ECLI:NL:RBMID:2009:BK5784

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
9 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/715361-09 (P)
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. De Jager
  • mr. Van Boven-Hartogh
  • mr. De Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van achttienjarige verdachte voor poging tot doodslag en openlijke geweldpleging tijdens kermis in Middelburg

Op 9 december 2009 heeft de Rechtbank Middelburg uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een achttienjarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en openlijke geweldpleging tijdens de kermis in Middelburg op 11 augustus 2009. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan slachtoffer [slachtoffer 1] door deze met een mes te steken, en dat hij bovendien betrokken was bij een grote vechtpartij waarbij ook slachtoffer [slachtoffer 2] werd mishandeld.

De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verweren van de verdediging die stelden dat er sprake was van noodweer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich in een situatie had gebracht waarin hij niet kon terugvallen op een rechtvaardigingsgrond. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de feiten op de slachtoffers en de samenleving.

De benadeelde partij [slachtoffer 1] had een schadevergoeding van € 3.163,61 gevorderd, maar de rechtbank verklaarde deze niet-ontvankelijk in de vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, evenals de noodzaak van een passende straf voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/715361-09 (P)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 december 2009
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen verdachte
[verdachte],
geboren op [1991],
wonende te [adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid West - Huis van Bewaring Torentijd, Torentijdweg 1 te Middelburg.
raadsman mr. Smit, advocaat te Middelburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 november 2009, waarbij de officier van justitie mr. Smeenk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
1.
op of omstreeks 11 augustus 2009 te Middelburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal met een mes heeft gestoken (in de buikstreek en/of vlak onder de ribbenkast), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
op of omstreeks 11 augustus 2009 te Middelburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen aan I. van Banning opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal met een mes heeft gestoken (in de buikstreek en/of vlak onder de ribbenkast), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
op of omstreeks 11 augustus 2009 te Middelburg, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Markt, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of tegen [slachtoffer 2], welk geweld tegen die [slachtoffer 1] bestond uit het duwen tegen en/of trekken aan en/of vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of het schoppen en/of trappen en/of slaan en/of stompen van die [slachtoffer 1] tegen/op het hoofd en/of het (overige) lichaam en/of het gooien van (een) bakste(e)n(en) tegen/op het hoofd, althans in de richting van die [slachtoffer 1] en/of welk geweld tegen die [slachtoffer 2] bestond uit het slaan en/of stompen van die [slachtoffer 2] (in het gezicht en/of tegen/op het hoofd);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1 Vaststaande feiten
Op 11 augustus 2009 worden op de Markt te Middelburg [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] mishandeld, waarbij [slachtoffer 1] ook met een mes wordt gestoken en er met een baksteen in zijn richting en tegen hem aan wordt gegooid, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lichamelijk letsel hebben opgelopen. (Zie aangiften , verklaring medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , getuigenverklaringen en de medische informatie. )
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde. Zij is van oordeel dat uit de verklaringen van de aangevers, de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4], alsmede de verklaring van verdachte zelf, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte met een mes in de buikstreek van [slachtoffer 1] heeft gestoken.
Zij is van oordeel dat verdachte door met een mes in de buikstreek van aangever te steken, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer tengevolge daarvan zou komen te overlijden.
De officier van justitie wijst hierbij op de hieromtrent geldende jurisprudentie en de ingebrachte medische informatie van de GGD-Zeeland.
De officier van justitie heeft tevens geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting met betrekking tot het bewijs voor de poging tot doodslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de openlijke geweldpleging heeft de raadsman, gelet op het feit dat cliënt geen enkel moment in enige bewuste samenwerking is getreden met zijn groepsgenoten, vrijspraak bepleit.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde het volgende.
Op grond van de stukken in het dossier - de verklaringen van verdachte , de aangiften , de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , de getuigenverklaringen - en het onderzoek ter terechtzitting, waaronder de verklaring van verdachte, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 11 augustus 2009 aangever [slachtoffer 1] met een mes heeft gestoken.
Verdachte heeft met een knipmes gestoken in de richting van aangever, waarbij aangever in de buikstreek ter hoogte van de milt is geraakt. De behandelend chirurg Van Popta concludeert in zijn verklaring van 21 augustus 2009 dat het wapen in de buik tegen de buikwand is aangekomen, waarbij de buikwand niet is gepenetreerd. Patiënt is nooit in levensgevaar geweest en dit is mede te danken aan zijn groot postuur. Het vitale orgaan, de milt, ligt in de buurt van de steek .
De handelingen van verdachte kunnen gelet op de geldende jurisprudentie de dood tot gevolg hebben en zijn daarmee uitvoeringshandelingen van doodslag. Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou overlijden en heeft hij die kans blijkens de wijze van handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen is. Niet gebleken is dat dit in vereniging is gepleegd.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte, door zijn betrokkenheid bij een grote vechtpartij en zijn slaan van slachtoffer [slachtoffer 1], zich tevens heeft schuldig gemaakt aan de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
