ECLI:NL:RBMID:2009:BK9711

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
21 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
57280
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding door Euro Car tegen de Gemeente Veere en Arne

In deze zaak vorderde Euro Car, voorheen bekend als Jachtwerf Oostwatering B.V., dat de rechtbank de Gemeente Veere zou veroordelen tot het betalen van schadevergoeding wegens tekortkomingen in de nakoming van een overeenkomst uit 1975. Euro Car stelde dat de Gemeente haar verplichtingen niet was nagekomen, wat had geleid tot aanzienlijke schade. De Gemeente betwistte de vordering en voerde aan dat Euro Car geen rechtsgeldige eis had ingediend, en dat de vordering bovendien verjaard was. De rechtbank oordeelde dat Euro Car niet voldoende had aangetoond dat zij de rechtsopvolger was van Jachtwerf Oostwatering en dat de Gemeente niet in verzuim was. De rechtbank wees de vordering van Euro Car af en veroordeelde haar in de proceskosten. In de vrijwaringzaak, waarin de Gemeente Arne aansprakelijk stelde, werd eveneens de vordering afgewezen. De Gemeente werd veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van Arne.

Uitspraak

Uitspraak
2
57280 / HA ZA 07-184 en 59239 / HA ZA 07-398
21 oktober 2009
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
57280 / HA ZA 07-1847 oktober 2009
Sector civiel recht
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 21 oktober 2009
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 57280 / HA ZA 07-184 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EURO CAR & PARTS CENTER B.V.,
gevestigd te Middelburg,
eiseres,
advocaat mr. J.M.E. Schieman,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE VEERE,
zetelend te Domburg,
gedaagde,
advocaat mr. U.T. Hoekstra,
en
de vereniging
WATERSPORTVERENIGING ARNE,
gevestigd te Middelburg,
gevoegd aan de zijde van de gemeente Veere,
advocaat mr. J.M. de Jonge,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 59239 / HA ZA 07-398 van57280 / HA ZA 07-184 en 59239 / HA ZA 07-398
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE VEERE,
zetelend te Domburg,
eiseres,
advocaat mr. U.T. Hoekstra,
tegen
de vereniging
WATERSPORTVERENIGING "ARNE",
gevestigd te Middelburg,
gedaagde,
advocaat mr. J.M. de Jonge.
Partijen zullen hierna Euro Car, de Gemeente en Arne genoemd worden.
De procedure in de hoofdzaak
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het incidenteel vonnis van 16 april 2008
het proces-verbaal van comparitie van partijen van 22 oktober 2008
de conclusie van antwoord aan de zijde van Arne,
de conclusie van repliek aan de zijde van Euro Car
de conclusie van dupliek aan de zijde van de Gemeente,
de conclusie van dupliek aan de zijde van Arne
de akte reactie op producties door de Gemeente overgelegd bij dupliek aan de zijde van Euro Car.
De procedure in de vrijwaringzaak
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het incidenteel vonnis van 16 april 2008
het proces-verbaal van comparitie van partijen van 22 oktober 2008
De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaring
Bij notariële akte van 18 augustus 1975 heeft de Gemeente een perceel oppervlakte grond en water in ondererfpacht uitgegeven aan [bedrijf 1]. Dit perceel behoort tot de aan het Veerse meer gelegen jachthaven Oostwatering. Bij notariële akte van 22 februari 1982 heeft de Gemeente een tweede perceel grond aan [bedrijf 1] in ondererfpacht uitgegeven. Bij notariële akte van 1984 heeft de Gemeente een ander deel van de jachthaven Oostwatering in ondererfpacht uitgegeven aan Arne. Volgens artikel 13 van de erfpachtvoorwaarden is het Arne verboden een botenberging met reparatie-inrichting, een winkel in scheeps- en watersportartikelen en een restaurant annex wasserette op te richten en/of te exploiteren. In artikel 19 is het Arne verboden om in haar clubgebouw een restaurantbedrijf te (laten) exploiteren. Artikel 26 geeft Arne het recht het aantal ligplaatsen te vergroten indien [bedrijf 1] geen gebruik maakt van het haar gegeven optierecht en indien de ligplaatsen van [bedrijf 1] zijn verhuurd. Volgens het tweede lid van dit artikel mogen de liggelden van Arne niet lager zijn dan de liggelden van [bedrijf 1]. Bij brief van 21 februari 1996 heeft mr. J.M.E. Schieman zich namens [bedrijf 1] en haar werkmaatschappij Jachtwerf Oostwatering B.V. gewend tot de Gemeente met de mededeling dat de Gemeente, door ertoe over te gaan de tot 22 augustus 1984 bij de Gemeente in exploitatie zijnde jachthaven in ondererfpacht te geven aan Arne, in strijd heeft gehandeld met artikel 10 van de