ECLI:NL:RBMID:2009:BJ3536

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
28 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
53517/ HA ZA 06-345
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding en wettelijke rente in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Middelburg op 28 januari 2009 uitspraak gedaan in een zaak tussen eiser, wonende te Oosterhout, en gedaagde, de onderlinge waarborgmaatschappij ZLM U.A., gevestigd te Goes. De zaak betreft een schadevergoeding die eiser vordert van gedaagde naar aanleiding van letselschade. Eiser heeft in het verleden al een vonnis ontvangen op 2 mei 2007, waarin de rechtbank over een van de schadeposten een oordeel heeft gegeven. De beslissing over de overige schadeposten is aangehouden, en de rechtbank heeft nu de resterende schadeposten beoordeeld, waaronder kosten voor aangepaste kleding, huishoudelijke hulp, verlies aan zelfredzaamheid, ziektekosten, hulpmiddelen en restant buitengerechtelijke kosten.

Eiser heeft zijn schadeposten gespecificeerd en vordert onder andere vergoeding voor aangepaste kleding ter hoogte van € 3.593,84, huishoudelijke hulp van € 81.662,21, verlies aan zelfredzaamheid van € 32.110,--, ziektekosten van € 6.608,24, hulpmiddelen van € 49.490,27 en restant buitengerechtelijke kosten van € 6.482,45. Gedaagde heeft deze schadeposten betwist en stelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vorderingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat voor sommige schadeposten een deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de omvang van de schade vast te stellen.

De rechtbank heeft de zaak aangehouden en zal een deskundige benoemen om de noodzaak van huishoudelijke hulp en het verlies aan zelfwerkzaamheid te onderzoeken. Tevens zal de deskundige de rol van de partner van eiser in dit onderzoek betrekken. De rechtbank heeft de beslissing over de wettelijke rente aangehouden totdat de schadeposten zijn vastgesteld. Eiser zal nota's moeten overleggen om de aanvangsdatum van de wettelijke rente per nota te specificeren. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het voornemen tot deskundigenonderzoek.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
53517 / HA ZA 06-345
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 53517 / HA ZA 06-345
Vonnis van 28 januari 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te Oosterhout,
eiser,
advocaat mr. M.R. Minekus te Middelburg,
tegen
de onderlinge waarborgmaatschappij
ONDERLINGE VERZEKERINGMIJ ZLM U.A.,
gevestigd te Goes,
gedaagde,
advocaat mr. J.C. van den Dries te Goes.
De verdere procedure
Het verder verloop van de procedure blijkt uit:
de vonnissen van 2 mei 2007 en 1 augustus 2007,
de conclusie van repliek tevens houdende akte vermindering van eis
de conclusie van dupliek.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De verdere beoordeling
Bij vonnis van 2 mei 2007 heeft de rechtbank over één van de schadeposten, waarvan [eiser] van ZLM vergoeding vraagt, een oordeel gegeven. De beslissing over de overige tussen partijen nog in geschil zijnde schadeposten is aangehouden en de zaak is voor repliek verwezen naar de rol. Nu dient de rechtbank over die resterende schadeposten (zoals door [eiser] ingediend – hij heeft zich uitdrukkelijk het recht voorbehouden later vergoeding te vorderen van nu nog niet goed overzienbare schade(s)) te oordelen. Het betreft nog de navolgende posten en (bij repliek aangepaste) bedragen (de aanduiding in rubriek 3.1 van het vonnis van 2 mei 2007 aanhoudend):
d. aangepaste kleding € 3.593,84
f. huishoudelijke hulpbehoefte € 81.662,21
h. schade gelegen in een verlies aan zelfredzaamheid € 32.110,--
i. ziektekosten (verzekeringspremies) € 6.608,24
k. hulpmiddelen € 49.490,27
m. restant buitengerechtelijke kosten € 6.482,45,
een en ander te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 28 augustus 1997, althans de datum van het ontstaan van de betreffende schade, althans 15 juni 2006 tot aan de dag der algehele voldoening. ZLM heeft de schadeposten betwist.
