ECLI:NL:RBMID:2009:BK8440

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
4 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
67513
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake koopovereenkomst camper en conservatoir beslag

In deze zaak hebben [eiseres] en [gedaagde] een koopovereenkomst gesloten voor de verkoop van een camper. [gedaagde] heeft een nieuwe camper van [eiseres] gekocht voor € 85.000,00, waarbij hij een camper van zichzelf ter waarde van € 30.000,00 zou inbrengen. Na het sluiten van de overeenkomst heeft [eiseres] conservatoir beslag gelegd op de camper van [gedaagde] op basis van een vordering die zij meende te hebben. De rechtbank heeft in deze procedure de vordering van [gedaagde] tot opheffing van het beslag beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] niet voldoende had aangetoond dat de vordering van [eiseres] ondeugdelijk was, en dat het beslag derhalve gehandhaafd moest blijven. Tevens werd de vordering van [gedaagde] tot het stellen van zekerheid afgewezen, omdat hij niet had aangetoond schade te lijden door het beslag. De rechtbank heeft de kosten van het incident aan [gedaagde] opgelegd, terwijl de kosten in het vrijwaringsincident werden gecompenseerd. De zaak is vervolgens aangehouden voor verdere behandeling in de hoofdzaak.

Uitspraak

Uitspraak
2
67513 / HA ZA 09-220
4 november 2009
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
67513 / HA ZA 09-2207 oktober 2009
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 67513 / HA ZA 09-220
Vonnis in incidenten van 4 november 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Breda,
eiseres in de hoofdzaak en in het voegingsincident,
verweerster in het incident houdende een provisionele vordering en in het vrijwaringsincident,
advocaat mr. S.A.E.M. Rampaart te Etten-Leur,
tegen
[gedaagde],
wonende te Burgh-Haamstede,
gedaagde in de hoofdzaak en in het voegingsincident,
eiser in het incident houdende een provisionele vordering en in het vrijwaringsincident,
advocaat mr. M.R. Minekus te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding, tevens incidentele conclusie tot voeging,
de conclusie van antwoord in conventie, tevens provisionele conclusie van eis in
reconventie, tevens incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, tevens incidentele
conclusie van antwoord in het voegingsincident,
- de conclusie van repliek in incident, tevens antwoord in incident,
de conclusie van dupliek in het voegingsincident,
de akte zijdens [eiseres],
de antwoordakte zijdens [gedaagde].
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.
De feiten
[eiseres] en [gedaagde] hebben een koopovereenkomst gesloten waarbij [gedaagde] van [eiseres] een nieuwe camper heeft gekocht voor een bedrag van € 85.000,00. Het betreft een camper van het merk Fiat, type Ducato Hymer B 674 SL Ka, met het kenteken 08-ZP-GR. [gedaagde] zou € 55.000,00 aan [eiseres] betalen en aan [eiseres] zijn camper van het merk Fiat, type Hymermobil E 690 met het kenteken BJ-NP-75, verkopen en leveren.
Met verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 5 december 2008 heeft de deurwaarder op verzoek van [eiseres] bij exploot van 5 december 2008 ten laste van [gedaagde] conservatoir beslag tot afgifte gelegd op de camper van het merk Fiat, type Ducato Hymer B 674 SL Ka, met het kenteken 08-ZP-GR. Deze camper is vervolgens aan Van Putten Campers B.V. in gerechtelijke bewaring gegeven.
[eiseres] heeft [gedaagde] zowel gedagvaard in de gerechtelijke procedure met het zaaknummer / rolnummer 66182 / HA ZA 09-030 als in de gerechtelijke procedure met het zaaknummer / rolnummer 67513 / HA ZA 09-220.
Het geschil in het voegingsincident
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bepaalt dat de gerechtelijke procedure met het zaaknummer / rolnummer
67513 / HA ZA 09-220 wordt gevoegd met de gerechtelijke procedure met het
zaaknummer / rolnummer 66182 / HA ZA 09-030.
Ter onderbouwing van haar vordering tot voeging voert [eiseres] het volgende aan.
