ECLI:NL:RBMID:2009:BH1929

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/715375-08
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hopmans
  • J. Steenbeek
  • A. Schröder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in de strafzaak tegen verdachte van moord danwel doodslag te Sas van Gent

Op 4 februari 2009 heeft de Rechtbank Middelburg een tussenvonnis gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van moord danwel doodslag. De verdachte heeft zich op 9 september 2008 gemeld bij de politie en verklaard dat hij iemand met een houten hamer had doodgeslagen in zijn loods. De politie vond het slachtoffer met ernstige hoofd- en lichaamsverwondingen. De verdachte heeft aanvankelijk gedetailleerde verklaringen afgelegd, maar later verklaarde hij zich weinig te herinneren van de gebeurtenis. Deskundigen hebben vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het delict een dissociatieve stoornis had, wat zijn toerekeningsvatbaarheid beïnvloedt.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen om twee getuigen, de verbalisanten, te horen over de verklaring van de verdachte. Dit is noodzakelijk voor de waarheidsvinding, omdat de verklaringen van de deskundigen mogelijk in een ander licht komen te staan. De rechtbank heeft bepaald dat het onderzoek binnen drie maanden moet worden hervat en dat de betrokken partijen, waaronder de verdachte en zijn raadsvrouw, moeten worden opgeroepen voor de volgende zitting. Dit tussenvonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters aanwezig, en is openbaar gemaakt op 4 februari 2009.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/715375-08
tussenvonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 februari 2009
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen verdachte
[verdachte],
geboren op [1952],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid West – HvB Torentijd te Middelburg.
raadsvrouw mr. Roodveldt, advocaat te Alkmaar.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 januari 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Van der Hofstede, en de verdediging hun standpunten hebben kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, te weten dat:
hij op of omstreeks 09 september 2008, te Sas van Gent, in de gemeente
Terneuzen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven
heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met
een houten hamer, althans met een hard voorwerp, meermalen, althans éénmaal,
met kracht op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer]
geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 09 september 2008, te Sas van Gent, in de gemeente
Terneuzen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet meermalen, althans éénmaal, met kracht
met een houten hamer, althans met een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of
het (boven)lichaam van die [slachtoffer] geslagen, tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vordering.
Er is geen reden tot schorsing van de vervolging.
4 De onvolledigheid van het onderzoek ter terechtzitting
Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft zich op 9 september 2008 om 08.58 uur gemeld aan de balie van het politiebureau te Terneuzen met de mededeling dat hij kort daarvoor iemand met een houten hamer heeft doodgeslagen in zijn loods aan de [plaats delict]. De hersenen van het slachtoffer lagen eruit, aldus verdachte. Verdachte zat helemaal onder het bloed.
De politie begeeft zich vervolgens naar het bedrijventerrein aan de [plaats delict], alwaar verdachte een loods heeft. Omstreeks 09.08 uur zijn zij ter plaatse, maar omdat verdachte de loods achter zich heeft afgesloten, nadat hij deze heeft verlaten, duurt het nog enige tijd voordat de politie de loods kan betreden. Eenmaal in de loods zien zij in het midden van de loods op de grond een man liggen die zeer ernstig aan zijn hoofd gewond is.
Op dat moment is nog niet te zien dat het slachtoffer door verdachte niet alleen op het hoofd en gezicht is geslagen, maar ook op het lichaam. Dit wordt pas later op de dag duidelijk als het slachtoffer in het kader van het forensisch technisch onderzoek van zijn kleding wordt ontdaan. Dan blijkt het slachtoffer op verschillende plaatsen op zijn lichaam blauwe plekken te hebben. De patholoog heeft verklaard dat het slachtoffer op zijn borst en linkerbovenbeen vierkante huidkneuzingen had, suggestief voor bij leven opgelopen botsend geweld met een hard vierkant voorwerp.