2.2. De rechtbank zal de diverse schadeposten bespreken.
d. aangepaste kleding
2.2.1. [eiser] stelt tot 2006 jaarlijks voor ruim € 70,-- extra kosten te hebben gehad (voor wijde sokken en T-shirts met lange mouwen/manchetten. In verband met zijn werk zullen die kosten vanaf 2006 verdubbelen. Tot het 65ste jaar levert dat een totaalschade op van het door hem genoemde bedrag. ZLM stelt dat vanaf mei 2001 nota’s ontbreken. Zij betwist dat de door [eiser] gewenste kleding duurder is dan “normale” kleding. De noodzaak voor extra wijde sokken is gezien het letsel niet duidelijk. Bij antwoord heeft ZLM zich bereid verklaard een totaalbedrag van € 2.000,-- te vergoeden; bij dupliek stelt zij dat de post qua noodzaak en hoogte moet worden afgewezen.
2.2.2. Het door [eiser] opgelopen letsel brengt naar het oordeel van de rechtbank naar zijn aard mee dat hij voor het dragen van bepaalde kleding – bijvoorbeeld shirts met lange mouwen/ manchetten – kiest. De noodzaak van extra wijde sokken is niet duidelijk gemaakt. Hoewel ter comparitie aangeboden, heeft [eiser] van de door hem gestelde extra kosten voor kleding geen nader bewijs overgelegd. De rechtbank gaat toch uit van extra kosten; het is van algemene bekendheid dat shirts met lange mouwen/manchetten gemiddeld duurder zijn dan shirts met korte mouwen van dezelfde kwaliteit. Zij zal een inschatting maken van de schade. Mede omdat niet is gebleken dat de kosten vanaf 2006 zijn verdubbeld – zoals [eiser] heeft gesteld maar niet aantoont – knoopt de rechtbank aan bij het door ZLM bij antwoord aangeboden (en bij dupliek niet expliciet ingetrokken) bedrag van € 2.000,-- in totaal. Dat bedrag zal worden toegewezen.
f. huishoudelijke hulpbehoefte
2.2.3. [eiser] stelt dat hij, gezien zijn functionele eenarmigheid, behoefte heeft aan gemiddeld (bij het middelen houdt hij rekening met een in de toekomst mogelijk grotere behoefte in verband met een groeiende welstand) 6 uur huishoudelijke hulp per week. Een aantal zaken kan hij niet zelf, andere gaan (veel) langzamer. Los van de vraag of van een (eventuele) partner mag worden verwacht dat deze de huishoudelijke werkzaamheden van hem overneemt, blijkt, zo stelt [eiser], uit jurisprudentie dat de aanwezigheid van een partner de hulpbehoefte en de vergoedingsplicht niet wijzigt. Uitgaande van € 12,50 per uur en een eindleeftijd voor deze schade van 70 jaar beloopt deze schade een bedrag van € 81.662,21.
ZLM stelt dat [eiser], eventueel na oefening en met gebruikmaking van hulpmiddelen, in staat moet zijn huishoudelijk werk zelf te verrichten, zij het dat hij daarvoor meer tijd nodig zal hebben dan iemand die niet zijn beperkingen heeft. Bovendien woont hij sedert 2007 samen met een partner; bij samenwoning is het gebruikelijk dat huishoudelijke taken worden gedeeld en dat daarbij met de (on-)mogelijkheden van beide partners rekening wordt gehouden. [eiser] laat na concreet aan te tonen dat hij voor 6 uur per week huishoudelijke hulp inhuurt. Bij antwoord toonde ZLM zich bereid een bedrag van € 26.000,-- te vergoeden, bij dupliek vordert zij primair afwijzing van deze post, subsidiair benoeming van een arbeidsdeskundige die de behoefte van [eiser] aan huishoudelijke hulp in kaart brengt en een redelijk uurtarief voor de regio waar [eiser] woont noemt.
