ECLI:NL:RBMID:2008:BG9961

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
8 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
58638/ HA ZA 07- 336
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Gemeente Terneuzen voor bodemverontreiniging en verjaring van vorderingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg is behandeld, gaat het om een geschil over bodemverontreiniging aan de [adres] in Westdorpe, thans Gemeente Terneuzen. De Gemeente is de rechtsopvolger van de Gemeente Sas van Gent en was eigenaar van de percelen die betrokken zijn bij de bodemverontreiniging. De eisers, waaronder makelaar [eiser 1], hebben in 2000 percelen gekocht van de Gemeente, zonder te worden geïnformeerd over de verontreiniging. Na een bodemonderzoek in 2001, waaruit bleek dat de grond ernstig vervuild was, hebben de eisers de Gemeente aansprakelijk gesteld. De Gemeente heeft echter aangevoerd dat de vorderingen van de eisers zijn verjaard, omdat zij te laat actie hebben ondernomen na het bekend worden van de verontreiniging.

De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen, o.a. omdat de Gemeente niet verplicht was om de eisers te informeren over de verontreiniging en omdat de eisers zelf ook een onderzoeksplicht hadden. De rechtbank oordeelde dat de eisers niet tijdig hun klachten hadden geuit en dat de rechtsvorderingen op basis van wanprestatie en onrechtmatige daad waren verjaard. De Gemeente werd in het gelijk gesteld en de eisers werden veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de verkoper als de koper in het geval van bodemverontreiniging en de noodzaak om tijdig actie te ondernemen bij het ontdekken van dergelijke problemen.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
58638 / HA ZA 07-336
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 58638 / HA ZA 07-336
Vonnis van 8 oktober 2008
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te Axel, gemeente Terneuzen,
2. [ eiser 2]
wonende te Zaamslag, gemeente Terneuzen,
3. [eiser 3]
wonende te Westdorpe, gemeente Terneuzen,
4. [Eiser 4]
wonende te Westdorpe, gemeente Terneuzen,
eisers,
advocaat mr. R.R.E. Nobus,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE TERNEUZEN,
zetelend te Terneuzen,
gedaagde,
advocaat mr. E. van der Wal.
Partijen zullen hierna respectievelijk [ eiser] en Gemeente genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding
de conclusie van antwoord
de conclusie van repliek tevens houdende conclusie uitbreiding grondslag van eis tevens conclusie wijziging/vermeerdering van eis
de akte uitlating vermeerdering van eis
de conclusie van dupliek
De feiten
De Gemeente is de rechtsopvolger van de Gemeente Sas van Gent. Het gaat in deze zaak om een bodemverontreiniging aan de [adres] in Westdorpe, thans Gemeente Terneuzen. Het terrein bestaa[nr 1]it drie kadastrale [nr]celen: sectie [sectienrs]. Tot 1991 is het terrein in gebruik geweest als brandstoffenhandel: perceel F, nummer [nr] werd gebruikt voor ondergrondse opslag van van diesel en benzine en perceel F, nummer [nr 1] voor de opslag van steenkool. De Gemeente was op dat moment eigenaar van de percelen genummerd F.[nr 1] en F. [nr].
[[eisers] drie en vier] hebben blijkens de als productie 2 aan de dagvaarding gehechte notariële akte, verleden 19 maart 1993, op 21 december 1992 van de vennootschap onder firma Makelaardij Serrarens gekocht en op 19 maart 1993 geleverd gekregen:
het huis met erf en schuur en aanbehoren, staande en gelegen te Westdorpe aan de [adres], met het recht van erfpacht tot en met 31 december 1992 van de grond waarop het gebouwde staat en de bijbehorende grond, welke grond in eigendom toebehoort aan de Gemeente Sas van Gent, kadastraal bekend Gemeente Westdorpe, sectie F nummer [nr 1], groot één are eenenzeventig centiaren;
het recht van erfpacht tot en met eenendertig december negentienhonderd vijfentachtig van de bijbehorende grond aan de [adres] te Westdorpe, sectie F nummer [nr], groot zesendertig aren, eigendom van de Gemeente Sas van Gent;
een loods met erf en tuin, staande en gelegen te Westdorpe, Gemeente Sas van Gent aan de [adres], kadastraal bekend Gemeente Westdorpe, sectie F nummer [3e nr], groot één are veertien centiaren.
