ECLI:NL:RBMID:2009:BK1162

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
26 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/700274-08
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Boven-Hartogh
  • A. de Jager
  • J. Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor gewapende overval en bedreiging met geweld

Op 26 oktober 2009 heeft de Rechtbank Middelburg uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van een gewapende overval op een videotheek in Middelburg en van bedreiging met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die al eerder veroordeeld was voor geweldsdelicten, verminderd toerekeningsvatbaar is geacht op basis van rapporten van gedragsdeskundigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. Deze voorwaarden omvatten onder andere dat de verdachte zich laat behandelen binnen een klinische setting gespecialiseerd in verslavingsproblematiek.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de aard van de gepleegde misdrijven en het strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van zijn ex-partner en hun kinderen, evenals aan een gewapende overval op de videotheek, wat niet alleen de slachtoffers maar ook de samenleving in het algemeen heeft bedreigd. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, maar de proeftijd met één jaar verlengd. De benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de bedreigingen, heeft een schadevergoeding van € 500,- toegewezen gekregen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgelegde straffen en maatregelen recht doen aan de ernst van de feiten en de problematiek van de verdachte, en dat behandeling in een gestructureerde omgeving noodzakelijk is om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummers: 12/700274-08 en 12/707887-08 (gev.ttz) en 22/001146-07 (tul) (P)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 oktober 2009
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen
[verdachte]
geboren op [1978]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid West – Huis van Bewaring Torentijd te Middelburg,
raadsman mr. J. Wouters, advocaat te Middelburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 juli 2009 en 12 oktober 2009, waarbij de officier van justitie mr. Van der Hofstede en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De verdachte wordt verweten dat:
(parketnummer: 12/700274-08)
1.
hij op of omstreeks 15 november 2008, te Middelburg, [slachtoffer] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte zich opzettelijk dreigend begeven naar
die [slachtoffer] en/of (daarbij) een klauwhamer aan die [slachtoffer] getoond en/of die
klauwhamer boven zijn, verdachtes, hoofd geheven en/of (gedurende enige tijd)
gehouden en/of (daarbij) opzettelijk dreigend geroepen dat hij die [slachtoffer] op
zijn kop wilde slaan;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 oktober 2008, te Middelburg, tesamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk om zich en/of een
ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] (medewerker van videotheek Moviemax Dauwendaele) heeft/hebben gedwongen
tot de afgifte van een hoeveelheid geld (in diverse coupures, groot (ongeveer)
200 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
videotheek Moviemax Dauwendaele, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
-met gezichtsbedekking, zijnde een sjaal voor zijn neus en mond, de genoemde
videotheek heeft betreden, en/of (vervolgens)
- met een (vlees)mes in één van zijn handen (meermalen) dreigend op de kassa
heeft getikt, terwijl die [slachtoffer 2] achter de toonbank bij die kassa stond, en/of
- een tas op de toonbank heeft gezet en/of (daarbij) (dwingend) tegen die [slachtoffer 2]
heeft geroepen:"Ik wil het geld" en/of "Geef me het geld" en/of "Meer, meer";
art. 47 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
(parketnummer: 12/707887-08)
3.