2.2.4. Het letsel van [eiser] zal naar het oordeel van de rechtbank in beginsel met zich brengen dat hij niet alle huishoudelijke werkzaamheden zelf kan doen. [eiser] gaat er in zijn berekening van uit dat hij vanaf zijn 27ste levensjaar een eigen huishouding voert en dan een ongevalsgerelateerde behoefte aan huishoudelijke hulp heeft van gemiddeld 6 uur per week. Inmiddels staat vast dat [eiser] sinds 2007 samen met een partner een eigen huishouden heeft. Of in dat huishouden feitelijk gebruik wordt gemaakt van betaalde huishoudelijke hulp heeft [eiser] niet aangegeven. Dat [eiser] nu met een partner samenwoont betekent niet zonder meer dat hij geen huishoudelijke hulp meer nodig zou hebben, maar brengt wel met zich dat die hulp niet nodig is (en de kosten dus geen schade zijn) voor huishoudelijke taken, die gebruikelijk niet aan een professionele hulp worden uitbesteed, maar door een partner worden verricht (zoals bijvoorbeeld boodschappen doen). [eiser] heeft geen duidelijkheid gegeven over welke huishoudelijke taken hij (al dan niet met hulpmiddelen) zelf kan en welke hij aan een professionele hulp overlaat dan wel zou moeten overlaten. Wel stelt hij dat hij taken langzamer uitvoert; daarvan geldt dat daarmee behoefte aan (betaalde) hulp niet is gegeven. Dat betreft meer een ongemak, waarvoor het aan [eiser] toegekende smartengeld een tegemoetkoming insluit.
De rechtbank is onvoldoende voorgelicht om te kunnen beoordelen welke huishoudelijke taken – die gewoonlijk, kan iemand ze niet zelf verrichten, tegen betaling aan een professionele hulp worden uitbesteed – [eiser] ten gevolge van zijn letsel niet zelf kan verrichten. De rechtbank zal een arbeidsdeskundige vragen een onderzoek naar de (omvang van de) noodzakelijke huishoudelijke hulp (bij welk onderzoek de rol van de partner van [eiser] dus dient te worden betrokken) te verrichten en aan de rechtbank te rapporteren.
h. schade gelegen in een verlies aan zelfredzaamheid
2.2.5. [eiser] stelt dat zijn letsel beperkingen oplevert voor de werkzaamheden in en om het huis. Sinds 2007 bewoont hij met zijn partner een rijtjeshuis in Oosterhout. Van hem mag niet mag worden verwacht dat hij alle werkzaamheden zonder betaling of voor weinig geld (zwart) uitbesteed of aan zijn partner overlaat. Aanknopend bij de NPP-aanbeveling begroot [eiser] (uitgaande van een eindleeftijd van 70 jaar) deze schade op € 32.110,--.
ZLM stelt dat [eiser] schadebeperkend dient op te treden: van hem mag worden verwacht dat hij, gelet op zijn beperkingen, een onderhoudsextensieve woning en tuin zal kiezen. Overigens maakt [eiser] niet duidelijk of de door hem in 2007 betrokken woning een koop- of een huurwoning is – in het laatste geval neemt de verhuurder het groot onderhoud voor zijn rekening. Voorts moet bij deze schadepost rekening gehouden worden met de aanwezigheid van een partner en met de omstandigheid dat werkzaamheden in en om het huis in de praktijk ook gratis (door een leverancier) worden gedaan of zwart worden betaald. Uitgaan van de NPP-richtlijn – dus abstract rekenen – heeft niet de voorkeur van ZLM. [eiser] hanteert, stelt ZLM, een onjuiste factor waardoor de schadebedrag te hoog uitvalt. ZLM meent dat een arbeidsdeskundige de opdracht moet krijgen om de schade in kaart te brengen, waarbij moet worden onderzocht of [eiser] met hulpmiddelen in staat is om de hier bedoelde werkzaamheden wel zelf te doen. Bij antwoord toonde ZLM zich bereid voor deze post € 20.000,-- betaalbaar te stellen, bij dupliek is zij daar niet op terug gekomen.
