4.6. Thans dienen de door eisers gestelde schadeposten te worden besproken.
4.6.1. De materiële schade van eiser sub 1:
- eigen risico en misgelopen no-claimkorting van de zorgverzekering;
Uit de door eisers overgelegde stukken blijkt dat het bedrag, dat eiser sub 1 aan eigen risico met de zorgverzekering was overeengekomen (€ 100,--) volledig is gerealiseerd door de betaling van een rekening van de huisarts van 20 januari 2007, de dag na de mishandeling. Daarmee staat voldoende vast dat het eigen risico ten gevolge van de mishandeling is gerealiseerd. Gedaagde is daarvoor aansprakelijk. Dat ook het mislopen van de no-claimkorting het gevolg is geweest van de door de mishandeling noodzakelijk geworden medische behandelingen blijkt onvoldoende uit de stukken. De door eisers overgelegde brief van 22 mei 2007 van de zorgverzekeraar verwijst voor de inhoudingen (waaruit kan blijken welke kosten van zorg tot de hoogte van het no-claimbedrag door de zorgverzekeraar zijn vergoed) naar een overzicht de achterzijde van de brief, maar dat overzicht is door eisers – hoewel daartoe ruim de gelegenheid bestond – niet overgelegd. De schadepost wordt daarom afgewezen.
- kosten gebitsprothese;
Eisers hebben met stukken aangetoond dat voor een gebitsprothese kosten tot een bedrag van € 720,37 zijn gemaakt en dat deze kosten niet door een verzekeraar zijn vergoed. Gedaagde heeft tegen deze kosten geen verweer gevoerd. Zij zullen worden toegewezen.
Eiser sub 1 vordert ook verlet- en reiskosten. Hij stelt dat vijf bezoeken aan de tandprothetische praktijk zijn afgelegd. Gelet op de aard van het letsel acht de rechtbank dat niet aannemelijk. In dat licht is de ongemotiveerde betwisting door gedaagde dat vijf keer een bezoek is afgelegd onvoldoende. Voor de kilometervergoeding zal de rechtbank uitgaan van de door gedaagde genoemde NPP-richtlijn, die voor 2007 van € 0,22 per kilometer uitgaat. In die richtlijn is aansluiting gezocht bij de reële en gangbare normen en is voor de vaststelling van de kilometervergoeding uitgegaan van de gemiddelde kosten per gereden kilometer, waarbij gebruik is gemaakt van de gangbare en recente ANWB-tabellen van variabele kosten. Met deze vergoeding worden dus de reële kosten vergoed; eiser sub 1 licht zijn – veel hogere – vordering niet nader toe. Een en ander leidt tot een te vergoeden bedrag van € 44,--.
Nu, zoals hierna onder 4.6.3 zal worden overwogen, van enige vorm van inkomstenderving door eiser sub 1 ten gevolge van de mishandeling niet is gebleken, kan ook niet worden gezegd dat eiser sub 1 doordat hij tijd heeft moeten gebruiken om naar de tandprothetische praktijk te gaan, inkomsten heeft gederfd. De schadepost verleturen worden gepasseerd.
- de bril
Partijen twisten over de vraag of bij de mishandeling een bril is vernield. In elk geval staat vast dat eiser sub 1 sinds de mishandeling geen nieuwe bril heeft gekocht. Nu hij aldus al bijna anderhalf jaar geen bril gebruikt, is niet aannemelijk dat hij feitelijk een bril nodig heeft. Dat geldt te meer nu hij van zijn stelling dat met zijn ogen nog geen eindsituatie is bereikt, geen enkele onderbouwing (met bijvoorbeeld een verklaring van een oogarts) geeft. De rechtbank zal de gevorderde vergoeding van een bril afwijzen.
reiskosten ziekenhuis
De drie door eiser sub 1 gestelde ziekenhuisbezoeken worden niet betwist. Als norm voor de vergoeding zal de NPP-richtlijn worden gehanteerd. Voor de gereden 60 kilometer zal gedaagde een bedrag van (60 x € 0,22 =) € 13,20 dienen te vergoeden.
