ECLI:NL:RBMID:2009:BK8470

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
23 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
68021 / KG ZA 09-98
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag door de gemeente Goes

In deze zaak heeft de gemeente Goes een vordering ingesteld tot opheffing van conservatoir beslag dat door HGM was gelegd op percelen grond. HGM had de gemeente gesommeerd om percelen grond terug te leveren en stelde de gemeente aansprakelijk voor schade van € 25.000.000,--. De gemeente betwistte de vordering van HGM en stelde dat het beslag onnodig was, aangezien een gemeente niet failliet kan gaan en altijd aan haar verplichtingen kan voldoen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het beslag inderdaad onnodig was, omdat de gemeente voldoende verhaal bood en er geen aanwijzingen waren dat de gemeente in financiële problemen verkeerde. De voorzieningenrechter wees de vordering van de gemeente toe en oordeelde dat het beslag moest worden opgeheven. HGM en EBM werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Uitspraak
2
68021 / KG ZA 09-98
23 juni 2009
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
68021 / KG ZA 09-9817 juni 2009
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 68021 / KG ZA 09-98
Vonnis van 23 juni 2009
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE GOES,
zetelend te Goes,
eiseres,
advocaat: mr. J.M. van Koeveringe-Dekker te Middelburg,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ HET GOESE MEER B.V. (I.L.),
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPLOITATIE- EN BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ MIDDELBURG B.V.,
beiden gevestigd te Middelburg,
gedaagden,
advocaat: dr.mr. H.J. Hoegen Dijkhof te Amsterdam,
waarin hebben gevorderd als gevoegde partijen aan de zijde van eiseres te worden toegelaten:
1. de commanditaire vennootschap
GRONDEXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ GOESE SCHANS C.V.,
2. de vennootschap onder firma
ONTWIKKELINGSCOMBINATIE GOESE SCHANS V.O.F.,
beiden gevestigd te Goes,
advocaat: mr. E.W.J. de Groot te Breda.
Partijen zullen verder ook worden genoemd de gemeente, HGM, EBM, de CV en de VOF.
De procedure.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding met producties;
de incidentele conclusie tot voeging van de CV en de VOF aan de zijde van de gemeente;
de conclusie van antwoord in het incident van voeging;
de mondelinge behandeling op 9 juni 2009;
de pleitnota van de gemeente;
de pleitnota van HGM en EBM;
de pleitnota van de CV en de VOF;
de door partijen overgelegde producties.
De feiten.
HGM heeft een geschil met de gemeente uit hoofde van een tweetal overeenkomsten inzake het project Het Goese Meer. De betreffende overeenkomsten zijn een exploitatieovereenkomst van 2 april 1991, alsmede een akte van levering van 23 oktober 1996.
Conform de exploitatieovereenkomst heeft HGM destijds - in de akte van levering genoemde - percelen grond, thans in elk geval de percelen Gemeente Goes, sectie AB nummers 814, 813 en 816, overgedragen aan de gemeente voor een bedrag van NLG 100,--. In de akte van levering is opgenomen dat deze gronden voor een bepaalde bestemming, in casu “extensieve dagrecreatie”, zullen worden gebruikt. Op basis van het toen vigerende bestemmingsplan “Het Goese Meer” hebben de percelen grond de bestemming openbaar groen gekregen.
In het kader van de ontwikkeling van de toekomstige woningbouwlocatie De Goese Schans is de bestemming recentelijk gewijzigd. De door HGM aan de gemeente overgedragen percelen grond zijn thans (gedeeltelijk) bestemd voor woningbouw.
Gedeputeerde Staten hebben op 12 mei 2009 het voor deze zaak relevante gedeelte van het bestemmingsplan voor de ontwikkeling van de woningbouwlocatie De Goese Schans goedgekeurd. De beroepstermijn is nog niet verstreken.
HGM is in liquidatie. HGM was met ingang van 31 oktober 2001 opgehouden te bestaan. Bij beschikking van deze rechtbank van 18 juli 2008 is ingevolge artikel 2:23c BW de vereffening van HGM heropend, met benoeming van EBM tot vereffenaar.
Bij brieven van 9 juni 2008, 13 juni 2008 en 15 september 2008 heeft HGM de gemeente gesommeerd de percelen grond aan haar terug te leveren. Daarnaast heeft zij de gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade geleden door HGM tot een bedrag van
€ 25.000.000,--. Volgens HGM heeft de gemeente de destijds gemaakte afspraken om het openbare groengebied intact te laten geschonden, zulks ten koste van HGM, die bij de noodgedwongen doorverkoop van de gronden aan de gemeente van productie en grote winsten heeft moeten afzien.
HGM is begin 2009 ter beslechting van het geschil een arbitrage gestart.