hij in of omstreeks de periode vanaf 28 augustus 2007 tot en met 1 april 2008
in de gemeente(n) Noord-Beveland en/of Vlissingen en/of Middelburg, althans in
het arrondissement Middelburg,
[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling (via telefonisch contact met een medewerkster van het
Bureau Jeugdzorg en/of met [slachtoffer 3]),
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] en/of haar kind(eren)
dreigend de woorden toegevoegd :
- "een kogel door haar hoofd te willen schieten"
(via jeugdzorg d.d. 31 aug.2007) en/of
- "wil koste wat kost een omgangsregeling, al moet hij er weer voor negen
maanden de cel in"
(via jeugdzorg d.d. 12 okt.2007) en/of
- "dat hij afgelopen weekend in staat was om moeder en de kinderen op te
zoeken om ze vervolgens 'uit te roeien'"
(via jeugdzorg d.d. 18 okt.2007) en/of
- "volledig aan de grond te zitten, ziet zijn leven niet meer zitten en bang
was zijn kinderen een keer iets aan te doen"
(via jeugdzorg d.d. 24 okt.2007) en/of
- (meerdere malen, althans éénmaal -die [slachtoffer 3]- heeft gebeld en meedeelde)
"langs te komen om ons iets aan te doen",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
4.1.1. Het standpunt van de officier van justitie
Het feit kan naar de mening van de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden. Hij heeft hiertoe gewezen op de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 1], alsmede de verklaring van getuige [getuige 2]. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat er een klauwhamer naast de bank had gelegen en getuige [getuige 2] heeft verdachte met een klauwhamer in zijn handen gezien.
De officier van justitie heeft voorts gewezen op de rapportages van de gedragsdeskundigen die verdachte hebben onderzocht, en hij is op grond hiervan van mening dat dit feit niet zodanig is dat het niet in het gedrag van verdachte past.
4.1.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Met betrekking tot getuige [getuige 1] is hiertoe naar voren gebracht dat hij verdachte, die bij getuige [getuige 1] in de woning woont, uit zijn woning wil hebben, omdat de verstandhouding tussen hen niet goed is. Getuige [getuige 2] is de partner van aangever. Zij en aangever hebben hun verklaringen op elkaar afgestemd, aldus de raadsman.
De raadsman heeft er verder op gewezen dat getuige [getuige 3], de buurman om wiens geluidsoverlast het conflict is begonnen, verdachte niet met een klauwhamer heeft gezien, terwijl getuige [getuige 3] wel aanwezig was tijdens het incident tussen aangever en verdachte.
De verdediging heeft verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken.
4.1.3. Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank vormen de aangifte , de verklaring van getuige [getuige 1] en de verklaring van verdachte voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het feit zoals ten laste gelegd heeft gepleegd. Uit de verklaring van verdachte [getuige 1] blijkt dat de verstandhouding tussen hem en verdachte is verslechterd op het moment dat [getuige 1] na een verblijf in een afkickkliniek weer terugkeerde in zijn woning, waar verdachte in die tijd ook verbleef. De rechtbank kan echter niet zonder meer aannemen dat getuige [getuige 1] om deze reden leugenachtig zou hebben verklaard tegenover de politie over de (eerdere) aanwezigheid van een klauwhamer naast de bank in de woning.
De betrouwbaarheid van getuige [getuige 2] acht de rechtbank, gelet op de zojuist genoemde bewijsmiddelen, niet relevant. De rechtbank overweegt voorts dat aangever verklaard heeft dat de bovenbuurman, getuige [getuige 3], aanwezig was op het moment dat verdachte met een klauwhamer aan kwam lopen, terwijl getuige [getuige 3] over dit punt anders verklaart. Niet kan worden vastgesteld derhalve of getuige [getuige 3] aanwezig was bij het voorval zoals ten laste gelegd, zodat de rechtbank de verklaring van getuige [getuige 3] niet heeft betrokken in haar bewijsoverweging.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 13 juli 2009 en bij de politie ;
- de aangifte van [slachtoffer 2] ;
- de verklaringen van getuige [getuige 4] bij de politie d.d. 18 november 2008 en
22 november 2008.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 13 juli 2009 en bij de politie ;
- de aangifte namens [slachtoffer 3] door mr. M. Kalle met bijlage, te weten een ‘overzicht contactjournaals’ van Bureau Jeugdzorg Zeeland ;
- de aangifte door [slachtoffer 3].