De immateriële schade van eiser sub 1:
Bij de vaststelling van de hoogte van deze schade houdt de rechtbank rekening met het navolgende. Bij de mishandeling heeft eiser sub 1 een neusfractuur en een gecompliceerde fractuur van de sinusvoorwand opgelopen. Genezing duurde 3 tot 6 maanden; eiser sub 1 zal veel nalast hebben gehad en mogelijk pas na 6 maanden weer volledig fit zijn geweest. Van blijvend letsel is geen sprake. Mogelijk heeft eiser sub 1 een periode niet gewerkt. Of hij daadwerkelijk arbeidsongeschikt was kan uit de stukken niet worden afgeleid. Eisers hebben niets gesteld over (andere) belemmeringen door het letsel. Aard, duur en intensiteit van de pijn, het verdriet en de gederfde levensvreugde worden door eisers genoemd, maar niet toegelicht. Dat eiser sub 1 (psychisch) ernstig lijdt of heeft geleden onder het feit dat de mishandeling heeft plaatsgevonden, is gesteld noch gebleken De rechtbank stelt de door gedaagde te betalen vergoeding van immateriële schade in redelijkheid op € 1.000,--.
4.6.3. De inkomstenderving van beide eisers:
Eisers stellen dat eiser sub 1 gedurende de weken 4 tot en met 15 van 2007 in het geheel niet heeft kunnen werken en gedurende de weken 16 tot en met 28 van 2007 voor 50% heeft gewerkt. De door eisers overgelegde verklaringen en stukken tonen duur en mate van de gestelde arbeidsongeschiktheid van eiser sub 1 onvoldoende aan. Eisers dienen, gelet op de gemotiveerde betwisting door gedaagde, in beginsel de gestelde duur en mate te bewijzen.
Eisers stellen vervolgens dat zij tengevolge van de arbeidsongeschiktheid van eiser sub 1 schade hebben geleden. Zij leggen daarvan een berekening over. Eisers gaan er daarin van uit dat voor elk uur dat eiser sub 1 niet heeft gewerkt de v.o.f. een (tussen eisers bij helfte te verdelen) verlies heeft geleden van een bedrag, gelijk aan het totaal van de winst in 2007 gedeeld door het aantal door de vennoten in dat jaar gewerkte uren. Daarmee wordt verondersteld dat de winst uitsluitend door werkzaamheden, verricht door de vennoten, wordt gerealiseerd. Dat is echter niet het geval: blijkens de stukken heeft de v.o.f. (werkzaam in de bouw) meer personeel, en dat personeel is tijdens de (gestelde) arbeidsongeschiktheid van eiser sub 1 blijven werken (en dus inkomen voor de v.o.f blijven verwerven). Bovendien hangt de te verwerven winst ook af van de beschikbaarheid van opdrachten. Daarover is niets gesteld. De rechtbank zal de berekening van eisers niet volgen.
Zij constateert vervolgens dat van een feitelijke vermindering van inkomen (in de v.o.f. of bij een van eisers) als gevolg van de mishandeling uit de overgelegde stukken niets blijkt. De stukken laten slechts zien dat de v.o.f. in 2007 € 262.548,-- winst heeft gemaakt, waarvan elk van de vennoten de helft toekomt. Dat een arbeidsongeschiktheid van eisers sub 1 als gevolg van de mishandeling negatief op dit resultaat heeft gedrukt (hetgeen in een lager resultaat voor elk van eisers had geresulteerd dan wanneer de mishandeling niet had plaatsgevonden) is niet gesteld en blijkt ook niet uit de overgelegde stukken. De rechtbank stelt vast dat niet van enige schade blijkt. Bewijslevering van duur en mate van arbeidsongeschiktheid is dan niet meer nodig. De vorderingen van beide eisers op dit punt moeten worden afgewezen.
De buitengerechtelijke kosten;
Eiser sub 1 legt facturen daarvan over, stellende dat deze betrekking hebben op kosten gemaakt ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid daarvoor van gedaagde. Nu vaststaat dat gedaagde jegens eisers onrechtmatig heeft gehandeld, is hij voor die kosten – mits daadwerkelijk gemaakt – aansprakelijk. Uit de overgelegde stukken blijkt wel dat voor de vaststelling van de schade (in bescheiden vorm) stukken zijn verzameld en onderzoek is gedaan. Gedaagde heeft gesteld dat eisers zich tot het OM hebben gewend in verband met de inverzekeringstelling van eiser sub 1; voorts is door de raadsman van eisers opgave van schadeposten aan het OM gedaan. Van de daarmee gemoeide kosten kan niet worden gezegd dat ze de vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid daarvoor betreffen. De primaire vordering op dit punt moet worden afgewezen. De rechtbank zal – nu voldoende vaststaat dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt – de subsidiaire vordering tot vaststelling van vergoeding van een bedrag gelijk aan twee punten van het liquidatietarief II (in totaal € 904,--), toewijzen.