Op 11 maart 2009 heeft HGM met verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank ten laste van de gemeente conservatoir beslag doen leggen op de percelen Gemeente Goes, sectie AB, nummers 814, 813 en 816.
Bij brief van 12 mei 2009 heeft de gemeente HGM en EBM gesommeerd tot opheffing van het conservatoir beslag. HGM en EBM hebben dit tot heden geweigerd.
Het geschil.
De gemeente vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
HGM, en voor zover daarvoor de medewerking van haar vereffenaar daartoe vereist is, tevens EBM, te veroordelen om binnen 48 uur na de betekening van dit vonnis over te gaan tot opheffing van de door haar gelegde conservatoire beslagen met inachtneming van het gestelde van artikel 3:28 BW en een machtiging aan de bewaarder van de openbare registers, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 25.000,-- per dag dat gedaagde(n) nalaat c.q. nalaten hieraan haar/hun medewerking te verlenen;
indien en voor zover gedaagde(n), kennelijk weigert/weigeren hieraan te voldoen:
te verklaren dat het beslag met de uitspraak is opgeheven en na aanbieding van dit vonnis door de deurwaarder aan de bewaarder van de registers op voet van artikel 3:17 lid 1 onder e BW wordt ingeschreven,
zulks met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding.
De gemeente (en ook de CV en de VOF als gevoegde partijen) legt, kort gezegd, het volgende aan haar vordering ten grondslag.
Los van het feit dat de gemeente van mening is dat de vordering van HGM volstrekt ongegrond is en reeds daarom het beslag ten onrechte is gelegd, stelt de gemeente dat het leggen van een conservatoir verhaalsbeslag onder een gemeente een volstrekt overbodige maatregel is. Immers, ingevolge artikel 12 van de Financiële verhoudingenweg kan een gemeente niet failleren en is een gemeente altijd in staat om aan haar verplichtingen te voldoen. Het onder de gemeente gelegde beslag is derhalve onnodig. De gemeente stelt door het beslag onevenredig in haar belangen te worden getroffen. Het beslag leidt er immers toe dat de ontwikkeling van het project Goese Schans aanmerkelijke vertraging oploopt. De gronden waar beslag op ligt moeten gereedgemaakt worden voor de tenuitvoerlegging van het project, er moeten verschillende werkzaamheden worden verricht met betrekking tot ontgraven, aanleggen infrastructuur en dergelijke. Die werkzaamheden moeten binnenkort gegund worden. De werkzaamheden kunnen niet uitgevoerd worden als er beslag op de gronden ligt. Verder kunnen de gronden als gevolg van het beslag ook niet, zoals overeengekomen, overgedragen worden door de gemeente aan de CV. De CV kan deze op haar beurt niet overdragen aan de VOF. De VOF kan niet overgaan tot verkoop als eerste stap op weg naar de realisatie van woningen. Kortom, het beslag leidt tot aanmerkelijke schade en die schade zal alleen maar toenemen bij handhaving van het beslag. Een belangenafweging brengt derhalve mee dat het beslag dient te worden opgeheven.
HGM en EBM voeren op de vordering van de gemeente gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
De beoordeling.
Bevoegdheid;
Ter zitting hebben HGM en EBM de exceptie van onbevoegdheid opgeworpen. Zij stellen dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is een voorlopige voorziening te treffen nu partijen ter beslechting van hun geschil arbitrage zijn overeengekomen en daarop op uitdrukkelijk verzoek van de gemeente, zo blijkt uit de als produktie I overgelegde e-mail wisseling tussen de arbiters en de advocaten van partijen, het NAI-reglement van overeenkomstige toepassing is verklaard. Omdat het NAI-reglement voorziet in een deugdelijke regeling van het spoed arbitraal kort geding, is er voor de voorzieningenrechter thans geen taak weggelegd.
De gemeente voert verweer. Ingevolge artikel 10.5 van de door HGM ingeroepen exploitatieovereenkomst staat de omstandigheid dat partijen arbitrage zijn overeengekomen er niet aan in de weg dat partijen zich wenden tot de voorzieningenrechter teneinde in kort geding een voorlopige voorziening te verkrijgen. Uit de enkele omstandigheid dat de gemeente heeft meegewerkt aan de benoeming van arbiters, en dit onder uitdrukkelijk voorbehoud van alle weren, kan niet worden afgeleid dat partijen daarmee de bevoegdheid van de voorzieningenrechter hebben willen uitsluiten.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Op grond van artikel 705 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is de voorzieningenrechter die verlof tot het beslag heeft gegeven bevoegd om van de vordering tot opheffing van dat beslag kennis te nemen. Nu de gemeente opheffing vordert en de voorzieningenrechter Middelburg het betreffende verlof voor het beslag heeft verleend, is laatstgenoemde bevoegd van die vordering kennis te nemen. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat geen uitgewerkte arbitrage-overeenkomst in het geding is gebracht en dat het e-mail verkeer tussen partijen te summier is om daaruit af te leiden dat partijen een overeenkomst strekkende tot spoed arbitraal kort geding hebben gesloten.