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
(parketnummer: 12/700274-08)
1.
op 15 november 2008, te Middelburg, [slachtoffer] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte zich opzettelijk dreigend begeven naar
die [slachtoffer] en (daarbij) een klauwhamer aan die [slachtoffer] getoond en die
klauwhamer boven zijn, verdachtes, hoofd geheven en (gedurende enige tijd)
gehouden en (daarbij) opzettelijk dreigend geroepen dat hij die [slachtoffer] op
zijn kop wilde slaan.
2.
op 19 oktober 2008, te Middelburg, tesamen en in vereniging
met een ander met het oogmerk om zich en/of een
ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] (medewerker van videotheek Moviemax Dauwendaele) heeft gedwongen
tot de afgifte van een hoeveelheid geld (in diverse coupures toebehorende aan
videotheek Moviemax Dauwendaele, welke bedreiging met
geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
-met gezichtsbedekking, zijnde een sjaal voor zijn neus en mond, de genoemde
videotheek heeft betreden, en (vervolgens)
- met een (vlees)mes in één van zijn handen meermalen dreigend op de kassa
heeft getikt, terwijl die [slachtoffer 2] achter de toonbank bij die kassa stond, en
- een tas op de toonbank heeft gezet en/of daarbij (dwingend) tegen die [slachtoffer 2]
heeft geroepen:"Ik wil het geld" of "Geef me het geld" en "Meer, meer".
(parketnummer: 12/707877-08)
3.
in de periode vanaf 28 augustus 2007 tot en met 1 april 2008
in de gemeente(n) Noord-Beveland en Vlissingen en Middelburg,
[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling (via telefonisch contact met een medewerkster van het
Bureau Jeugdzorg en/of met [slachtoffer 3]),
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] en/of haar kinderen
dreigend de woorden toegevoegd :
- "een kogel door haar hoofd te willen schieten"
(via jeugdzorg d.d. 31 aug.2007) en/of
- "wil koste wat kost een omgangsregeling, al moet hij er weer voor negen
maanden de cel in"
(via jeugdzorg d.d. 12 okt.2007) en/of
- "dat hij afgelopen weekend in staat was om moeder en de kinderen op te
zoeken om ze vervolgens 'uit te roeien'"
(via jeugdzorg d.d. 18 okt.2007) en/of
- "bang was zijn kinderen een keer iets aan te doen"
(via jeugdzorg d.d. 24 okt.2007) en/of
- (meerdere malen, -die [slachtoffer 3]- heeft gebeld en meedeelde)
"langs te komen om ons iets aan te doen",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Op verzoek van de rechtbank is omtrent verdachtes geestvermogens ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde onder 1 en 2 gerapporteerd door twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, te weten drs. R.G.D.M. Maessen, klinisch en forensisch psycholoog, en dr. A.J.W.M. Trompenaars, psychiater (in samenwerking met drs. R.F. Nieuwenhuis, psychiater in opleiding). Zij hebben gerapporteerd op respectievelijk
19 juni 2009 en 29 juni 2009.
Zij hebben geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van de feiten 1 en 2 sprake was van een ernstige en complexe psychiatrische problematiek in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven, met antisociale en borderline persoonlijkheidstrekken. Verder is bij verdachte sprake van zwakbegaafdheid en een forse en langdurige verslaving aan cocaïne, aldus de gedragsdeskundigen. Geadviseerd wordt om verdachte daarom als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Gelet op de inhoud van de rapporten van de gedragsdeskundigen is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten verdachte verminderd kunnen worden toegerekend. Gelet op de aard van de vastgestelde ziekelijke stoornis (persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven) en gebrekkige ontwikkeling (zwakbegaafdheid) van de geestvermogens van verdachte, zal de rechtbank verdachte ook ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit verminderd toerekenbaar achten.
Deze verminderde toerekenbaarheid sluit de strafbaarheid van de verdachte niet uit, zodat de verdachte strafbaar is.
Ook overigens is niet gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Hij heeft tevens gevorderd op te leggen de maatregel TBS, met hierbij gesteld de voorwaarden zoals deze zijn geformuleerd in het maatregelrapport d.d. 30 september 2009, waaronder klinische behandeling in het centrum forensische behandeling De Ponder te Eindhoven of in een soortgelijke instelling.