[eiser 1] is makelaar. In augustus 2000 heeft [eiser 1] van [[eisers] drie en vier] het perceel F [3e nr] en het recht van erfpacht van de percelen F [nr 1] en F [nr] gekocht. In november 2000 heeft [eiser 1] de percelen F [nr 1] en F [3e nr] verkocht aan het echtpaar [K]. In opdracht van [eiser 1] heeft Grond-, Gewas- en Milieulaboratorium Zeeuws-Vlaanderen B.V. (GZV) op 27 november 2000 ter plaatse een verkennend bodemonderzoek opgestart op de percelen F [nr 1], F [nr] en F [3e nr]. Op verzoek van [eiser 1] heeft de Gemeente bij besluit van 12 december 2000 ingestemd met de verkoop van de percelen F [nr 1] en F [nr] aan [eiser 1]. Vervolgens heeft de Gemeente de percelen F [nr 1] en F [nr] geleverd aan [eiser 1] respectievelijk aan [eiser 1] en [eiser 2]. De akte van levering is verleden op 15 januari 2001. Artikel 6 van deze akte luidt als volgt:
Verkoper is niet bekend met feiten die er op wijzen dat het verkochte enige verontreiniging bevat die ten nadele strekt van het voormeld aangegeven gebruik door koper of die heeft geleid of zou kunnen leiden tot een verplichting tot schoning van het registergoed, danwel tot het nemen van andere maatregelen.
Verkoper verklaart dat er zich, voor zover hem bekend is, in de bodem van het verkochte geen tanks voor het opslaan van vloeistoffen bevinden.
Bij notariële akte verleden op 15 januari 2001 heeft [eiser 1] handelende voor zich in privé en als gevolmachtigde van [[eisers] drie en vier] aan het echtpaar [K] aan ieder voor de onverdeelde helft geleverd:
het woonhuis met aanbehoren en schuur, staande en gelegen te [adres] Westdorpe, Gemeente S[adres]] kadastraal bekend Gemeente Westdorpe, sectie F nummer [nr 1], groot één are eenenzeventig centiare, en
de loods met erf en tuin, staande en gelegen te [adres] Westdorpe, Gemeente Sas van [adres]] kadastraal bekend Gemeente Westdorpe, sectie F nummer [3e nr], groot één are veertien centiaren.
Bij brief van 27 augustus 2002 heeft de Provincie Zeeland aan [eiser 1] medegedeeld dat op de locatie van [adres] te Westdorpe volgens de Wet Bodemsanering sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, dat de sanering van de verontreiniging bij het bestaande gebruik niet urgent is, dat het grondwater jaarlijks door de eigenaar gemonitoord moet worden, dat bij wijziging van gebruik in wonen met (moes)tuin de verontreiniging eerst gesaneerd moet worden en dat bij graafwerkzaamheden in het kader van artikel 28 van de wet bodembescherming een melding vooraf noodzakelijk is. Bij brief van 16 september 2002 schrijft [eiser 1] aan de Gemeente:
(…)
Wij willen het perceel gelegen aan de [adres] te Westdorpe (sectie F nummer [nr]) overdoen aan de familie [K].
Aangezien het perceel ernstig vervuild is verzoeken wij de Gemeente Sas van Gent het perceel schoon op te leveren.
