3.2. [eiser] stelt dat bij de vaststelling van de omvang van de door hem geleden schade niet alleen de bevindingen van orthopaedisch chirurg [B], maar ook zijn eigen, subjectieve, beleving van zijn klachten en de mate waarin hij deze als beperkend ervaart dienen te worden betrokken. Toetsing aan WAO-criteria is niet aan de orde. [eiser] verzet zich tegen het door [gedaagde] gevraagde bevel tot overlegging van zijn volledig medisch dossier; de vraag is te ongeclausuleerd en bovendien ontbreekt de noodzaak tot een dergelijk bevel.
Voor de vaststelling van de omvang van de schade is naar [eiser] stelt van belang dat hij in elk geval het eerste jaar na het ongeval in een brace liep en nauwelijks iets kon. Thans is hij in staat te doen wat hij volgens het rapport van Rabbers-Gevers kan doen; de in dat rapport genoemde beperkingen zijn er nog steeds en zijn blijvend.
[eiser] stelt de navolgende schadeposten:
verlies aan verdienvermogen ad € 108.000,--: [eiser] zet tegen elkaar af het gemiddelde inkomen dat hij zonder ongeval (en uitgaande van een gunstige loopbaanontwikkeling) zou hebben verdiend (van ruim € 24.000,-- per jaar) en het gemiddelde inkomen dat hij zal verdienen in de door Rabbers-Gevers genoemde mogelijke functies (van € 20.304,--). Rekening houden met het verlies van een dertiende maand komt de schade op € 4.000,-- per jaar, gedurende een looptijd van 27 jaar (vanaf datum ongeval tot het 65ste levensjaar van [eiser]). Met deze inkomensschade hangt samen een nog nader uit te rekenen pensioenschade ad P.M..
kosten huishoudelijke hulp ad € 11.520,--: [eiser] stelt drie jaar lang voor 8 uur per week een (zwart betaalde) huishoudelijke hulp nodig te hebben gehad; hij betaalde € 10,-- per uur.
kosten verlies zelfwerkzaamheid ad € 10.125,--: [eiser] stelt voor 25 uur per jaar werkzaamheden in zijn tuin te moeten laten verrichten, gedurende een looptijd van 27 jaar.
kosten verbouwing ad € 22.055,--: [eiser] was van plan zo’n 90% van de werkzaamheden van de verbouwing van zijn huis zelf te doen. Zeker de eerste anderhalf jaar na het ongeval kon hij nauwelijks iets. Genoemd bedrag stelt hij – verwijzend naar een door hem overgelegd overzicht van werkzaamheden – te hebben uitgegeven voor werkzaamheden, verricht door derden, terwijl hij die zonder het ongeval zelf had kunnen verrichten.
smartengeld ad € 9.000,--: Dit bedrag acht [eiser], alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk.
buitengerechtelijke kosten ad € 4.387,98: naast de reeds door [gedaagde] vergoede bedragen acht [eiser] vergoeding van deze daadwerkelijk en in redelijkheid gemaakte kosten van een redelijke hoogte op zijn plaats.
[eiser] stelt (subsidiair) dat voor zover zijn schade thans niet kan worden vastgesteld, onderzoek door een deskundige noodzakelijk is.
3.3. [gedaagde] stelt dat [eiser], nu hij zich niet kan verenigen met de rapportage van de hiervoor onder 2.2 genoemde rapportages, zijn volledige medische dossier (waaronder de patiëntenkaart van de huisarts en rapportages van UWV) in het geding dient te brengen. Dat is nodig omdat in de rapportages sprake is van (mogelijke) eerdere rugklachten; in het licht daarvan moet vraag worden beantwoord in hoeverre eerdere medische klachten een rol spelen bij de huidige (gestelde) beperkingen en/of (in welke mate en op welk moment) rugklachten ook zonder ongeval zouden zijn ontstaan. Voorts is van belang dat meer helderheid komt omtrent een (kennelijk) door [eiser] aan een chirurg gedane mededeling dat twee maanden na het ongeval er nauwelijks nog klachten waren.
Voorts stelt [gedaagde] dat de beschikbare, op verzoek van beide partijen gezamenlijk opgemaakte, rapportage voldoende duidelijk is. De beperkingen zijn door [B] in kaart gebracht; op grond daarvan is een beperkingenprofiel opgesteld. Er is geen grond om zich bij het opstellen daarvan door de subjectieve klachtenbeleving van [eiser] te laten leiden. De schade kan aan de hand van genoemde rapportage worden vastgesteld. Er is sprake van een eindtoestand. Nader onderzoek is niet nodig. Uit de rapportage – waarvan het rapport van de (in goed overleg tussen partijen aangezochte) arbeidsdeskundige de laatste stap is geweest – blijkt dat [eiser] (nagenoeg) geen beperkingen (meer) ondervindt voor het verrichten van betaald werk, huishoudelijk werk en klussen in en om de woning (waaronder die van de verbouwing). [eiser] kan veel meer (en heeft steeds veel meer gekund) dan hij denkt/doet voorkomen. Voorts had hij zijn schade op al deze punten kunnen beperken, maar dat niet gedaan. [eiser] onderbouwt zijn schade onvoldoende. Aard, omvang en gevolgen van het letsel rechtvaardigen tenslotte niet een smartengeld van de omvang als door [eiser] gevorderd; [gedaagde] acht een vergoeding van € 7.000,-- passend. De gestelde buitengerechtelijke kosten zijn deels niet redelijk, deels processuele kosten. Het resterende bedrag (van ongeveer € 1.425,--) is inbegrepen in de al uitgekeerde vergoeding, genoemd in 2.3. Met het daar genoemde bedrag meent [gedaagde] de schade volledig te hebben vergoed.