De gerechtelijke procedure met het zaaknummer / rolnummer 67513 / HA ZA 09-220 is ingesteld voor het geval niet inhoudelijk mocht worden beslist ten gevolge van een mogelijke nietigheid van de dagvaarding in de gerechtelijke procedure met het zaaknummer / rolnummer 66182 / HA ZA 09-030. Indien de rechtbank tot de conclusie komt dat de dagvaarding rechtsgeldig is, zijn voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig. De procedures zijn immers identiek. Ingevolge artikel 222 Rv kunnen deze zaken worden gevoegd.
[eiseres] stelt dat de rechtbank conform artikel 208 Rv het nemen van de conclusies van re- en dupliek heeft toegestaan. Nadat [eiseres] haar conclusie van repliek in het incident heeft ingediend, heeft de rechtbank [gedaagde] in de gelegenheid gesteld tot het nemen van een conclusie van dupliek in het incident. Het betreft een discretionaire bevoegdheid, waarvan de rechtbank naar eigen goeddunken gebruik heeft kunnen maken. Met het toelaten van de conclusies van repliek en dupliek hoefde de rechtbank na de conclusie van antwoord in het incident geen termijn voor partijberaad te verlenen. Dit had de procedure ook alleen maar vertraagd. [gedaagde] is op geen enkele wijze in zijn processuele positie geschaad en heeft derhalve geen rechtens te respecteren belang bij het buiten beschouwing laten van de stellingen van [eiseres] in de conclusie van repliek.
[gedaagde] voert verweer. Primair stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat hetgeen [eiseres] bij conclusie van repliek in het voegingsincident heeft gesteld door de rechtbank als niet geschreven dient te worden beschouwd.
[gedaagde] begrijpt artikel 208 Rv aldus, dat na de conclusie van antwoord in het incident de zaak wordt verwezen overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.11 van het landelijk procesreglement, tenzij de rechter het nemen van de conclusies van re- en dupliek toestaat. De rechterlijke toestemming dient vooraf verzocht en verkregen te worden. [gedaagde] is met bedoelde toestemming niet bekend. Dat [gedaagde] in de gelegenheid is gesteld een conclusie van dupliek te nemen maakt dat niet anders.
Voor het geval de rechtbank het nemen van de conclusie van repliek als proceshandeling wenst toe te staan, neemt [gedaagde] subsidiair het standpunt in dat [eiseres] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering althans dat de vordering tot voeging dient te worden afgewezen. Hij voert hiertoe aan dat een voegingsincident ingevolge artikel 222 Rv slechts kan worden gebaseerd op litispendentie of connexiteit.
Vermeden dient te worden dat in één en dezelfde kwestie tegenstrijdige uitspraken worden gedaan. [eiseres] heeft geen enkel belang bij het entameren van een tweede, identieke procedure. Daarbij is zowel het voegingsincident als de hoofdvordering voorwaardelijk opgeworpen, namelijk indien en voorzover deze rechtbank in de procedure met het zaaknummer / rolnummer 66182 / HA ZA 09-030 tot het oordeel zou komen dat het exploot van dagvaarding rechtsgeldig is; hetgeen rechtens onmogelijk is. [gedaagde] betwijfelt bovendien of deze handelswijze vanuit proceseconomisch oogpunt de voorkeur verdient.
4. Het geschil in het incident houdende een provisionele vordering
4.1. [gedaagde] vordert dat de rechtbank bij provisioneel vonnis, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair, het door [eiseres] gelegde conservatoir beslag en de gerechtelijke bewaring opheft en [eiseres] gebiedt om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen provisioneel vonnis de gerechtelijke bewaring op te heffen en om al datgene te doen dat daartoe dienstig is en om de camper van het merk Fiat, type Ducato Hymer B 674 SL Ka, met het kenteken 08-ZP-GR, met toebehoren af te doen leveren aan het woonadres van [gedaagde] op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor ieder(e) dag(deel) dat [eiseres] daarmee in gebreke zal zijn althans,
subsidiair, [eiseres] gebiedt om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen provisioneel vonnis de gerechtelijke bewaring op te heffen en om al datgene te doen dat daartoe dienstig is en om de camper van het merk Fiat, type Ducato Hymer B 674 SL Ka, met het kenteken 08-ZP-GR, met toebehoren af te doen leveren aan het woonadres van [gedaagde] op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor ieder(e) dag(deel) dat [eiseres] daarmee in gebreke zal zijn althans,
meer subsidiair, [eiseres] veroordeelt tot het stellen van een door deze rechtbank in goede justitie te bepalen som als voldoende zekerheid voor nakoming van de schadevergoedings-verbintenissen voortvloeiende uit de onrechtmatige beslaglegging en de gerechtelijke bewaring, en [eiseres] veroordeelt in de kosten van het incident, de advocaatkosten daaronder begrepen.