(…)
Het geschil
[ eiser] vorderen, na wijziging eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de Gemeente zich schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatig handelen jegens [[eisers] drie en vier] en voor recht verklaart dat de Gemeente jegens [eiser 1] en [eiser 2] toerekenbaar tekortgeschoten is en de Gemeente veroordeelt in de schade die [eisers 3 en 4] [eiser 1] [eiser 2] hebben geleden en nog zullen lijden, welke schade opgemaakt zal dienen te worden bij staat en vereffend zal dienen te worden volgens de wet;
voor recht verklaart dat de Gemeente wanprestatie heeft gepleegd jegens [gedaagden drie en vier] en de Gemeente veroordeelt in de schade die [eiser 1] en [eiser 2] als gevolg van de wanprestatie hebben geleden en nog zullen lijden, welke schade opgemaakt zal dienen te worden bij staat en vereffend zal dienen te worden volgens de wet;
voor recht verklaart dat de Gemeente zich schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatig handelen jegens [eiser 1] en [eiser 2], en de Gemeente veroordeelt in de schade die [eiser 1] en [eiser 2] als gevolg van dit onrechtmatig handelen hebben geleden en nog zullen lijden, welke schade opgemaakt zal dienen te worden bij staat en vereffend zal dienen te worden volgens de wet;
voor recht verklaart dat de Gemeente wanprestatie heeft gepleegd jegens [eiser 1] en [eiser 2] en de Gemeente veroordeelt in de schade die [eiser 1] en [eiser 2] als gevolg van de wanprestatie hebben geleden en nog zullen lijden, welke schade opgemaakt zal dienen te worden bij staat en vereffend zal dienen te worden volgens de wet;
voor recht verklaart dat de koopovereenkomst tussen [eiser 1]/[eiser 2] met betrekking tot het perceel F [nr] als omschreven onder punt 47 van de Conclusie van repliek tevens houdende conclusie uitbreiding grondslag van eis tevens conclusie wijziging/vermeerdering van eis buitengerechtelijk is vernietigd c.q. ontbonden door het faxbericht van de raadsman van [eiser 1] d.d. 18 augustus 2006;
de Gemeente veroordeelt om met [eiser 1] en [eiser 2] in overleg te treden teneinde in nader overleg te zoeken naar een oplossing, dit op straffe van het verbeuren van een dwangsom groot € 2.500,00 voor elke dag dat de Gemeente in gebreke blijft om binnen 10 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan deze veroordeling te voldoen;
[ eiser] leggen het volgende aan hun vorderingen ten grondslag. Naar aanleiding van de uitkomst van het plaatsgevonden bodemonderzoek heeft op 14 oktober 2002 met de Gemeente een bespreking plaatsgevonden. Bij deze bespreking waren aanwezig [eiser 1], de heer en mevrouw [K], de raadsman van de heer en mevrouw [K] en de ambtenaren [N. en D.]. De Gemeente heeft bij die gelegenheid kenbaar gemaakt dat het de Gemeente bekend was dat de grond verontreinigd was en dat de Gemeente verzuimd had dit bij de verkoop te melden. De heer en mevrouw [K] hebben bij brief van hun raadsman van 12 september 2005 [ eiser] aansprakelijk gesteld. Uit het rapport van GZV blijkt dat de Gemeente al in 1991 op de hoogte was van het feit dat de locatie vervuild was en dat het de Gemeente bekend was dat er op de locatie tanks aanwezig waren waarin brandstof werd opgeslagen en dat de Gemeente wetenschap had van het feit dat de locatie was opgenomen in de lijst van historisch potentieel verontreinigde locaties van de provincie. In dit verband heeft de Gemeente niet ingegrepen op het moment dat Makelaardij Serrarens in 1993 de panden en perceel [3e nr] en de erfpacht van de percelen [nr 1] en [nr] overdroeg. De akte van levering van 15 januari 2001 vermeldt ten onrechte dat het de Gemeente niet bekend was dat het verkochte enige verontreiniging bevatte die ten nadele zou strekken van het in die akte aangegeven gebruik. Het had op de weg van de Gemeente gelegen om [eiser 1] mede te delen dat de locatie verontreinigd was, althans mogelijk verontreinigd was. De mededelingsplicht van de Gemeente prevaleert boven de onderzoeksplicht van [eiser 1]. Aan de Gemeente komt geen beroep op verjaring toe. [gedaagden drie en vier] hebben de Gemeente bij brief d.d. 31 augustus 2006 aansprakelijk gesteld. Zij waren daarvoor er niet mee bekend dat de bodem verontreinigd was. Ook ten aanzien van [eiser 1] kan een beroep op verjaring niet slagen. Nadat de resultaten van het bodemonderzoek bekend waren heeft [eiser 1] onmiddellijk contact opgenomen met de Gemeente en een afschrift van het rapport verstrekt. De Gemeente heeft de ontvangst van het rapport bevestigd bij brief d.d. 5 december 2001. Vervolgens heeft de Gemeente bij brief d.d. 18 december 2001 geschreven dat, nadat de resultaten van het bodemonderzoek bij beide partijen bekend zou zijn, in nader overleg naar een oplossing gezocht zou worden. [eiser 1] en [eiser 2] hebben op die mededeling mogen vertrouwen. Eerst na 22 augustus 2005 werd duidelijk dat de Gemeente niet bereid was tot overleg. Toen hebben [eiser 1] en [eiser 2] de Gemeente aansprakelijk gesteld.
