijn bewijslevering was geslaagd en dat de buitengerechtelijke ontbinding onterecht was ingeroepen.

In reconventie vorderde de gedaagde herstel van de vloer, inclusief bijkomende kosten zoals tijdelijke verhuizing en deskundigenkosten. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde recht had op herstel van de vloer, maar dat de vordering tot volledige ontbinding te ver ging, aangezien de loods al jaren zonder bezwaar werd gebruikt. De rechtbank wees de vordering in reconventie gedeeltelijk toe, waarbij de kosten voor het herstel van de vloer werden vastgesteld op een aanzienlijk bedrag. De rechtbank besloot dat de eiseres de kosten van het deskundigenonderzoek diende te vergoeden, omdat zij in reconventie in het ongelijk werd gesteld. De proceskosten werden gecompenseerd, en de rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken en de noodzaak voor partijen om hun stellingen te onderbouwen met voldoende bewijs. De rechtbank heeft de gedaagde in zijn vorderingen gedeeltelijk in het gelijk gesteld, maar ook duidelijk gemaakt dat niet alle gevorderde kosten konden worden toegewezen.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
37276 / HA ZA 03-50
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 37276 / HA ZA 03-50
Vonnis van 15 oktober 2008
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres in conventie],
gevestigd te Middelburg,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat: mr. B.H. Vader
tegen
[gedaagde in conventie],
wonende te Westkapelle,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
advocaat: mr. J. van der Wijst
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 9 april 2008
akte overlegging productie door [eiseres]
[eiseres] heeft ter griffie twee tekeningen gedeponeerd.
De verdere beoordeling in conventie en in reconventie
Uit de bij akte overgelegde offerte blijkt – voor zover van belang – dat de ondergrond met ongeveer 30 centimeter zand zou worden aangevuld en dat de vloer van de hal een dikte zou krijgen van 15 centimeter (productomschrijving b.).
De deskundige heeft geconstateerd dat “vrijwel alle gecontroleerde plaatsen voldoen aan de op tekening vermelde dikte van 120 mm”. De rechtbank concludeert dat de tekeningen afwijken van wat tussen partijen is overeengekomen en dat wat betreft de dikte niet op alle plaatsen wordt voldaan aan wat overeengekomen is.
Over vloeistofdichtheid wordt niets vermeld. Vanwege de stelling dat daarover wel een afspraak was gemaakt heeft de rechtbank [gedaagde] toegelaten tot bewijslevering.
Getuige [voorletters]. [gedaagde] verklaart dat hij telefonisch gesproken heeft met de heer [Sb] van het kantoor [naam]. Hij wilde weten of de vloer geschikt was voor het doel waar hij hem voor wilde gebruiken. [Sb] heeft hem gezegd dat de vloer geschikt was. De vloer zou worden afgevlinderd of gladgestreken en zou vloeistofkerend zijn.
Getuige [tweede getuige] [gedaagde] heeft over het vloeistofkerende van de vloer verklaard dat hij daarover met zijn vader (Rb: [voorletters]. [gedaagde]) gesproken heeft en dat zijn vader heeft gezegd dat volgens [naam] of een van zijn medewerkers de vloer vloeistofkerend zou zijn.
De getuige [V] heeft niets over afspraken tussen [eiseres] en [gedaagde] verklaard.
De door [eiseres] voorgebrachte getuige [naam] heeft verklaard dat de gelegde vloer in principe vloeistofkerend is maar dat dit nog wat anders is dan vloeistofdicht. Daarvoor is het nodig dat een coating wordt aangebracht zoals sommige ander opdrachtgevers hebben gedaan. Zelf heeft hij geen mondelinge afspraken gemaakt met [gedaagde].
Alleen de verklaring van de partijgetuige [voorletters]. [gedaagde] bevestigt de gestelde afspraak met [eiseres]. Deze partijverklaring kan geen bewijs opleveren omdat aanvullend bewijs ontbreekt. De verklaring van de zoon van de getuige is onvoldoende aanvullend bewijs omdat hij niet bij de gestelde afspraken aanwezig is geweest.
[gedaagde] is er dus niet in geslaagd te bewijzen dat hij met [eiseres] is overeengekomen dat de vloer vloeistofdicht zou zijn.