4.2. [gedaagde] voert ter onderbouwing van zijn provisionele vordering aan dat van de ondeugdelijkheid van het door [eiseres] ingeroepen vorderingsrecht summierlijk is gebleken. Blijkens artikel 705 lid 2 Rv wordt dan de opheffing van het beslag voorgeschreven.
[gedaagde] heeft zowel aan zijn betalingsverplichting als aan zijn leveringsverplichting voldaan.
Hij heeft op de beurs in Den Bosch op 20 januari 2008 van [eiseres] een camper, merk Fiat, type Ducato Hymer B 674 SL Ka, met het kenteken 08-ZP-GR, met toebehoren gekocht en geleverd gekregen. Hij heeft de koopsom van de camper in twee delen betaald aan [eiseres], te weten € 12.000,00 op 12 februari 2008 en € 45.000,00 op 17 april 2008. [eiseres] heeft aan [gedaagde] medegedeeld dat de levering van de camper van het merk Fiat, type Hymermobil E 690, met het kenteken BJ-NP-75 via [betrokkene] zou verlopen. Op verzoek van [betrokkene] heeft [gedaagde] de camper afgeleverd bij garagebedrijf Ram te Middelburg. [betrokkene] heeft aan [eiseres] een bedrag van € 100.000,00 betaald, dat mede was voor de camper van [gedaagde].
4.3. Daarnaast is [gedaagde] niet voornemens om over te gaan tot vervreemding of bezwaring van zijn camper. Het gelegde beslag is derhalve onnodig. Hij heeft recht en belang bij een voorziening voor de duur van de bodemprocedure die het mogelijk maakt zijn eigendom naar eigen inzicht gebruikt, in het bijzonder om op vakantie te gaan en een tocht te maken met de camper.
4.4. [eiseres] voert verweer. Primair stelt [eiseres] dat [gedaagde] de provisionele vordering niet rechtsgeldig en, conform de artikelen 208 en 223 Rv, bij incident heeft ingesteld. [gedaagde] concludeert namelijk in het petitum niet tot toewijzing van de vordering bij een incidenteel vonnis. [gedaagde] dient daarom niet-ontvankelijk in zijn vordering te worden verklaard.
4.5. Subsidiair stelt [eiseres] dat de vordering van [gedaagde] dient te worden afgewezen, omdat niet aan de opheffingsvereisten van artikel 705 lid 2 Rv is voldaan. Degene die de opheffing van het beslag vordert, dient aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. Hier is [gedaagde] volgens [eiseres] niet in geslaagd. [eiseres] betwist dat [gedaagde] aan zijn betalings- en leveringsverplichting heeft voldaan. Hij is niet overeengekomen dat [gedaagde] de camper van het merk Fiat, type Hymermobil E 690, met het kenteken BJ-NP-75 aan [betrokkene] zou leveren. [eiseres] heeft bij de totstandkoming van de afspraken slechts medegedeeld dat het [gedaagde] vrijstond om de camper aan een derde te verkopen en aan [eiseres] het bedrag van € 30.000,00 te voldoen in plaats van de camper te leveren. Thans heeft [eiseres] de camper niet geleverd gekregen en geen € 30.000 ontvangen. De betaling van € 100.000,00 door [betrokkene] had geen betrekking op de camper van [gedaagde].
Daarnaast dient volgens [eiseres] bij de beoordeling van de gronden voor opheffing in de zin van artikel 705 Rv een belangenafweging plaats te vinden. Het belang van [eiseres] is doorslaggevend, omdat het beslag noodzakelijk is ter verzekering van zijn vordering tot afgifte dan wel levering van de camper. Dit prevaleert boven het belang van [gedaagde] om het beslag op te heffen, omdat hij de camper slechts wil gebruiken voor vakantiedoeleinden. Dat [eiseres] niet voornemens is om tot vervreemding of bezwaring van de camper over te gaan is niet van belang, omdat dat geen garantie geeft dat dat daadwerkelijk niet zal gebeuren.