De Gemeente voert verweer. [gedaagden drie en vier] hebben bij brief d.d. 31 augustus 2006 de Gemeente aansprakelijk gesteld. Op 26 februari 2001 heeft het GZV haar rapport met betrekking tot de bodemverontreiniging aan de [adres] te Westdorpe uitgebracht. [gedaagden drie en vier] woonden destijds in Westdorpe, een dorp van ongeveer 2000 inwoners. Het kan [gedaagden drie en vier] niet ontgaan zijn dat er sprake was van een bodemverontreiniging ter plaatse van hun voormalige woning. De Gemeente stelt zich op het standpunt dat de vordering op 31 augustus 2006 reeds was verjaard. In de wetgeving en jurisprudentie is geen algemene plicht voor Gemeenten opgenomen om te spreken of in te grijpen, ook niet in gevallen van bodemverontreiniging. De Gemeente kon de verkoop van perceel F [3e nr] niet blokkeren. De Gemeente was geen eigenaar van het perceel. [gedaagden drie en vier] hebben geen schade geleden. Zij hebben het terrein op 21 december 1992 gekocht voor fl. 67.500,00 en op 23 augustus 2000 voor fl. 120.000,00 verkocht aan [eiser 1]. Ten aanzien van [eiser 1] en [eiser 2] gaat het om welke eigenschappen [eiser 1] en [eiser 2] op grond van de mededelingen van de Gemeente mochten verwachten. [eiser 1] en [eiser 2] hebben niet voldaan aan de plicht om hun klachten binnen bekwame tijd aan de Gemeente als verkoper kenbaar te maken. GZV heeft op 26 februari 2001 het verslag van het verkennend bodemonderzoek uitgebracht. Pas anderhalf jaar later schrijft [eiser 1] de Gemeente aan. De rechtsvordering gegrond op het feit dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt verjaart na verloop van twee jaren. Uitgaande van de brief van 13 september 2002 hadden [eiser 1] en [eiser 2] uiterlijk op 13 september 2004 een rechtsvordering dienen in te stellen. Ook indien zij hun vordering baseren op een onrechtmatige daad, is sprake zijn van verjaring (HR 21 april 2006 NJ 2006,272). De Gemeente heeft op 23 augustus 2000 in een bespreking tussen [eiser 1], [gedaagden drie en vier] enerzijds en de heren [VV] van de Gemeente over de verkoop van de percelen F [nr 1] en F [nr] aan [eiser 1] alles verteld wat bekend was over deze percelen. [eiser 1] is makelaar en ter plaatse zeer goed bekend. De Gemeente heeft zich bereid verklaard het perceel F [nr] aan [eiser 1] te verkopen voor de symbolische prijs van fl.1,00. Voorwaarde voor de verkoop van perceel F [nr] was dat voor rekening van [eiser 1] een bodemonderzoek zou worden uitgevoerd. Op 13 september 2000 heeft [eiser 1] laten weten in te stemmen met de aankoop van perceel F [nr 1]. Eind oktober, begin november 2000 heeft [eiser 1] opdracht gegeven voor een verkennend bodemonderzoek. Hoewel de uitkomst van het onderzoek nog niet bekend was heeft hij op 20 november 2000 de percelen F [nr 1] en F [3e nr] verkocht aan [K]. Op grond van de mededeling van [eiser 1] dat er geen sprake was van een ernstige bodemverontreiniging, hebben Burgemeester en Wethouders bij besluit van 12 december 2000 ingestemd met de verkoop van de percelen F [nr 1] en F [nr] aan [eiser 1]. Op 15 januari 2000 heeft de Gemeente het perceel F [nr 1] in eigendom overgedragen aan [eiser 1] en [eiser 2] voor een bedrag van fl. 13.680,00 en het perceel F [nr] aan [eiser 1] voor de prijs van fl. 1,00.
