ECLI:NL:RBMID:2009:BK8781
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing incidentele vordering tot voeging van zaken op grond van artikel 222 Rv
In deze zaak vorderde de gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident, dat de hoofdzaak op grond van artikel 222 Rv wegens verknochtheid zou worden gevoegd met een andere aanhangige zaak bij de rechtbank Rotterdam. De eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident, voerde verweer en stelde dat niet voldaan was aan de vereisten van artikel 222 Rv, omdat de zaken niet voor dezelfde rechtbank en tussen dezelfde partijen aanhangig waren. Tevens betwistte zij de connexiteit tussen de zaken.
De rechtbank oordeelde dat de incidentele vordering moest worden afgewezen. De rechtbank stelde vast dat er sprake was van twee verschillende zaken die aanhangig waren bij verschillende rechters, waardoor de weg van artikel 220 Rv gevolgd diende te worden in plaats van artikel 222 Rv. De rechtbank merkte op dat de gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident, niet had verzocht om verwijzing zoals bedoeld in artikel 220 Rv.
Als gevolg van deze beslissing werd de gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident, veroordeeld in de proceskosten van het incident. De kosten aan de zijde van de eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident, werden begroot op EUR 452,00. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en bepaalde dat de zaak weer op de rol zou komen voor conclusie van antwoord van de zijde van de gedaagde in de hoofdzaak op 22 juli 2009. Dit vonnis werd uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2009.