De officier van justitie heeft in zijn eis rekening gehouden met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de eis van de officier van justitie in principe een goed uitgangspunt is, maar nu er thans nog onzekerheid bestaat over het te volgen behandeltraject, kan er nu beter worden afgestraft.
Bij verdachte heeft een inkeer plaatsgevonden. Hij is bezig met het opschonen van zijn vriendenkring. Ook wil hij weer vrijwilligerswerk gaan doen, zoals hij ook al deed voordat hij werd gedetineerd. Verdachte heeft sinds enige tijd een vriendin, die hij heeft ontmoet via de kerk. Zij biedt hem structuur en een start bij het opbouwen van een nieuw sociaal netwerk als hij vrijkomt. Dit geheel biedt een goed perspectief voor verdachte.
Verdachte heeft aangegeven dat hij een nieuwe start wil maken en dat hij geholpen wil worden, met name bij het abstinent worden en blijven van drugs.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-partner en hun kinderen en van een buurman. Dergelijke misdrijven getuigen van een ernstig gebrek aan respect van verdachte voor de geestelijke integriteit van deze personen.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een videotheek, die hij in opdracht van en samenwerking met een ander uitvoerde. De verdachte heeft door het begaan van dit feit zich schuldig gemaakt aan een zware vorm van criminaliteit, die niet alleen zeer bedreigend en traumatiserend kan zijn voor het slachtoffer, doch die bovendien grote onrust veroorzaakt in de samenleving in het algemeen. Ook brengt een dergelijk delict in sterke mate gevoelens van onveiligheid en zich bedreigd voelen teweeg bij degenen die op plaatsen als winkels hun dagelijks werk moeten verrichten.
Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen.
Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister op naam van verdachte d.d. 18 november 2008 komt naar voren dat verdachte zich reeds eerder schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en andere diefstallen. Ook heeft hij reeds eerder een ander geweldsdelict gepleegd, te weten een mishandeling. Verdachte is vanwege deze misdrijven veroordeeld tot werkstraffen en (deels) voorwaardelijke gevangenisstraffen. Deze strafmodaliteiten hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden opnieuw gelijksoortige strafbare feiten te plegen. Een werkstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank in het onderhavige geval (mede) daarom niet geschikt.
Emergis Verslavingsreclassering heeft omtrent verdachte een adviesrapport d.d. 18 november 2008 en een voorlichtingsrapport d.d. 30 januari 2009 opgesteld. In met name dit laatste rapport - waar tevens wordt weergegeven hoe het verloop tot dan toe is geweest van het reclasseringstoezicht dat verdachte is opgelegd bij het arrest d.d. 12 juli 2007 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage met parketnummer 22/001146-07 - wordt het recidiverisico als hoog ingeschat, waarbij als voornaamste probleemgebieden worden genoemd opleiding/werk/leren, relaties/familie, vrienden/kennissen, emotioneel welzijn en denkpatronen/gedrag/vaardigheden.
Emergis heeft geconcludeerd dat behandeling en begeleiding in een ambulant kader geen meerwaarde heeft in het terugdringen van de kans op recidive. Emergis heeft ten tijde van het opmaken van het voorlichtingsrapport een psychologisch onderzoek wenselijk geacht.
Zoals onder 5 reeds is weergegeven hebben de daar genoemde gedragsdeskundigen gerapporteerd over verdachte.
