ECLI:NL:RBMID:2009:BK8467

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
11 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
68899 / KG ZA 09-145
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een overeenkomst tussen BCD Travel Nederland B.V. en Vroon B.V. en anderen

In deze zaak vordert BCD Travel Nederland B.V. (hierna: BCD) van Vroon B.V. en andere vennootschappen (hierna: Vroon) nakoming van een overeenkomst die zij in juli 2008 zijn aangegaan. De overeenkomst heeft een looptijd van 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2011 en bevat bepalingen die tussentijdse opzegging en ontbinding uitsluiten. BCD stelt dat Vroon de overeenkomst onterecht heeft opgezegd en vordert dat Vroon binnen 24 uur na betekening van het vonnis de overeenkomst nakomt door al hun reizen via BCD te boeken, op straffe van een dwangsom van € 40.000 per dag. Subsidiair vordert BCD een voorschot van € 1.000.000 op schadevergoeding voor de periode augustus 2009 tot en met juni 2011, alsook een voorschot van € 100.000 voor geleden schade door wanprestaties van Vroon.

Vroon betwist de vordering en stelt dat BCD tekort is geschoten in haar verplichtingen, waardoor Vroon gerechtigd was de overeenkomst als beëindigd te beschouwen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de overeenkomst niet eenvoudig kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht tot lastgeving, zoals Vroon stelt. De voorzieningenrechter concludeert dat Vroon niet gerechtigd was de overeenkomst tussentijds op te zeggen en dat zij wanprestatie heeft geleverd jegens BCD. De vordering van BCD tot nakoming wordt toegewezen, maar de gevorderde dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd. De subsidiaire vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding wordt afgewezen, omdat BCD niet heeft onderbouwd in welke mate de exclusiviteitsbepaling is geschonden.

De voorzieningenrechter beveelt Vroon om de overeenkomst na te komen en legt een dwangsom op voor iedere dag dat Vroon in strijd handelt met deze verplichting. Vroon wordt veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van BCD zijn begroot op € 3.326,25.

Uitspraak

Uitspraak
2
68899 / KG ZA 09-145
11 augustus 2009
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
68899 / KG ZA 09-1455 augustus 2009
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 68899 / KG ZA 09-145
Vonnis van 11 augustus 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BCD TRAVEL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Nieuwegein, kantoorhoudende te Utrecht,
eiseres,
advocaat: mr. A. Oorthuys te Leiden,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VROON B.V.,
gevestigd te Breskens,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VROON OFFSHORE SERVICES B.V.,
gevestigd te Breskens, kantoorhoudende te Den Helder,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VROON GROUP B.V.,
gevestigd te Breskens,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VROON SHIP MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Breskens, kantoorhoudende te Terneuzen,
5. de vennootschap naar het recht van de plaats harer vestiging
VROON OFFSHORE SERVICE LTD.,
gevestigd te Aberdeen (Schotland),
6. de vennootschap naar het recht van de plaats harer vestiging
DEESIDE CREWING SERVICES LTD.,
gevestigd te Aberdeen (Schotland),
gedaagden,
advocaat: mr. E. Bregonje te Terneuzen.
Partijen worden hierna aangeduid als BCD en Vroon.
De procedure.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding;
de akte houdende aanvulling van eis;
de van de zijde van BCD overgelegde producties 1 tot en met 13;
de van de zijde van Vroon overgelegde producties 1 tot en met 17;
de mondelinge behandeling op 4 augustus 2009;
de pleitnotities van BCD;
- de pleitnotities van Vroon.
De feiten.
Vroon is een internationale rederij met een groot aantal schepen. Een belangrijk onderdeel van de vloot van Vroon bestaat uit zogenaamde offshore support schepen. Ten behoeve van, onder andere, de bemanning van de schepen die deze ondersteuning leveren heeft de rederij een grote vervoersbehoefte.
BCD is een reisagent voor de zakelijke markt en sinds vele jaren de vaste reisagent van Vroon.
