6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht naar de maatstaf van twee uren per in voorarrest doorgebrachte dag (één dag);
- een jeugddetentie voor de duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Bij het stellen van haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de volgende straftoemetingsindicatoren:
* de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd (volgens de officier van justitie kan volgens de betreffende richtlijn voor deze feiten een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van acht maanden worden opgelegd);
* de impact die de feiten zowel op het slachtoffer en verdachte als hun (beider) familie hebben gehad;
* de familierelatie tussen de verdachte en het slachtoffer (zij zijn neef en nicht);
* de volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte;
* de samenloop van de feiten;
* de leeftijden van verdachte en het slachtoffer ten tijde van de feiten, respectievelijk zestien en tien/elf jaar;
* de zienswijze van de psycholoog, inhoudende dat verdachte ten tijde van de feiten op verschillende gebieden jong en onrijp was en dat het risico op recidive als laag wordt ingeschat.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit tot oplegging van een lagere straf. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de richtlijn waarnaar de officier van justitie verwijst is gebaseerd
op agressief seksueel gedrag waarvan in deze zaak in het geheel geen sprake is.
De raadsman vindt daarbij steun in de conclusie van de psycholoog dat het tenlastegelegde waarschijnlijk gezien kan worden als experimenteergedrag, waaraan verdachte op inadequate wijze vorm heeft gegeven. De psycholoog heeft vastgesteld dat er ten tijde van het tenlastegelegde waarschijnlijk geen sprake was van een stoornis bij verdachte, maar dat verdachte in psychologisch opzicht nog jong en onrijp en nog volop in ontwikkeling was.
De raadsman heeft op grond daarvan gesteld dat verdachte als gevolg van een achterstand
in diens geestelijke ontwikkeling ten tijde van de feiten nog niet op het niveau van een zestienjarige functioneerde. De raadsman heeft verzocht om ook dit aspect in de strafmaat te betrekken. Aangezien er geen aanwijzingen zijn voor recidive, heeft het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie volgens de raadsman geen meerwaarde.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van zijn nichtje [slachtoffer] geschonden. Hij heeft haar driemaal ge(tong-)zoend, eenmaal haar borsten en haar vagina betast en hij heeft eenmaal zijn vinger gedeeltelijk in haar vagina gebracht. Ook heeft hij haar hand gepakt en deze om zijn penis gelegd, waarna hij zich door haar liet aftrekken. Deze handelingen vonden plaats in de slaapkamer van [slachtoffer] en in de brandgang achter haar woning, in een periode van enkele weken vlak vóór én kort na de elfde verjaardag van [slachtoffer]. Verdachte die destijds zestien jaar oud was heeft bij dit alles zijn eigen bevrediging vooropgesteld. Door zijn handelingen heeft verdachte een normale
en gezonde seksuele ontwikkeling van [slachtoffer], waar ieder kind recht op heeft, doorkruist.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Ook in dit geval blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] dat zij het na de feiten psychisch zeer moeilijk heeft gehad. Wat opvalt, is dat ze de feiten twee jaar lang voor haar familie geheim heeft gehouden uit angst dat de familie uit elkaar zou vallen als de feiten aan het licht zouden komen. Het is wrang te moeten constateren dat haar angst is bewaarheid. Sinds de aangifte heeft de familie geen contact meer met de verdachte en zijn (stief-)ouders, hetgeen ook op de verdachte en zijn moeder zwaar drukt. De rechtbank neemt de verdachte kwalijk dat hij het vertrouwen van de (stief-)ouders van [slachtoffer], zijn eigen (stief-)ouders en overige familieleden heeft geschaad.