Het onbevoegdheidsverweer wordt derhalve verworpen.
Voeging;
De CV en de VOF hebben gevorderd dat zij zich mogen voegen aan de zijde van de gemeente. De gemeente heeft geen bezwaar tegen de door de CV en de VOF verzochte voeging. HGM en EBM hebben wel bezwaar gemaakt tegen de toelating van de CV en de VOF als gevoegde partijen.
Reeds ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van onderhavig kort geding heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de CV en de VOF voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij een rechtstreeks en in rechte te erkennen belang hebben bij de door hen verzochte voeging. Zij zijn derhalve toegelaten als gevoegde partijen.
Spoedeisend belang;
Hoewel het spoedeisend belang bij de vordering door HGM en EBM wordt betwist, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de spoedeisendheid is gelegen in de aard van het gevorderde en de gemeente zal derhalve in haar vordering worden ontvangen.
Opheffing op grond van artikel 705 Rv;
Het geding heeft als geschil een vordering tot opheffing van conservatoir verhaalsbeslag als bedoeld in artikel 705 Rv. Het betreft een beslag dat rust op het perceel kadastraal bekend gemeente Goes, sectie AB met nummers 814, 813 en 816.
Ingevolge artikel 705 Rv wordt de opheffing van een conservatoir beslag onder meer bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
De voorzieningenrechter overweegt dat het in beginsel aan degene is die de opheffing vordert om aannemelijk te maken dat een van bovenstaande gronden zich voordoet, maar dat hij heeft te beslissen aan de hand van een beoordeling van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd, welke beoordeling niet los kan geschieden van een afweging van de wederzijdse belangen.
De gemeente heeft aan haar vordering tot opheffing van het beslag primair ten grondslag gelegd dat het beslag onnodig is gelegd. Uit het beslagrekest met daarop het gestelde verlof blijkt duidelijk dat het verlof zich niet uitstrekt tot zekerheid voor levering. HGM heeft conservatoir verhaalsbeslag gelegd tot zekerheid van de door haar beweerdelijk gestelde vordering groot € 25.594.800,--.
Uitgangspunt is dat het conservatoire verhaalsbeslag ertoe strekt te voorkomen dat de schuldenaar een verhaalsrecht illusoir maakt door hangende de gerechtelijke procedure vermogen aan het verhaal te onttrekken. In het onderhavige geval hoeft daar in redelijkheid niet voor te worden gevreesd. De gemeente is een openbaar lichaam en biedt zondermeer verhaal. Bovendien zijn er geen aanwijzingen dat er aan de zijde van de gemeente sprake is van een structureel slechte financiële situatie. Het door HGM in dat kader gestelde dat Goes 12 miljoen kwijt is geraakt door gelden te beleggen in het buitenland bij Landsbanki, IJsland, is onvoldoende om aan te nemen dat de gemeente niet zou kunnen betalen. Op grond van het voorgaande dient het beslag te worden opgeheven.
De vereiste afweging van belangen maakt dit niet anders. De gemeente heeft haar belang bij opheffing voldoende geconcretiseerd en onderbouwd. Aannemelijk is dat het beslag een belemmering vormt voor de verdere ontwikkeling van de locatie Goese Schans tot woningbouwlocatie en dat hiermee ook de belangen van de CV en de VOF zijn gemoeid. Daartegenover weegt het algemeen belang van HGM bij behoud van haar verhaals-mogelijkheden niet zwaarder, omdat die immers niet illusoir worden.
Op grond van al het vorenstaande zal de vordering van de gemeente strekkende tot opheffing van het beslag worden toegewezen.
De voorzieningenrechter is bevoegd conservatoire beslagen zelf op te heffen. Een veroordeling strekkende tot medewerking van HGM (en voor zover vereist EBM) aan de uitvoering van de opheffing kan derhalve achterwege blijven.
HGM en EBM zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- vast recht € 262,00
- kosten dagvaarding € 72,25
- salaris advocaat € 1.054,00
Totaal € 1.388,25
De kosten aan de zijde van de CV en de VOF (nu zij zich met betrekking tot het beslag aan de zijde van de gemeente hebben gevoegd) worden begroot op:
vast recht € 262,00
salaris advocaat € 527,00
Totaal € 789,00
De beslissing.
De voorzieningenrechter:
heft op de door HGM ten laste van de gemeente gelegde conservatoire verhaalsbeslagen,
veroordeelt HGM en EBM in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.388,25 en aan de zijde van de CV en de VOF tot op heden begroot op € 789,00,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2009.?