BCD en Vroon zijn laatstelijk in juli 2008 een overeenkomst aangegaan. De voor onderhavige procedure relevante bepalingen luiden:
Looptijd: 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2011
Artikel 2.7:
“The term of this agreement is from 1 January 2008 until 30 June 2011.”
(Tussentijdse) opzegging en ontbinding: niet mogelijk/uitgesloten
Artikel 2.6:
“ThisAgreement shall be entered into for a duration of 3 years and may not be terminated in the meantime.”
Artikel 14.2:
“In so far as permitted by law the parties hereby waive their rights on the strength of the sections 6:265 through 6:272 of the Civil Code to dissolve this Agreement or to claim dissolution or termination of this Agreement by law.”
Exclusiviteit: alle reizen (zoals in overeenkomst beschreven) moeten via BCD worden geboekt
Artikel 2.4:
“For the duration of this Agreement The Client shall not be permitted to obtain similar Services from third parties.”
Introductie BCD
Voorblad:
“A. BCD Travel is an expert in the field of acting as an intermediary in the conclusion of agreements relating to business trips in the widest sense of the word, including among other things reservations for air travel, overnight stays at hotels, car hire, train travel, travel insurances etc.
B. BCD Travel renders services and gives advice in connection with business transport and accommodation arrangements;
C. BCD Travel has specialized personnel, by means of which it is able to perform the travel policy of its customers in an optimum manner;
D. BCD Travel is an agent of several airline companies and other service providers;
The Client (Vroon) has asked BCD Travel to perform the in A-D mentioned activities for it;”
Bij e-mails van 19 mei 2009 en 20 juli 2009 heeft Vroon BCD aangegeven de tussen partijen gesloten overeenkomst als null and void te beschouwen.
Bij e-mail van 16 juli 2009 heeft Vroon BCD laten weten dat zij niet de contractspartij van Vroon zal blijven en dat Vroon per 1 augustus 2009 een relatie met een andere reisagent zal aangaan.
BCD heeft bij aangetekende brief d.d. 17 juli 2009 laten weten de beëindiging van de samenwerking niet te accepteren.
Het geschil.
BCD vordert, na aanvulling van eis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
Vroon te bevelen om, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, de overeenkomst tussen partijen, meer in het bijzonder artikel 2.4, getrouw en volledig na te komen, en, aldus, al hun reizen, met uitsluiting van anderen, te boeken via BCD, op straffe van een dwangsom van € 40.000,00 per dag of deel daarvan dat Vroon nalaat aan deze veroordeling of delen daarvan te voldoen;
subsidiair:
Vroon te veroordelen tot betaling van € 1.000.000,00, bij wijze van voorschot op de vergoeding van de schade die BCD zal lijden in de periode augustus 2009 tot en met juni 2011;
en bovendien:
Vroon hoofdelijk te veroordelen
tot betaling van € 100.000,00 bij wijze van voorschot op de vergoeding van de schade die door BCD is geleden als gevolg van de wanprestaties door Vroon;
in de kosten van dit geding.
BCD stelt daartoe het volgende. Een beëindiging van de activiteiten van BCD voor Vroon per 1 augustus 2009 is in strijd met de tussen partijen bestaande afspraken. Tussen Vroon en BCD bestaat immers een geldige overeenkomst met 30 juni 2011 als einddatum. Onderdeel van deze overeenkomst vormt de bepaling dat deze niet tussentijds kan worden opgezegd. Ook het recht te ontbinden wegens wanprestatie is uitgesloten. Voor de vraag of de overeenkomst nog in stand is, is daarom niet van belang of BCD wel of niet aan haar verplichtingen heeft voldaan. Eventuele tekortkomingen van BCD, waarvan BCD het bestaan overigens betwist, moeten worden afgehandeld op de in de overeenkomst vastgelegde wijze (dat betekent: in goed overleg, door middel van mediation of, als ultimum remedium, door arbitrage).