Psychiater Trompenaars (met psychiater in opleiding Nieuwenhuis) heeft geconcludeerd dat de kans op recidive zeker reëel is, nu verdachte geen werk of adequate dagbesteding heeft, geen vaste woon- of verblijfplaats en slechts beperkte inkomsten. Daarbij komt dat verdachte leeft binnen een groep mensen die in sociaal opzicht aan de rand van de maatschappij leven en dat hij schulden heeft. Ter voorkoming van recidive is het volgens Trompenaars dringend aangewezen dat verdachte behandeling krijgt. Deze behandeling dient volgens hem bij voorkeur plaats te vinden binnen een sterk gedwongen kader en in een liefst sterk gestructureerde behandelomgeving, waar bovendien rekening kan worden gehouden met de intellectuele beperkingen van verdachte en waar mogelijkheden tot beveiliging zijn. Trompenaars heeft geadviseerd TBS met voorwaarden op te leggen.
Psycholoog Maessen heeft eveneens geconcludeerd dat de recidivekans hoog is, gelet op de risicotaxatie op basis van de test HRC-20. In de beperking van de recidivekans dient te worden gekeken naar zorg en beveiliging. Op termijn is het volgens hem van belang verdachte enerzijds een therapeutisch leefklimaat te bieden, waarbij rekening wordt gehouden met zijn verstandelijke beperking, en kan anderzijds gewerkt worden aan het gezamenlijk opstellen van haalbare, realistische doelen en verwachtingen, zodat frustraties worden voorkomen. Volgens Maessen lijkt TBS met voorwaarden het meest aangewezen kader voor behandeling gelet op de problematiek van verdachte. Behandeling kan plaatsvinden in een dubbeldiagnosekliniek, aldus Maessen.
Gelet op het eensluidend advies van de gedragsdeskundigen heeft de Reclassering Nederland te Middelburg in haar maatregelrapport d.d. 30 september 2009 geadviseerd omtrent de bij de TBS met voorwaarden op te leggen voorwaarden. De nadruk ligt op de voorwaarde, waarbij wordt bepaald dat verdachte zich laat behandelen binnen een klinische setting, waar men gespecialiseerd is in verslavingsproblematiek. Uit het rapport blijkt dat verdachte is aangemeld voor FPA De Ponder te Eindhoven. Op het moment van opmaken van het rapport was nog onduidelijk of deze kliniek verdachte kon of wilde plaatsen. Op de terechtzitting zou hierover zekerheid kunnen worden verschaft door de reclassering. Ter terechtzitting is echter gebleken dat verdachte zeer waarschijnlijk wel in deze kliniek kan worden behandeld, maar dat dat nog niet volledig zeker is. Indien verdachte in deze kliniek behandeld kan worden, is evenmin duidelijk wanneer er een behandelplaats vrij zal komen. Naar het oordeel van de rechtbank vormt dit laatste geen onoverkomelijke belemmering voor oplegging van de maatregel van TBS met voorwaarden.
De rechtbank overweegt als volgt. Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
Gelet op de inhoud van de rapporten, de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de maatregel van TBS noodzakelijk is.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het tweede bewezenverklaarde feit is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- bedreiging is genoemd in artikel 37a, eerste lid en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht als misdrijf waarvoor eveneens de maatregel van TBS kan worden opgelegd;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van die maatregel.
Oplegging van dwangverpleging is thans niet nodig. Volstaan kan worden met het opleggen van de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte:
- verdachte pleegt geen strafbare feiten;
- verdachte laat zich behandelen binnen een klinische setting, waar men gespecialiseerd is in verslavingsproblematiek, te weten het centrum forensische behandeling De Ponder te Eindhoven, of een soortgelijke instelling;
-verdachte houdt zich aan de richtlijnen omtrent gebruik van alcohol en drugs, ook als dit volledige abstinentie zou betekenen;
-verdachte verleent zijn medewerking aan alle vormen van controle op middelengebruik;
-verdachte stelt zich begeleidbaar op ten aanzien van zijn behandelaars en ten aanzien van de Reclassering Nederland;
-indien de behandelaars van de klinische behandelsetting medicatie indiceren, zal verdachte deze medicatie innemen, dan wel meewerken aan het toegediend krijgen van die medicatie;
-verdachte houdt zich aan de regels en het vrijhedenbeleid van de kliniek;
-verdachte conformeert zich aan afspraken met zijn behandelaars;
-verdachte begeeft zich niet in voor hem risicovolle situaties (met name voor wat betreft drugsgebruik);
-verdachte houdt zich aan de afspraken met de Reclassering Nederland;
waarmee wordt aangesloten bij de in het maatregelrapport door de reclassering geformuleerde voorwaarden.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.