4.6. Voor het geval de rechtbank tot opheffing van het beslag en /of de bewaring over mocht gaan, wijst [eiseres] erop dat de camper niet is opgehaald op het woonadres van [gedaagde], zodat van [eiseres] niet kan worden gevergd dat deze daar wordt afgeleverd. Bovendien acht [eiseres] de dwangsom disproportioneel hoog. [gedaagde] laat na de vermeende rechtsgrond, die naar de mening van [eiseres] ontbreekt, deugdelijk te motiveren.
4.7. De subsidiaire vordering van [gedaagde] tot zekerheidsstelling door [eiseres] is niet gebaseerd op enige rechtsgrond. Bovendien heeft [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt schade te lijden door het beslag en de bewaring, laat staan tot welk bedrag. Ook in deze vordering dient [gedaagde] niet-ontvankelijk te worden verklaard, althans dient deze vordering te worden afgewezen.
5. Het geschil in het vrijwaringsincident
5.1. Voor het geval deze rechtbank tot het oordeel komt dat de vordering in conventie voor toewijzing gereed ligt, vordert [gedaagde] dat de rechtbank hem toestaat [bet[betrokkene] in vrijwaring op te roepen. Hij voert hiertoe aan dat hij er op heeft vertrouwd, mede op grond van de door [betrokkene] gewekte indruk, dat [betrokkene] bevoegd was om [eiseres] te vertegenwoordigen. Indien [betrokkene] niet bevoegd was om [eiseres] te vertegenwoordigen, heeft [betrokkene] onrechtmatig jegens [gedaagde] gehandeld door hem in de waan te laten dat [betrokkene] handelde als gevolmachtigde van [eiseres] door het vrijwaringsbewijs af te geven en de camper van [gedaagde] door te verkopen en te leveren aan een derde. Alsdan dient [betrokkene] [gedaagde] te vrijwaren en in zijn plaats op te komen voor de schade die [eiseres] stelt te hebben geleden en waartoe [gedaagde] zou worden veroordeeld.
5.2. [eiseres] voert verweer. Volgens [eiseres] wenst [gedaagde] kennelijk een voorwaardelijk vrijwaringsincident te openen, gezien de door hem gebruikte bewoordingen ‘voor het geval de rechtbank tot het oordeel zou komen dat de vordering in conventie voor toewijzing gereeds zou liggen’. De wet kent een dergelijke mogelijkheid niet. Op een incident wordt ruimschoots vóór het uiteindelijke oordeel in de bodemprocedure beslist. Bovendien dient een vrijwaringsincident blijkens artikel 210 Rv te worden geopend vóór alle weren.
6. De beoordeling in het voegingsincident
6.1. Ten aanzien van het zijdens [gedaagde] aangevoerde verweer dat de door [eiseres] ingediende conclusie van repliek als niet geschreven dient te worden beschouwd, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank heeft de conclusie van repliek zijdens [eiseres] toegestaan en heeft [gedaagde] de gelegenheid geboden -en [gedaagde] heeft van deze gelegenheid ook gebruik gemaakt- om zijn standpunt omtrent het voegingsincident middels een conclusie van dupliek naar voren te brengen. Gelet hierop heeft [gedaagde] geen dan wel onvoldoende rechtens te respecteren belang bij het als niet geschreven beschouwen van de door [eiseres] ingediende conclusie van repliek. Voor zover enig belang wordt aangenomen, dient bij de afweging van alle belangen voorrang te worden gegeven aan het belang dat de onderhavige procedure niet onnodig wordt gecompliceerd, ter vermijding van onnodige vertraging. Het verweer van [gedaagde] slaagt derhalve niet.
6.2. Het doel van voeging van zaken is enerzijds het voorkomen van tegenstrijdige en niet met elkaar overeenstemmende beslissingen en anderzijds de proceseconomie, dus het voorkomen van onnodige dubbele procedures en de daaraan verbonden bezwaren, zoals onnodig dubbel werk. Dat doel zal bij toewijzing van de vordering tot voeging in het onderhavige geval echter niet worden gediend. Dat thans twee identieke procedures aanhangig zijn nu bij vonnis d.d. 30 september 2009 in de procedure met het zaaknummer / rolnummer 66812 / HA ZA 09-030 deze rechtbank heeft geoordeeld dat de dagvaarding in die procedure tijdig is uitgebracht, maakt dat niet anders. Hoe de uitkomst in de oudste zaak ook had geluid, tegenstrijdige beslissingen kunnen zich niet voor doen. Immers, indien de dagvaarding in de oudste zaak geacht wordt tijdig te zijn uitgebracht, wordt de jongere zaak niet voortgezet, omdat de laatstgenoemde slechts voorwaardelijk is ingesteld. Bij nietigheid van de dagvaarding in de oudste zaak kan de jongere zaak worden voortgezet. [eiseres] heeft derhalve geen belang bij voeging van de zaken.