Vroon heeft BCD laten weten per 1 augustus 2009 in zee te zullen gaan met een of meer andere reisagenten. Dat zal BCD aanzienlijke schade berokkenen. BCD heeft om die reden een spoedeisend belang bij een veroordeling tot nakoming van de overeenkomst. Verder stelt BCD schade te hebben geleden doordat Vroon zich gedurende de voorafgaande maanden niet aan de exclusiviteitsbepaling uit de overeenkomst heeft gehouden. In kort geding vordert BCD een voorschot op de vergoeding van deze schade.
Vroon voert gemotiveerd verweer strekkende tot afwijzing van de gevraagde voorzieningen. Vroon stelt gerechtigd te zijn om de overeenkomst als geëindigd te beschouwen. Dat recht baseert zij op de stelling dat BCD tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen. BCD heeft zodanig slecht werk geleverd dat het vanzelf spreekt dat de overeenkomst niet langer geldig is. Volgens Vroon is de overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig beëindigd. De overeenkomst dient immers te worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht tot lastgeving, nu BCD zich jegens Vroon hoofdzakelijk heeft verbonden om voor rekening van Vroon vliegtickets te kopen. Gevolg hiervan is dat Vroon, ongeacht een andersluidende contractuele regeling, altijd bevoegd is de overeenkomst op te zeggen. Dit heeft Vroon ook gedaan. Zij heeft BCD laten weten de overeenkomst als null and void, als vervallen, te beschouwen. Op grond hiervan is Vroon niet tot verdere nakoming van de overeenkomst gehouden. Voor zover desondanks mocht worden geoordeeld dat Vroon gehouden is de overeenkomst gestand te doen, verzoekt Vroon de gevorderde dwangsom te matigen.
De vordering tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding in verband met een vermeende inbreuk op de exclusiviteitsbepaling uit de overeenkomst dient afgewezen te worden. Niet alleen ontbreekt een spoedeisend belang aan de zijde van BCD, maar bovendien heeft BCD nagelaten te onderbouwen in welke mate de exclusiviteitsbepaling door Vroon zou zijn geschonden.
De beoordeling.
Uitgangspunt is de op 7 juli 2008 tussen BCD en Vroon gesloten overeenkomst. Volgens artikel 2.7 van de overeenkomst is deze aangegaan voor een bepaalde duur. Tussentijds opzegging is op grond van artikel 2.6 niet mogelijk. Ook het recht te ontbinden wegens wanprestatie is uitgesloten. Desondanks heeft Vroon de overeenkomst opgezegd. Vroon betoogt dat zij de overeenkomst mocht opzeggen omdat het een overeenkomst van opdracht tot lastgeving betreft en de lastgever op grond van artikel 7:422 lid 2 jº 7:408 lid 1 BW altijd bevoegd is de overeenkomst op te zeggen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter laat de tussen partijen gesloten overeenkomst zich in het kader van dit kort geding niet eenvoudig kwalificeren als een overeenkomst van opdracht tot lastgeving. Wordt de visie van Vroon op dit punt gevolgd dan zou dat betekenen dat BCD zich jegens Vroon uitsluitend verbonden heeft om voor rekening van Vroon vliegtickets te kopen. Dit is echter, mede gelet op de gemotiveerde betwisting ter zitting door BCD en de in de overeenkomst onder A tot en met D opgenomen omschrijving van de dienstverlening van BCD, niet aannemelijk. Maar ook hetgeen door Vroon zelf in het kader van de vermeende wanprestatie van BCD is aangevoerd (de organisatie van de bemanningswisseling verloopt niet goed, de planning verloopt niet efficiënt), wijst er vooralsnog niet op dat de dienstverlening door BCD zich beperkt tot het op naam en voor rekening van Vroon kopen van vliegtickets en gekwalificeerd moet worden als lastgeving.
Zou de overeenkomst tussen partijen niettemin gekwalificeerd moeten worden als een overeenkomst van opdracht tot lastgeving, dan nog slaagt het betoog van Vroon niet.
