ECLI:NL:RBMID:2009:BK6023

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
10 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/787
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning tweede fase; beoordeling van het beroep na vervallen voorwaarde

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.W. Dieleman, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. Dit besluit, genomen op 8 juli 2008, verklaarde het bezwaar van eiseres gegrond en trok het eerdere besluit tot weigering van de bouwvergunning tweede fase in. De bouwvergunning werd alsnog verleend, onder de voorwaarde dat houten spanten zouden worden gebruikt, tenzij een deskundige zou concluderen dat dit technisch niet mogelijk was. Eiseres stelde dat het primaire besluit evident onjuist was en vroeg de rechtbank om dit vast te stellen, zodat zij een verzoek om schadevergoeding kon indienen. Tijdens de zitting werd door eiseres ook verzocht om een hogere proceskostenveroordeling van 20 uur advocaatkosten à € 165,- per uur, exclusief BTW.

De rechtbank oordeelde dat, nu verweerder met het besluit van 11 september 2008 volledig tegemoet was gekomen aan de wensen van eiseres, er geen belang meer was bij de beoordeling van het beroep. Het beroep werd dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank merkte op dat in het dictum van de uitspraak niet kon worden vastgesteld in welke mate eerdere besluiten onrechtmatig waren, waardoor er geen procesbelang was. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 644,-, en bepaalde dat de gemeente Veere het door eiseres betaalde griffierecht van € 145,- moest vergoeden.

Eiseres had ter zitting ook aangegeven dat zij een verzoek had gedaan tot vergoeding van proceskosten in de bezwaarfase, waar verweerder nog niet op had beslist. De rechtbank liet dit punt buiten verdere bespreking, in de veronderstelling dat verweerder dit alsnog binnen redelijke termijn zou doen. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 08/787
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[Naam],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. M.W. Dieleman, advocaat te Middelburg,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere,
verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2008, verzonden 8 mei 2008, heeft verweerder besloten de door eiseres aangevraagde bouwvergunning tweede fase voor het herbouwen van een historische schuur op het perceel [adres], te weigeren.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 8 juli 2008 heeft verweerder besloten het bezwaar gegrond te verklaren, het primaire besluit in te trekken en de gevraagde bouwvergunning tweede fase alsnog te verlenen, onder de voorwaarde dat houten spanten zullen worden gebruikt tenzij de Zeeuwse Boerderijen Stichting dan wel een andere deskundige tot de conclusie komt dat het gebruik van houten spanten uit technisch oogpunt niet meer mogelijk is. Verweerder heeft hierbij toegezegd daaromtrent advies in te zullen winnen.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij besluit van 11 september 2008 heeft verweerder besloten de voorwaarde over het gebruik van houten spanten te laten vervallen en ermee in te stemmen dat gebruik wordt gemaakt van stalen spanten. Dit besluit is wegens typografische onjuistheden bij besluit van 14 oktober 2008 gerectificeerd.
Het beroep is op 29 oktober 2009 behandeld ter zitting. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar genoemde gemachtigde, bijgestaan door [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. M.J. Spierdijk.
II. Overwegingen
1. De rechtbank stelt, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder het procesverloop is opgenomen vast, dat verweerder met het besluit van 11 september 2008 heeft voldaan aan de wens van eiseres en de bouwvergunning zonder de bestreden voorwaarde heeft verleend. Gelet op het bepaalde in de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het beroep geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit.
2. Van de zijde van verweerder is betoogd dat eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep en is verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
3. Van de zijde van eiseres is betoogd dat het belang erin is gelegen dat wordt vastgesteld dat het primaire besluit evident onjuist was, zodat een verzoek om schadevergoeding ingediend kan worden. Eiseres verzoekt de rechtbank dan ook uit te spreken dat het primaire besluit onrechtmatig was. Ter zitting is betoogd dat hierin eveneens aanleiding is gevonden de rechtbank te verzoeken een hogere proceskostenveroordeling uit te spreken van 20 uur advocaatkosten à € 165,- per uur, exclusief BTW. In dit kader is verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 13 april 2007 (LJN: BA2802).
Ter zitting is van de zijde van eiseres betoogd dat verweerder nog geen besluit heeft genomen op het verzoek om vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase.
De rechtbank overweegt het volgende.
4. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat, nu verweerder met het besluit van 11 september 2008, gerectificeerd bij besluit van 14 oktober 2008, volledig is tegemoetgekomen aan de wensen van eiseres ten aanzien van de aan de bouwvergunning verbonden voorwaarde, er geen belang meer is bij een beoordeling van het tegen dat besluit ingestelde beroep. Het beroep zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank voegt daaraan nog toe dat in het dictum van deze uitspraak, gelet op het limitatieve stelsel van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht, niet tot uitdrukking kan worden gebracht in welke mate de door verweerder genomen eerdere besluiten onrechtmatig zijn, zodat daarin evenmin een procesbelang is gelegen.
5. In de uitkomst van dit proces ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres, dat wil zeggen de proceskosten voor het instellen van het onderhavige beroep en de behandeling daarvan bij de rechtbank. Uitgaande van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen die proceskosten neer op een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
Ter zitting heeft eiseres nog gesteld dat zij door de opstelling van verweerder in de onderhavige kwestie schade heeft geleden en dat zij daaromtrent een andere procesgang wenst te kiezen dan die voorzien in artikel 8:73 van de Awb. Volgens eiseres heeft zij verweerder daarvoor reeds aansprakelijk heeft gesteld. In de te entameren procedure kunnen de gestelde ten onrechte gemaakte proceskosten worden meegenomen.
6. Eiseres heeft ter zitting nog vermeld dat zij een verzoek heeft gedaan tot vergoeding van proceskosten in de bezwaarfase en dat verweerder hier nog niet op heeft beslist.
Verweerder heeft ter zitting niet ontkend dat een dergelijk verzoek is ingediend.
De rechtbank heeft in de processtukken noch uit der partijen stellingen kunnen opmaken dat door verweerder op dat verzoek is beslist. Ervan uitgaande dat verweerder zulks alsnog op adequate wijze en binnen redelijke termijn zal doen zal de rechtbank dat punt buiten verdere bespreking laten.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
bepaalt dat de gemeente Veere aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,- (honderdvijfenveertig euro) vergoedt;
veroordeelt de gemeente Veere in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op € 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de gemeente Veere aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier en op 10 december 2009 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 10 december 2009