6.3. Overigens, voorzover [eiseres] met de door haar aangevoerde argumenten heeft bedoeld te stellen dat zij zich thans heeft gerealiseerd dat door de mogelijke nietigheid van de dagvaarding niet inhoudelijk over de zaak zou worden beslist, kan dit betoog niet slagen, nu voeging niet is bedoeld om vermeende procesfouten in de oudste procedure, zoals nietigheid van de dagvaarding, te herstellen. Dat dient voor rekening en risico van de eisende partij te komen en te blijven. Voeging van zaken in de zin van artikel 222 Rv kan en mag daarvoor niet worden gebruikt.
6.4. Uit het voorgaande volgt dat de vordering tot voeging zal worden afgewezen.
6.5. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
7. De beoordeling in het incident houdende een provisionele vordering
7.1. Ten aanzien van het door [eiseres] gevoerde niet-ontvankelijkheidsverweer, overweegt de rechtbank het volgende. Dat de wetgever de provisionele vordering heeft ondergebracht in de afdeling omtrent incidentele vorderingen, neemt niet weg dat de rechter bij wie de hoofdzaak aanhangig is, op de provisionele vordering beslist bij provisioneel vonnis (of eventueel bij het eindvonnis). De rechtbank zal derhalve het verweer verwerpen.
7.2. Ingevolge artikel 705 lid 2 Rv wordt de opheffing van het beslag onder meer uitgesproken indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. In beginsel is het aan degene die de opheffing van het beslag vordert om aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. Vooralsnog is [gedaagde] daar niet in geslaagd. Het is thans nog niet duidelijk tussen wie met betrekking tot welke camper een koopovereenkomst is gesloten en wat nu precies is betaald. Nu [eiseres] de stellingen van [gedaagde] betwist gaat de rechtbank er vooralsnog van uit dat er nog bewijsstukken dienen te worden overgelegd en / of getuigen dienen te worden gehoord. De vordering tot opheffing van het gelegde beslag en van de gerechtelijke bewaring zal derhalve worden afgewezen. Tevens zal de vordering tot het stellen van zekerheid worden afgewezen, nu [gedaagde] de door hem te lijden schade niet nader heeft onderbouwd.
7.3. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
8. De beoordeling in het vrijwaringsincident
8.1. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het niet om een voorwaardelijk incident. Naar zijn aard leidt een vrijwaringsincident slechts tot het beoogde gevolg bij toewijzing van de vordering in de hoofdzaak. Voorts is voldoende dat [gedaagde] heeft gesteld dat met [betrokkene] een rechtsverhouding bestaat die voor de laatstgenoemde een verplichting tot vrijwaring meebrengt.
De strekking van de regel dat [gedaagde] vóór alle weren zijn incidentele conclusie dient te nemen, dwingt er geenszins toe een dergelijke incidentele vordering ter zijde te stellen op de enkele grond dat gedaagde in zijn conclusie van antwoord eerst de ingestelde vordering ten gronde heeft bestreden en pas in het slot van deze conclusie het vrijwaringsincident heeft geopend. Voldoende maar tevens noodzakelijk is dat [gedaagde] het incident opent in de eerste namens of door hem genomen schriftelijke conclusie. De rechtbank zal de incidentele vordering toewijzen nu de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen.
8.2. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
9. De beslissing in de incidenten
De rechtbank
in het voegingsincident
- wijst het gevorderde af,
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 452,00,
in het incident houdende een provisionele vordering
- wijst het gevorderde toe,
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 452,00,
in het vrijwaringsincident
- staat toe dat [bet[betrokkene] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van
15 januari 2010.
- compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in de hoofdzaak
- bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 15 januari 2010 voor uitlaten in de hoofdzaak van de zijde van [gedaagde] over het vervolg van de procedure.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op
4 november 2009.