Op 9 september 2008 om 09.30 uur wordt verdachte op het politiebureau bezocht door twee verbalisanten, te weten brigadier [verbalisant 1] en rechercheur [verbalisant 2]. Verdachte heeft tegenover hen een verklaring afgelegd, welke verklaring is neergelegd in een door verbalisant [verbalisant 1] opgemaakt en ondertekend ambtsedig proces-verbaal van bevindingen dat op pagina 30 van het dossier is opgenomen. Volgens dit proces-verbaal zou verdachte tegenover hen onder andere hebben verklaard dat hij [slachtoffer] met een houten hamer de hersens heeft ingeslagen, nadat de stoppen bij hem waren doorslagen toen [slachtoffer] met een klauwhamer op hem was afgekomen. Hij heeft verder tegenover hen verklaard dat hij een houten hamer heeft gepakt en dat hij het slachtoffer overal heeft geraakt waar hij hem raken kon. Niet alleen op zijn hoofd maar ook op de rest van zijn lichaam.
Verdachte heeft daarna echter zowel tijdens zijn officiële verhoren bij de politie, als ook bij de psychiater en psycholoog, en ter terechtzitting consistent verklaard dat hij zich enkel nog kan herinneren dat hij de houten hamer van de werkbank heeft gepakt, maar dat het daarna een groot wit licht voor hem is. Op sommige momenten heeft verdachte meer gedetailleerd verklaard over hetgeen is gebeurd nadat hij de hamer van de werkbank heeft gepakt, zoals bijvoorbeeld dat hij daarna op het slachtoffer is afgestormd, maar als er vervolgens wordt doorgevraagd verklaart hij dat hij het zich niet kan herinneren, maar dat het zo wel moet zijn gegaan.
Omtrent de geestvermogens van verdachte ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde feit is een onderzoek verricht door mevrouw Marcos-Kingsale, psychiater, en door de heer Lander, psycholoog. Zij zijn beiden van mening dat er ten tijde van het ten laste gelegde bij verdachte sprake was van een dissociatieve stoornis. Verdachte heeft de hamer volgens hen bewust gepakt, hetgeen hem volledig kan worden toegerekend, maar daarna is hij gedissocieerd. Hij had geen controle meer over zichzelf. Het vele malen slaan met de hamer kan hem dan ook niet worden toegerekend. De deskundigen zijn tot de conclusie gekomen dat verdachte met betrekking tot het ten laste gelegde als gevolg hiervan verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Beide deskundigen zijn ter terechtzitting gehoord. Zij hebben volhard bij hun conclusie, zoals deze is neergelegd in hun rapporten. Daarnaar gevraagd hebben zij beiden verklaard de verklaring van verdachte zoals deze door verbalisant [verbalisant 1] is weergegeven op pagina 30 van het dossier niet te kennen. Zij hebben deze derhalve ook niet meegenomen in hun onderzoek.
De rechtbank merkt op dat uit de verklaring zoals deze is weergegeven door verbalisant [verbalisant 1] op pagina 30 van het dossier zou kunnen worden afgeleid dat verdachte zich nog kon herinneren, althans gedeeltelijk, wat hij heeft gedaan nadat hij de houten hamer van de werkbank heeft gepakt. De rechtbank is daar niet aanstonds van overtuigd, maar is van oordeel dat dit wel nader onderzocht dient te worden, omdat de onderzoeken van de deskundigen daardoor in een ander licht kunnen komen te staan. De rechtbank is van oordeel dat het, in het belang van de waarheidsvinding, noodzakelijk is dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter terechtzitting worden gehoord over de wijze waarop de verklaring van verdachte tot stand is gekomen, in het bijzonder zijn verklaring dat hij het slachtoffer overal heeft geslagen, niet alleen op zijn hoofd maar ook op de rest van het lichaam.
Gelet op vorenstaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen en schorsen tot een nader te bepalen datum. In de omstandigheid dat niet te verwachten is dat het zittingsrooster van deze rechtbank voortzetting van de behandeling binnen één maand toelaat, ziet de rechtbank een klemmende reden de termijn voor hervatting van het onderzoek ter zitting niet tot een maand te beperken.
5 De beslissing
De rechtbank:
- heropent en schorst het onderzoek;
- beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum zal worden hervat;
- beveelt de oproeping van verdachte, diens raadsvrouw, de nabestaanden van het slachtoffer en de getuigen [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden werkzaam bij de politie Zeeland, tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat;
- bepaalt dat het onderzoek in deze zaak zal worden hervat binnen een periode van drie maanden na heden.
Dit tussenvonnis is gewezen door mr. Hopmans, voorzitter, mr. Steenbeek en mr. Schröder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Philipsen, griffier, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 februari 2009.