ECLI:NL:RBMID:2009:BJ2136
Rechtbank Middelburg
- Kort geding
- M.C. de Regt
- Rechtspraak.nl
Aandeelhoudersgeschil tussen Oestercultuur Maatschappij 'Samenwerking B.V.' en Eensgezindheid Beheermaatschappij B.V.
In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg werd behandeld, betreft het een aandeelhoudersgeschil tussen [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie]. [Eiseres in conventie] is voor 50% aandeelhoudster in Oestercultuur Maatschappij 'Samenwerking B.V.' en houdt 48% van de aandelen in 'Eensgezindheid Beheermaatschappij B.V.', waarvan [gedaagde in conventie] 52% bezit. Partijen hebben geprobeerd hun aandeelhoudersrelaties te beëindigen door de aandelen van [eiseres in conventie] over te dragen aan [gedaagde in conventie], maar zijn er niet in geslaagd om tot overeenstemming te komen. Dit leidde tot een procedure bij de rechtbank.
In een eerdere uitspraak van 13 augustus 2008 heeft de rechtbank partijen veroordeeld tot het verrichten van noodzakelijke handelingen ter uitvoering van een vaststellingsovereenkomst die op 27 januari 2004 was gesloten. Deze overeenkomst hield in dat de prijs van de aandelen zou worden vastgesteld door een door de rechtbank benoemde deskundige. PricewaterhouseCoopers heeft in november 2008 de waarde van de aandelen vastgesteld op € 402.446,00, maar de aandelenoverdracht heeft nog steeds niet plaatsgevonden.
In het kort geding vorderde [eiseres in conventie] onder andere dat [gedaagde in conventie] binnen 14 dagen na betekening van het vonnis een deugdelijke berekening zou maken van de waarde van de aandelen, en dat [gedaagde in conventie] zou worden veroordeeld tot betaling van het vastgestelde bedrag. [Gedaagde in conventie] voerde verweer en stelde dat de resultaten na 2006 buiten beschouwing moesten blijven op basis van de eerdere uitspraak en de vaststellingsovereenkomst.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de primaire vordering van [eiseres in conventie] tot herwaardering van de aandelen niet kon worden toegewezen, omdat deze in strijd was met de eerdere uitspraak en de vaststellingsovereenkomst. De meer subsidiaire vordering van [eiseres in conventie] werd echter toegewezen, waarbij partijen werden veroordeeld om binnen veertien dagen uitvoering te geven aan hun verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst, wat resulteerde in de levering van de aandelen door [eiseres in conventie] aan [gedaagde in conventie] en de betaling van de koopprijs van € 402.446,00.