ECLI:NL:RBMID:2009:BJ5823
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.J.R.P. Verhoeven
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de toepassing van het sociaal plan
In deze zaak verzoekt de verzoeker, die sinds 1 mei 1985 in dienst is bij de verweerder, de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2009. De verzoeker is werkzaam als projectadministrateur en is door de verweerder voorgedragen voor ontslag vanwege aanhoudende slechte financiële resultaten. Het UWV Werkbedrijf heeft op 26 februari 2009 toestemming verleend voor het ontslag van de verzoeker, waarna de arbeidsovereenkomst op 27 februari 2009 is opgezegd. In het kader van het collectieve ontslag is er een sociaal plan overeengekomen, waarin een financiële regeling is opgenomen voor de ontslagen werknemers. De verzoeker stelt dat de toepassing van dit sociaal plan in zijn geval onbillijk is, omdat hij niet van plan was om met vroegpensioen te gaan op de richtleeftijd van 62 jaar. Hij heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule van het sociaal plan, maar dit is door de Begeleidingscommissie ongegrond verklaard.
De verzoeker vraagt nu om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, met een beëindigingsvergoeding van € 85.000 bruto. De kantonrechter overweegt dat de verzoeker in feite het middel van ontbinding wil gebruiken om alsnog een vergoeding te verkrijgen. De kantonrechter stelt vast dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontbinding, zoals vereist in artikel 685 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. De verzoeker is ontvankelijk in zijn verzoek, maar er zijn geen omstandigheden die een dringende reden voor ontbinding opleveren. De kantonrechter wijst erop dat de verzoeker zijn verzoek indient terwijl de arbeidsovereenkomst al opgezegd is, en dat er geen extra nadelige gevolgen voor de verzoeker zijn door de ontbinding.
De kantonrechter concludeert dat het verzoek van de verzoeker niet kan worden toegewezen, omdat het verzoek niet is bedoeld om een oplossing te bieden voor de gevolgen van de opzegging. De kantonrechter wijst het verzoek af en benadrukt dat de verzoeker de mogelijkheid heeft om een vordering in te stellen wegens kennelijk onredelijk ontslag, wat de juiste procedure is om te beoordelen of de verweerder een schadevergoeding aan de verzoeker moet betalen. De beslissing van de kantonrechter is om het verzoek af te wijzen.