4.5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 11 augustus 2009 te Middelburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] eenmaal met een mes heeft gestoken (in de buikstreek vlak onder de ribbenkast), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 11 augustus 2009 te Middelburg, met anderen, op of aan de openbare weg, de Markt, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en tegen [slachtoffer 2], welk geweld tegen die [slachtoffer 1] bestond uit het duwen tegen en trekken aan en vastpakken van die [slachtoffer 1] en het schoppen en/of trappen en slaan en/of stompen van die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en het overige lichaam en het gooien van een baksteen in de richting van die [slachtoffer 1] en welk geweld tegen die [slachtoffer 2] bestond uit het slaan en stompen van die [slachtoffer 2] in het gezicht en tegen/op het hoofd;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Door de raadsman is betreffende feit 1 ter zitting bepleit dat er sprake was van noodweer dan wel noodweerexces dan wel putatief noodweer. In de beleving van verdachte had hij geen andere keus, nu hij dacht dat hij alleen was en [slachtoffer 1] op hem lag.
De officier van justitie heeft gesteld dat er geen sprake was van een rechtvaardigingsgrond in de zin van noodweer. Verdachte heeft zichzelf in deze situatie gebracht, dus was er geen sprake van een noodweersituatie. Verdachte had weg kunnen lopen. Gelet hierop kan een beroep op noodweerexces dan wel putatief noodweer ook niet slagen.
De rechtbank overweegt omtrent de verweren van de raadsman het volgende.
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient ten eerste vastgesteld te worden of er sprake was van een noodweersituatie: was er sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed?
Uit de stukken en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank het volgende gebleken. Verdachte is met een mes op zak naar de kermis gegaan. Daar is op een bepaald moment ruzie ontstaan tussen verdachte en aangever [slachtoffer 1]. Nadat een mededader na een woordenwisseling aangever een klap gaf , is er een vechtpartij ontstaan tussen aangever en verdachte met een aantal mededaders . In het gevecht met aangever zijn verdachte en aangever gevallen, verdachte op zijn rug en aangever bovenop verdachte.
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte op zijn rug is gevallen en niet zoals verdachte zelf stelt op zijn buik. Verdachte is de enige die stelt op zijn buik gevallen te zijn, terwijl een aantal getuigen én medeverdachten verklaren dat hij op zijn rug terecht is gekomen .
De rechtbank is van oordeel dat het beroep op noodweer dient te worden verworpen. Verdachte viel in eerste instantie samen met anderen aangever aan die, na geslagen te zijn door een mededader, zich verweerde. Verdachte bleef vanaf het begin aangever een grote mond geven en uitdagen, een van de redenen waardoor er een vechtpartij uitbrak. Verdachte had op dat moment, zoals vele omstanders deden, kunnen weglopen.
Door het over en weer slaan kwamen verdachte en aangever te vallen, waarbij verdachte zich heeft verdedigd met een mes. Hierbij is komen vast te staan dat verdachte het mes reeds had uitgeklapt en dat aangever ongewapend was. Gelet hierop en het feit dat verdachte eerder had kunnen weglopen, is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Gelet op het ontbreken van noodweer, komt de rechtbank niet toe aan noodweerexces.
Voor het geval het beroep op putatief noodweer na het vorenstaande nog zelfstandige betekenis toekomt, overweegt de rechtbank het volgende. Zo verdachte al verontschuldigbaar mocht hebben gedwaald omtrent het bestaan van een noodweersituatie, laat dit onverlet, dat verdachte ook in dat geval bij de verdediging van zijn eigen of andermans lijf de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit heeft overschreden en die dwaling het handelen van verdachte - gezien hetgeen met betrekking tot het beroep op noodweer is overwogen - niet verontschuldigbaar doet zijn.
Derhalve verwerpt de rechtbank tevens het beroep op putatief noodweer.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest,
waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair voor feit 1 ontslag van alle rechtsvervolging en voor feit 2 vrijspraak van verdachte verzocht en de rechtbank subsidiair verzocht het advies van de Reclassering Nederland te volgen en verdachte naast het ondergane voorarrest een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en elektronisch toezicht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. Verdachte heeft het slachtoffer met een mes in de buikstreek gestoken en hiermee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Dergelijke feiten gepleegd op de kermis veroorzaken ook gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. Poging tot doodslag wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven en is voor de samenleving een schokkend en ernstig feit en rechtvaardigt dan ook een forse bestraffing.
Met betrekking tot de strafoplegging houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met het adviesrapport van de Reclassering Nederland van 10 november 2009. Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten komt de rechtbank niet toe aan het opleggen van elektronisch toezicht.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met name de documentatie en de positieve en oprechte indruk die verdachte ter zitting maakte, zal de rechtbank wel een lagere straf opleggen dan geëist. Gelet op bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat voor het bewezenverklaarde een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht conform het plan van aanpak van de reclassering.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 3.163,61 voor de bewezen verklaarde feiten.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de gehele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] -hoofdelijk- toe te wijzen met toepassing van de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat deze niet van eenvoudige aard is.
De rechtbank acht de vordering niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Hij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1 primair. Poging tot doodslag
2. Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt het uitvoeren van het Plan van Aanpak als is geformuleerd in de voorlichtings-rapportage van de Reclassering d.d. 10 november 2009.
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Jager, voorzitter, mr. Van Boven-Hartogh en mr. De Roos, rechters, in tegenwoordigheid van Buyze, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 december 2009.