2.2.6. De rechtbank is van oordeel dat voor deze schadepost hetzelfde geldt als voor schadepost f. Op zich staat wel vast dat het letsel van [eiser] verlies van zelfwerkzaamheid met zich brengt. [eiser] spreekt over (onderhouds-)werkzaamheden in en om het huis; wat hij (al dan niet met hulpmiddelen) wel zelf zou kunnen doen en wat niet, maakt hij niet duidelijk. Ter vaststelling van de hoogte van de schade is inzicht daarin wel nodig. Met dat inzicht kan worden gezien waar professionele hulp nodig is en kan de schade meer concreet worden vastgesteld. Een onderzoek door een arbeidsdeskundige is dus noodzakelijk. Voorts is het nodig te weten welk onderhoud aan huis en tuin thans van [eiser] wordt verwacht (en daarbij is van belang of hij een huur- of een koopwoning bewoont). Daarover zal hij – nadat de deskundige een rapport heeft opgesteld – de rechtbank dienen in te lichten. De rechtbank is overigens bij een en ander van oordeel dat schadebeperkend handelen van [eiser] mag worden verwacht, maar dat dat niet zover hoeft te gaan dat hij zou moeten afzien van het betrekken van een koopwoning met tuin.
i. ziektekosten (verzekeringspremies)
2.2.7. [eiser] stelt vanaf oktober 2002 tot 31 december 2005 tengevolge van zijn letsel een hogere ziektekostenpremie te hebben moeten betalen dan hij zonder ongeval zou hebben betaald. Daarnaast kwam hij, omdat hij regelmatig behandeling behoefde, niet meer in aanmerking voor premiekorting. Voorts zal hij jaarlijks de maximaal verschuldigde eigen bijdrage dienen te voldoen en jaarlijks de reiskosten van en naar de revalidatiearts in Utrecht zelf dienen te betalen. [eiser] stelt deze schade op € 6.608,24 in totaal. ZLM mist een concrete onderbouwing van de diverse onderdelen van deze schadepost. Bij gebreke aan die onderbouwing dient de post te worden afgewezen.
2.2.8. De rechtbank is van oordeel dat evident is dat [eiser] na het ongeval meer kosten maakt voor een ziektekostenverzekering dan in het geval hem het ongeval niet was overkomen. [eiser] maakt van de door hem gestelde schade precieze berekeningen, doch geeft van de uitgangspunten van die berekening weinig onderbouwing. Dat [eiser] vanaf oktober 2002 tot 31 december 2005 een hogere ziektekostenpremie heeft betaald dan hij zonder ongeval zou hebben gedaan is uit de overgelegde stukken niet zonder meer duidelijk. Dat geldt ook voor de gestelde misgelopen kortingen. Dat [eiser] steeds jaarlijks de maximale eigen bijdrage verschuldigd is (geweest), is evenmin met stukken onderbouwd. Tenslotte heeft [eiser] niet laten zien dat hij jaarlijks naar de revalidatiearts gaat en welke (reis-)kosten daarmee gepaard gaan. Nu de zaak in verband met het eerder genoemde arbeidsdeskundige onderzoek zal worden aangehouden, zal [eiser] (na dat onderzoek) nog in de gelegenheid worden gesteld zijn stellingen nader – met stukken – te onderbouwen.
k. hulpmiddelen
2.2.9. [eiser] vordert – onder verwijzing naar ergotherapeutische onderzoeksrapportage – vergoeding van meerkosten ad € 4.469,15 van in de toekomst aan te schaffen bureaustoelen (uitgaande van een levensduur van 9 jaar). Gezien zijn letsel zal hij meer dan een gemiddeld mens zijn aangewezen op (elektrische) huishoudelijke apparatuur en spraakherkenning op de computer. Hij vordert ter zake een lumpsumvergoeding van € 10.000,--. Voor reparaties aan fiets, auto en computer is hij – anders dan voor het ongeval – van derden afhankelijk (schade € 6.891,47). Een voor hem geschikte auto (met automatische transmissie) zal in aanschaf en verbruik duurder zijn (schade respectievelijk € 9.337,89 en € 6.411,59) en aanpassingen vergen (schade € 12.380,17).
