RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Stichting Tuin van Zeeland,
gevestigd te Middelburg,
eiseres,
gemachtigde mr. J.E. Dijk, advocaat te Amsterdam,
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Middelburg,
gevestigd te Middelburg,
verweerder.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 13 mei 2008, waarbij haar bezwaar tegen een kapvergunning aan (naam) B.V. (verder: vergunninghouder) ongegrond is verklaard.
Het beroep is behandeld ter zitting van 30 januari 2009. Voor eiseres is haar gemachtigde verschenen, alsmede secretaris (naam) en bestuurslid (naam). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde R.J.H. Kwekkeboom.
1. Bij besluit van 21 januari 2008 is aan vergunninghouder een kapvergunning verleend voor 10 iepen en 10 populieren langs het fietspad Westelijke Oude Havendijk.
2. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Overleg tussen eiseres en vergunninghouder heeft erin geresulteerd dat 6 populieren kunnen blijven staan.
3. Daarop heeft verweerder in het besluit van 13 mei 2008 (het bestreden besluit) de kapvergunning aangepast, zodat er een kapvergunning resteert voor 10 iepen en 4 populieren.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de cultuurhistorische waarde van de Westelijke Oude Havendijk niet wordt bepaald door de beplanting. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was voldoende aannemelijk dat de aanleg van de golfbaan – ten behoeve waarvan de bomen moeten worden gekapt – doorgang zou vinden. Een noodzaak voor herplantplicht is er niet, aangezien er een groenplan bestaat voor de golfbaan. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder een aanlegvergunning overgelegd, die op 2 december 2008 is verleend aan (naam) B.V, waarbij onder andere vergunning is verleend voor de aanleg van een dubbele bomenrij op de Westelijke Oude Havendijk. In de aanlegvergunning is ook een vergunning opgenomen voor het kappen van de bestaande bomen op de Westelijke Oude Havendijk. Verweerder vraagt zich daarom af of eiseres nog procesbelang heeft.
5. Eiseres voert aan dat de Westelijke Oude Havendijk van groot cultuurhistorisch belang is en dat de op de dijk staande bomen een belangrijke functie hebben om de cultuurhistorische waarde te versterken. Dijk en bomen vormen de zichtbare herinnering aan een voor Middelburg belangrijk tijdperk. Ten onrechte is geen herplantplicht opgenomen in de kapvergunning. Volgens de Algemene Plaatselijke Verordening Middelburg (APV) vervalt de kapvergunningplicht als voor het vellen van houtgewas een andere vergunning nodig is. De vergunningplicht geldt niet als sprake is van werkzaamheden van geringe omvang. Gelet op de inmiddels verleende aanlegvergunning gaat eiseres er van uit dat verweerder blijkbaar tot het inzicht is gekomen dat sprake is van werkzaamheden van niet geringe omvang. De herplant is subsidiair voor eiseres. Eiseres wil graag dat de bestaande populieren er blijven staan.
6. De rechtbank overweegt het volgende.
7. Artikel 4.5.2, eerste lid, van de APV bepaalt dat het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen.
Het tweede lid, aanhef en sub i van artikel 4.5.2 van de APV bepaalt dat het in het eerste lid gestelde verbod niet geldt voor houtopstand ten aanzien waarvan bij een geldend bestemmingsplan of bij een geldend voorbereidingsbesluit is bepaald dat het verboden is deze te vellen zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning).
8. De Westelijke Oude Havendijk is gelegen in het gebied waarop het bestemmingsplan “Mortiere” (verder: het bestemmingsplan) van toepassing is. Volgens het bestemmingsplan heeft de Westelijke Oude Havendijk een beschermde status.
9. Artikel 17, lid 21, van de voorschriften van het bestemmingsplan bepaalt dat de gronden op de plankaart aangewezen voor “Beschermde dijk”zijn bestemd voor het behoud en/of herstel van de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden.
Artikel 17, lid 23, aanhef en sub d, van de voorschriften van het bestemmingsplan bepaalt dat het is verboden om binnen de beschermingszone van de op de plankaart aangegeven “Beschermde dijk”zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeesters en wethouders houtgewas te vellen of te rooien.
Artikel 17, lid 24, aanhef en sub a, van de voorschriften van het bestemmingsplan bepaalt dat het in lid 23 bedoelde verbod niet geldt voor werken en werkzaamheden van geringe omvang dan wel welke het normale onderhoud en beheer betreffen.
Artikel 17, lid 25, van de voorschriften van het bestemmingsplan bepaalt dat de werken en werkzaamheden als genoemd in lid 23 slechts zijn toegestaan, indien:
a. de in lid 21 genoemde aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
b. de mogelijkheden voor herstel niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
10. Volgens mededeling ter zitting van de gemachtigde van eiseres zijn de in geding zijnde populieren nog niet gerooid. De rechtbank neemt daarom aan dat de populieren er nog staan. Daarmee is gegeven dat eiseres procesbelang heeft bij het onderhavige geding.
11. Gelet op de hierboven geciteerde bepalingen van het bestemmingsplan in samenhang met artikel 4.5.2 van de APV en de context waarin de kapvergunning is aangevraagd - de aanleg van een golfterrein – had verweerder de kapaanvraag moeten opvatten als een aanvraag om een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 17, lid 23 van de voorschriften van het bestemmingsplan. Door dat niet te doen heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld. De kapvergunning is ten onrechte gehandhaafd in het bestreden besluit. De rechtbank is daarom van oordeel dat zowel het bestreden besluit en als het besluit van 21 januari 2008 vernietigd moeten worden. Het beroep is gegrond.
12. De overige grieven van eiseres kunnen onbesproken blijven, aangezien inmiddels voor de werkzaamheden op de in geding zijnde locatie een aanlegvergunning is verleend.
13. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit en het besluit van 21 januari 2008;
bepaalt dat de gemeente Middelburg aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op
€ 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de gemeente Middelburg aan de griffier.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2009
door mr. R.C.M. Reinarz, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Bezemer-Kralt, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Nota bene:
In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.
Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld.
Afschrift verzonden op: 12 maart 2009