[gedaagde] heeft gesteld dat hij de buitengerechtelijke ontbinding heeft ingeroepen van de overeenkomst. Die buitengerechtelijke ontbinding is voornamelijk gebaseerd op het niet vloeistofdicht zijn van de vloer. [gedaagde] is er niet in geslaagd te bewijzen dat dit met [eiseres] overeengekomen is. De buitengerechtelijke ontbinding is dan ten onrechte ingeroepen. Verder gaat de rechtbank er vanuit dat met het herstel van de vloer zoals daarover in reconventie zal worden geoordeeld, [eiseres] volledig aan haar verplichting zal hebben voldaan. De rechtbank zal [gedaagde] dan ook veroordelen tot betaling van het in conventie gevorderde bedrag.
In reconventie heeft [gedaagde] gevorderd, het aanbrengen van een nieuwe zandlaag van 30 centimeter en een nieuwe betonlaag van minstens 16 centimeter en vervolgens diverse bijkomende kosten zoals tijdelijke verhuizing, omzetschade, kosten van deskundigenonderzoek, bijkomende kosten van dit onderzoek, kosten van rechtskundige bijstand.
[eiseres] heeft zich verweerd door erop te wijzen dat de loods al jaren zonder bezwaar door [gedaagde] wordt gebruikt, wat door [gedaagde] niet is weersproken. Daarom gaat het door hem gevorderde te ver. Wel heeft hij recht op herstel van de vloer. Gelet op de ingestelde vordering mag dit mindere – herstel in plaats van verwijdering en opnieuw aanbrengen - worden toegewezen.
De vloer vertoont ernstige scheurvorming. [gedaagde] heeft er recht op dat die scheuren gerepareerd worden. De door de rechtbank benoemde deskundige heeft de lengte van de scheuren die groter zijn dan 0,3 mm geschat op 180 meter. Deze deskundige heeft de kosten voor het injecteren geraamd op EUR.130,00 per meter. [gedaagde] heeft dus recht op een vergoeding van 180 maal dit bedrag is EUR.23.400,00.
[gedaagde] heeft zich redelijkerwijs ook moeten voorzien van technische kennis door inschakeling van een deskundige, de heer Vleesdrager. De kosten die daarmee gemoeid waren zijn kunnen als schade worden gevorderd. De gevorderde kosten zijn ook redelijk. [eiseres] zal dus veroordeeld worden tot betaling van deze kosten vermeerderd met die voor het boren van de gaten in verband met het onderzoek. Deze kosten zijn exclusief BTW: EUR 560,00 respectievelijk EUR 70,20.
Nadat [eiseres] had betwist dat de afschuining niet naar behoren was uitgevoerd en dat de vloer niet waterpas lag, is [gedaagde] daar niet meer op teruggekomen. De rechtbank neemt daarom aan dat die bezwaren zijn vervallen.
De gevorderde proceskosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Het Nederlandse systeem kent daarvoor de proceskostenveroordeling op basis van het liquidatietarief.
De overige gevorderde kosten komen evenmin voor vergoeding in aanmerking als zijnde onvoldoende onderbouwd.
De vordering in reconventie is dus toewijsbaar voor EUR 630,20 excl. BTW + EUR.23.400,00.
[gedaagde] heeft meebetaald aan het nadere onderzoek van de deskundige. De kosten hiervan waren voor hem EUR 500,00. Die kosten moeten door [eiseres] vergoed worden omdat zij in reconventie in het ongelijk wordt gesteld. Zij zal daartoe veroordeeld worden.
De kosten van het deskundigenonderzoek die zijn voorgeschoten door [eiseres] blijven ten laste van haar gelet op de uitkomst van de procedure.
Voor het overige zullen de proceskosten gelet op de uitkomst van het geschil, gecompenseerd worden.
De beslissing
De rechtbank in conventie:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van EUR 15.110,88 binnen veertien dagen na 15 oktober 2008;
compenseert de proceskosten;
de rechtbank in reconventie:
veroordeelt [eiseres] tot betaling aan [gedaagde] van EUR 24.030, 20 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2007;
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de verschotten aan de zijde van [gedaagde] gevallen zijnde voor kosten deskundige EUR.500,00.
compenseert de proceskosten voor het overige.
in conventie en in reconventie:
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen tot betaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de overige kosten van de deskundige ten laste van [eiseres] blijven;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2008.