ZLM stelt twee bureaustoelen te hebben vergoed; een voor huisgebruik aangeschafte bureaustoel gaat levenslang mee. De handicap van [eiser] vraagt niet een heel bijzondere stoel. De door hem genoemde huishoudelijke apparaten worden in een doorsnee gezin, waarin het opleidingsniveau vergelijkbaar met dat van [eiser] is, ook aangeschaft. Een programma voor spraakherkenning lijkt niet noodzakelijk. Onderhoud aan de fiets is begrepen in de schadepost betreffend verlies aan zelfwerkzaamheid. Onderhoud aan auto en computer wordt gewoonlijk aan derden uitbesteed. De schadeposten betreffende de autokosten betwist ZLM; zij vindt de posten onvoldoende concreet onderbouwd: [eiser] laat de meerkosten in het gebruik van zijn auto niet zien en evenmin de aanschaf- en aanpassingskosten.
2.2.10. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] met het overgelegde ergotherapeutisch advies de noodzaak voor een goede bureaustoel (op zijn werk en thuis) voldoende heeft aangetoond. Vast staat voorts dat ZLM een dergelijke bureaustoel voor thuis heeft vergoed. [eiser] stelt dat hij elke 9 jaar een nieuwe bureaustoel voor thuis nodig zal hebben; dat wordt door ZLM betwist. Dat een bureaustoel in een bedrijf volgens een projectinrichter acht jaar mee gaat wil niet zeggen dat een in de thuissituatie gebruikte bureaustoel eenzelfde levensduur heeft. De rechtbank gaat er in redelijkheid van uit dat [eiser] zijn bureaustoel nog twee keer zal moeten vervangen. De door [eiser] genoemde prijs is voor een kwalitatief goede bureaustoel met de voor [eiser] noodzakelijke voorzieningen niet buitensporig. Verder de berekening van [eiser] volgend, stelt de rechtbank de schade vast op € 1.423,38.
De vraag of [eiser] ten gevolge van het ongeval behoefte heeft aan huishoudelijke apparatuur moet worden gezien in samenhang met het door de eerder genoemde arbeidsdeskundige te verrichten onderzoek naar de noodzaak van huishoudelijke hulp. Het kan zijn dat met gebruikmaking van huishoudelijke apparaten [eiser] in staat zal zijn meer zelf in het huishouden te doen; het kan ook blijken dat die apparaten hem daarbij niet ten dienste (kunnen) zijn. Indien zou blijken dat de apparaten huishoudelijke hulp voor [eiser] kunnen uitsparen, dan zal ZLM niet met het argument dat het gaat om apparatuur die in veel andere gezinnen ook aanwezig zijn zich aan vergoeding kunnen onttrekken. De arbeidsdeskundige zal daarom ook gevraagd worden te onderzoeken in hoeverre eventuele ongevalsgerelateerde beperkingen in het verrichten van huishoudelijke taken kunnen worden verminderd als [eiser] zou beschikken over de huishoudelijke apparatuur die hij in de toelichting op zijn vordering noemt.
Waar [eiser] bij deze schadepost voorts spreekt over kosten voor reparaties aan fiets, auto en computer gaat het om verlies aan zelfwerkzaamheid. Bij het hiervoor al genoemde onderzoek door een arbeidsdeskundige zal de vraag naar wat [eiser] op deze punten zelf (nog) kan eerst aan de orde moeten komen, voordat (eventuele) schade kan worden vastgesteld. Dat geldt ook voor de vraag of [eiser], gelet op de aard van zijn letsel, om even snel en efficiënt op de computer te kunnen werken als hij zonder dat letsel zou hebben gedaan, behoefte heeft aan een programma voor spraakherkenning en of er ten gevolge van zijn letsel de noodzaak bestaat gebruik te maken van een auto met automatische transmissie en andere aanpassingen.
m. restant buitengerechtelijke kosten
2.2.11. [eiser] stelt buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 20.232,45 te hebben gemaakt; daarvan heeft ZLM € 13.750,-- vergoed. Gelet op de hoogte van de al betaalde voorschotten en de hoogte van het nog gevorderde bedrag aan schade, kan van de gemaakte buitengerechtelijke kosten niet worden gezegd dat zij onredelijk hoog zijn. Werkzaamheden na januari 2004 zijn niet meer bij ZLM gedeclareerd.