De beoordeling
De Gemeente heeft zich tegen de vordering van [gedaagden drie en vier] verweerd met de stelling dat [gedaagden drie en vier] geen schade hebben geleden omdat zij het terrein op 21 december 1992 hebben gekocht voor fl. 67.500,00 en op 23 augustus 2000 voor fl. 120.000,00 hebben verkocht aan [eiser 1]. [gedaagden drie en vier] hebben die stelling niet weersproken. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien welk belang [gedaagden drie en vier] niettemin nog hebben bij de door hen gevorderde verklaringen voor recht. De rechtbank zal de vorderingen van [gedaagden drie en vier] dan ook afwijzen.
Het meest verstrekkende verweer van de Gemeente tegen de door [eiser 1] en [eiser 2] ingestelde rechtsvorderingen is dat die rechtsvorderingen zijn verjaard. De rechtbank zal om die reden dit verweer eerst behandelen. [eiser 1] is in maart 2001 bekend geworden met het eerste rapport van GZV. [eiser 2] heeft niet weersproken dat ook hij op dat moment met het rapport bekend was. Bij brief van 27 augustus 2002 heeft de Provincie Zeeland aan [eiser 1] medegedeeld dat op de locatie van [adres] te Westdorpe volgens de Wet Bodemsanering sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Vervolgens heeft [eiser 1] bij brief van 16 september 2002 de Gemeente in kennis gesteld van het feit dat het perceel F [nr] ernstig was vervuild en de Gemeente verzocht het perceel schoon op te leveren. [eiser 1] was de gevolmachtigde van [eiser 2]. Artikel 7:23 lid 2 BW bepaalt dat rechtsvorderingen en verweren, gegrond op feiten die de stelling zouden rechtvaardigen dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, verjaren door verloop van twee jaren na de overeenkomstig het eerste lid gedane kennisgeving. De rechtbank beschouwt de brief van 16 september 2002 als een kennisgeving als bedoeld in artikel 7:23 lid 1 BW. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 21 april 2006 (NJ 2006, 272) geoordeeld dat dit geldt voor iedere rechtsvordering van de koper die feitelijk gegrond is op het feit dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, ook indien de koper op deze feitelijke grondslag een onrechtmatige daad baseert. In weerwil van de door [eiser 1] geciteerde publicatie van Prof. Mr. Jac. Hijma heeft de Hoge Raad deze uitspraak bevestigd in zijn arrest van 23 november 2007 (RvdW 2007, 996). De rechtbank is derhalve van oordeel dat de rechtsvorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] zijn verjaard. Daar doet niet aan af dat de Gemeente bij brief d.d. 18 december 2001 heeft geschreven dat, nadat de resultaten van het bodemonderzoek bij beide partijen bekend zouden zijn, in nader overleg naar een oplossing gezocht zou worden. Het had op de weg van [eiser 1] gelegen om actie te ondernemen en om een mogelijk lopende verjaring te stuiten. Een en ander brengt met zich dat de door [eiser 1] en [eiser 2] ingestelde rechtsvorderingen zijn verjaard. De rechtbank zal de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] derhalve afwijzen.
[eiser 1], [eiser 2], [gedaagden drie en vier] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- vast recht 251,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.155,00
De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [eiser 1], [eiser 2], [gedaagden drie en vier] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente tot op heden begroot op € 1.155,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2008