Artikel 7:408 BW lid 1 bepaalt dat een overeenkomst van opdracht te allen tijde kan worden opgezegd en dat dit geldt voor zowel overeenkomsten die voor onbepaalde tijd gelden als voor overeenkomsten waaraan een bepaalde duur is verbonden. In dit geval echter hebben partijen, gelet op het feit dat zij nadrukkelijk een duurovereenkomst zijn overeengekomen, die niet kan worden opgezegd of ontbonden, niet de bedoeling gehad de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging te realiseren. Blijkens de bewoordingen van de overeenkomst was de bedoeling van partijen juist een overeenkomst af te sluiten voor een langere periode, in vervolg op hun langlopende relatie. Een beëindiging van de activiteiten van BCD voor Vroon per 1 augustus 2009 moet dan ook geacht worden in strijd te zijn met de tussen partijen bestaande afspraken. Dit geldt te meer nu partijen in de overeenkomst de kaders hebben vastgelegd waarbinnen problemen (eventuele tekortkomingen) aan de orde moeten worden gesteld en afgehandeld (in goed overleg, door middel van mediation, of, als ultimum remedium, door arbitrage) en Vroon met voorbijgaan aan de overeengekomen geschillenprocedure de lange relatie met BCD eenvoudigweg heeft opgezegd.
Maar zelfs in het geval geoordeeld zou worden dat Vroon de mogelijkheid had de overeenkomst tussentijds op te zeggen, dan kan dit in de gegeven omstandigheden niet leiden tot het einde van de overeenkomst. Nog daargelaten dat de vermeende tekortkomingen van BCD, waarvan BCD het bestaan uitdrukkelijk betwist, zich in het kader van dit kort geding niet eenvoudig laten vaststellen, moet worden geconstateerd dat er geen ingebrekestelling is. Aan BCD is nooit een termijn gesteld om vermeende tekortkomingen te herstellen. Hieruit volgt reeds dat een grond voor beëindiging ontbreekt.
Uit al het vorenstaande volgt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat Vroon niet gerechtigd was de overeenkomst tussen partijen tussentijds op te zeggen. Door dit wel te doen heeft Vroon wanprestatie geleverd jegens BCD. Gelet hierop zal de vordering van BCD strekkende tot nakoming worden toegewezen. De ten behoeve van deze vordering gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, behoeft de subsidiaire vordering van BCD geen bespreking meer.
BCD vordert een voorschot op de vergoeding van schade als gevolg van de inbreuk op de exclusiviteitsbepaling in de overeenkomst.
Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding moet het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening nodig moet zijn. Bij de afweging van de belangen van partijen dient daarnaast de vraag betrokken te worden naar het risico van de onmogelijkheid van terugbetaling.
Hoewel uit de stellingen van Vroon (BCD wist dat we in Aberdeen al maandenlang een groot deel van onze reizen via andere agenten boekten) volgt dat er hoogstwaarschijnlijk sprake is van een inbreuk op de exclusiviteitsbepaling in de overeenkomst, zal desalniettemin de vordering van BCD strekkende tot betaling van een voorschot worden afgewezen. Aan Vroon moet worden toegeven dat BCD heeft nagelaten te onderbouwen in welke mate het exclusiviteitsbeding door Vroon zou zijn geschonden en bovendien heeft BCD haar schade op dit punt op geen enkele wijze onderbouwd.
Vroon zal, hoofdelijk, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van BCD worden begroot op:
- dagvaarding € 72,25
- vast recht € 2.200,00
- salaris advocaat € 1.054,00
Totaal € 3.326,25
De beslissing.
De voorzieningenrechter:
beveelt Vroon om, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, de overeenkomst tussen partijen, meer in het bijzonder artikel 2.4., getrouw en volledig na te komen, en, aldus, al hun reizen, met uitsluiting van anderen, te boeken via BCD,
bepaalt dat Vroon voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan BCD een dwangsom verbeurt van € 20.000,00, tot een maximum van € 1.000.000,00,
veroordeelt Vroon hoofdelijk, in de kosten van dit geding, aan de zijde van BCD tot op heden begroot op € 3.326,25,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2009.?