ZLM stelt aan buitengerechtelijke kosten bij bevoorschotting al te hebben vergoed een bedrag van € 15.893,88. Er was ruimte geweest een minnelijke regeling – voor wat betreft alle schadeposten behalve die betreffende het verlies van verdienvermogen – te treffen. [eiser] heeft dat niet gedaan en is gaan procederen. ZLM stelt dat niet alle advocatenkosten voor vergoeding in aanmerking komen; zij stelt een redelijke vergoeding te hebben betaald.
2.2.12. De rechtbank oordeelt dat gevorderde buitengerechtelijke kosten – willen zij kunnen worden toegewezen – in redelijkheid dienen te zijn gemaakt en in omvang redelijk dienen te zijn. Die beoordeling kan pas worden gemaakt als het bedrag dat ZLM aan [eiser] dient te betalen vast staat en daarmee kan worden bezien of [eiser] zich met zijn bezwaar tegen de voorstellen van ZLM redelijk heeft opgesteld. De beslissing over deze schadepost zal worden aangehouden totdat over de andere schadeposten is beslist.
2.3. Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente over de genoemde schadeposten stelt [eiser] dat ZLM, gelet op het bepaalde in art. 6:83, aanhef en onder b, BW, met betrekking tot die posten door het ontstaan van de schade dan wel (ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten) na ommekomst van de in de betreffende nota’s geboden betalingstermijn in verzuim is geraakt. ZLM betwist in verzuim te zijn. [eiser] zal nota’s moeten overleggen, waarmee hij de aanvangsdatum van de wettelijke rente per nota kan specificeren.
De rechtbank haar oordeel over de wettelijke rente aanhouden totdat over de diverse schadeposten is beslist.
2.4. Het vorenstaande leidt ertoe dat de zaak moet worden aangehouden. De rechtbank is voornemens om een deskundigenonderzoek te bevelen – uit te voeren door (een) arbeidsdeskundige(n) – ter vaststelling en berekening van het (ongevalsgerelateerde) verlies aan zelfwerkzaamheid en eventuele noodzaak tot huishoudelijke hulp. Uitgangspunt daarbij zal de in het rapport van de orthopaedische chirurg Bakx (gedateerd 3 januari 2002) beschreven medische eindtoestand van [eiser] dienen te zijn. Voorts zal de deskundige dienen te onderzoeken of – en zo ja, in welke mate – het verlies aan zelfwerkzaamheid c.q. de noodzaak tot huishoudelijke hulp positief kan worden beïnvloed door gebruikmaking van de diverse hulpmiddelen die [eiser] in zijn schadepost k heeft genoemd. Nu het deskundigenonderzoek dient plaats te vinden om de door [eiser] gestelde feiten (nader) vast te stellen, is de rechtbank voorshands van oordeel dat de kosten van het onderzoek door [eiser] dienen te worden voorgeschoten.
De rechtbank zal partijen – eerst [eiser] en daarna ZLM – in de gelegenheid stellen zich bij akte over dit voornemen uit te laten. Daarbij kunnen zij ook voorstellen voor aan de deskundige(n) te stellen vragen doen, aangeven of zij één of drie deskundigen benoemd willen zien en voorstellen doen ten aanzien van de persoon (of personen) van de toe benoemen deskundige(n).
2.5. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden
De beslissing
De rechtbank
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 25 februari 2009, opdat partijen – eerst [eiser] en daarna ZLM – zich kunnen uitlaten zoals onder 2.4 gevraagd;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2009