ECLI:NL:RBMID:2008:BI1495
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C. de Regt
- Rechtspraak.nl
Verjaring van een geldlening tussen familieleden en de gevolgen voor de vordering
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Middelburg, ging het om een geschil over de verjaring van een geldlening die in 1965 was afgesloten tussen ouders en hun zoon. De zoon had een bedrag van fl. 50.000,00 geleend, dat later omgezet werd in een geldlening zonder vastgestelde aflossingstermijn. Na het overlijden van de ouders resteerde er op 15 september 1987 nog een schuld van fl. 28.225,00, vermeerderd met 6% samengestelde rente. De eiseres, die ook een erfgenaam was, vorderde betaling van gedaagden, de erfgenamen van de overleden zoon, maar de gedaagden voerden verweer op basis van verjaring.
De rechtbank oordeelde dat de vordering van de eiseres was verjaard. De gedaagden stelden dat de lening op elk moment kon worden opgeëist, rekening houdend met een waarschuwingstermijn van zes maanden. De rechtbank concludeerde dat de verjaringstermijn van 20 jaar was ingegaan na de laatste aflossing in 1980, en dat de eiseres niet tijdig stuitende handelingen had verricht. De rechtbank erkende de bijzondere omstandigheden van de familieverhouding, maar oordeelde dat dit niet voldoende was om de verjaring te stuiten.
Uiteindelijk wees de rechtbank de vordering van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten. De kosten aan de zijde van de gedaagden werden begroot op € 1.818,00. Dit vonnis benadrukt de strikte toepassing van verjaringstermijnen in civiele zaken, zelfs in situaties met emotionele en familiale complicaties.