Daarnaast acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden (met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht) noodzakelijk. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de mate waarin de feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, de aard en de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 500,- betreffende immateriële schade voor feit 3.
7.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen. Het feit kan bewezenverklaard worden en de immateriële schade hangt met dit feit samen. Het gevorderde bedrag is redelijk. De officier van justitie heeft verzocht in geval van toewijzing van de vordering de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de benadeelde partij verdachte had verteld dat hij zijn kinderen niet meer mocht zien. Het is dan niet redelijk dat zij een vordering indient. Volgens de verdediging heeft de benadeelde partij de context van de bedreigingen kunnen begrijpen.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank begrijpt het standpunt van de verdediging als een beroep op eigen schuld van de zijde van de benadeelde partij. De rechtbank verwerpt dit standpunt. Ook indien de benadeelde partij zich tegenover verdachte zou hebben uitgelaten over de omgangsregeling met de kinderen op de wijze zoals de verdediging stelt, dan rechtvaardigt dit op generlei wijze de manier waarop verdachte hier op heeft gereageerd.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen. Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van negen maanden gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij arrest d.d. 12 juli 2007 van het gerechtshof te ‘s-Gravenhage (parketnummer 22/001146-07) ten uitvoer zal worden gelegd. Ter terechtzitting heeft hij zijn vordering aangepast, in die zin dat hij heeft gevorderd dat de proeftijd gesteld bij deze voorwaardelijk opgelegde straf met één jaar zal worden verlengd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten omdat dit de uitvoering van de maatregel van TBS met voorwaarden, zoals hierboven onder 6.3 weergegeven, zal doorkruisen, hetgeen de rechtbank onwenselijk acht. De rechtbank acht wel verlenging van de proeftijd met één jaar op zijn plaats.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14f, 24c, 36f, 37a, 38, 38a, 57, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:Bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht
Feit 2:Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 3: Bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling,
meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 13 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en stelt daarbij als voorwaarden:
-verdachte pleegt geen strafbare feiten;
-verdachte laat zich behandelen binnen een klinische setting, waar men gespecialiseerd is in verslavingsproblematiek, te weten het centrum forensische behandeling De Ponder te Eindhoven, of een soortgelijke instelling;
-verdachte houdt zich aan de richtlijnen omtrent gebruik van alcohol en drugs, ook als dit volledige abstinentie zou betekenen;
-verdachte verleent zijn medewerking aan alle vormen van controle op middelengebruik;
-verdachte stelt zich begeleidbaar op ten aanzien van zijn behandelaars en ten aanzien van de Reclassering Nederland;
-indien de behandelaars van de klinische behandelsetting medicatie indiceren, zal verdachte deze medicatie innemen, dan wel meewerken aan het toegediend krijgen van die medicatie;
-verdachte houdt zich aan de regels en het vrijhedenbeleid van de kliniek;
-verdachte conformeert zich aan afspraken met zijn behandelaars;
-verdachte begeeft zich niet in voor hem risicovolle situaties (met name voor wat betreft drugsgebruik);
-verdachte houdt zich aan de afspraken met de Reclassering Nederland;
-draagt de Reclassering Nederland op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging betreffende het parketnummer 22/001146-07 af, maar verlengt de proeftijd met één jaar;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres slachtoffer 3], van € 500,- ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de dag van de uitspraak van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 3], € 500,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Boven-Hartogh, voorzitter, mr. De Jager en mr. Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 oktober 2009.
Mr. De Jager is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.