door de Gemeente met [bedrijf 1] gesloten overeenkomst van ondererfpacht en de Gemeente aansprakelijk gesteld voor de dientengevolge door [bedrijf 1] geleden en te lijden schade. De Gemeente heeft vervolgens Arne aangesproken. Arne heeft bij brief d.d. 18 oktober 1996 de Gemeente medegedeeld dat zij niet in strijd handelde met de ondererfpachtovereenkomst. Bij akten van statutenwijziging van 25 augustus 1999 is de naam van [bedrijf 1] gewijzigd in Jachtwerf Oostwatering B.V. en de naam van (voorheen, ) Jachtwerf Oostwatering B.V. in Harten Beheer B.V.. Bij notariële akte van 14 december 2000 heeft Jachtwerf Oostwatering B.V. het recht van ondererfpacht verkocht en overgedragen aan Harten Beheer B.V.. Deze akte bevat ondermeer de volgende bepaling:
Alle aanspraken die verkoper ten aanzien van het verkochte kan of zal kunnen doen gelden tegenover derden, waaronder begrepen bouwer(s), (onder)aannemer(s), installateur(s) en leveranciers gaan hierbij over op koper. Voor zover de aanspraken niet kunnen gelden als kwalitatieve rechten als bedoeld in artikel 6:251 Burgerlijk Wetboek is verkoper verplicht op eerste verzoek van koper aan een overdracht mee te werken. De “OVEREENKOMST VAN CESSIE”, op 6 maart 2007 ondertekend door Harten Beheer B.V. en Euro Car & Parts Center B.V., bevat de volgende bepalingen:
Harten Beheer draagt aan Euro Car alle bestaande en/of toekomstige rechten en/of bestaande e/o toekomstige vorderingen over die zij jegens de Gemeente Veere uit hoofde van haar rechtsverhouding ten opzichte van de Gemeente Veere geldend kan maken.
(…)
(…)
(…)
Mr. Schieman heeft namens Euro Car bij brief van 16 oktober 2008 van de cessie mededeling gedaan aan de Gemeente.
Het geschil
in de hoofdzaak
Euro Car vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Gemeente veroordeelt tot het betalen van de door Jachtwerf Oostwatering geleden schade, nader op te maken bij staat, vanwege het toerekenbaar tekortkomen van de Gemeente in de nakoming van haar verplichtingen jegens Jachtwerf Oostwatering voortvloeiend uit de overeenkomst tussen partijen van 18 augustus 1975, alsmede de Gemeente te veroordelen in de kosten van het geding.
Euro Car legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Zij was voorheen statutair genaamd Jachtwerf Oostwatering B.V.. De Gemeente heeft in 1984 het deel van de door haar geëxploiteerde jachthaven Oostwatering in ondererfpacht gegeven aan Arne. De Gemeente heeft in de overeenkomst met Arne bepalingen opgenomen die inbreuken op de rechten van Jachtwerf Oostwatering B.V. dienden te voorkomen. Jachtwerf Oostwatering B.V. heeft de jachthaven Oostwatering tot 1 januari 2005 geëxploiteerd. Arne heeft voor de reeds bestaande ligplaatsen die zij van de Gemeente in ondererfpacht had gekregen, liggelden bedongen die beduidend lager waren dan de liggelden van Jachtwerf Oostwatering. Verder heeft Jachtwerf Oostwatering vastgesteld dat Arne het aantal natte ligplaatsen heeft uitgebreid, dat zij op haar terrein een reparatie-inrichting heeft waar door derden reparatiewerkzaamheden verricht worden en dat het clubhuis tevens dienst doet als restaurant. Jachtwerf Oostwatering kampt dientengevolge met een overschot aan ligplaatsen die niet verhuurd konden worden en het clubhuis concurreert met het restaurant [naam]”. De Gemeente schiet tegenover Jachtwerf Oostwatering te kort in de nakoming van haar verbintenis uit de overeenkomst van 18 augustus 1975 om haar te vrijwaren tegen concurrentie waardoor Jachtwerf Oostwatering ernstige schade heeft geleden en lijdt. Zij heeft de schade begroot op € 979.800,00 tot 2003. Er is sprake van een blijvende tekortkoming in de nakoming van een verbintenis in de zin van artikel 6: 74 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zodat verzuim voor vergoeding van schade niet noodzakelijk is. De brief van 21 februari 1996 houdt een aansprakelijkheidstelling in. Bij brief van 27 augustus 1999 wordt de Gemeente een termijn verleend tot uiterlijk 15 september 1999 teneinde tussen te komen bij gebreke waarvan de Gemeente gedwongen zou worden de haar opgelegde verplichtingen na te komen. Bij brief d.d. 10 september 2002 heeft zij de Gemeente aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. Bij brief van 25 mei 2005 heeft zij de Gemeente gesommeerd de schade te vergoeden.
De Gemeente voert verweer. De Gemeente betwist dat Euro Car een vordering heeft op de Gemeente. Onduidelijk is wie nu wie is en wie eiseres in dit geding is. De dagvaarding is derhalve nietig. De Gemeente heeft [bedrijf 1] eind 1996 er reeds van op de hoogte gesteld, dat voor zover zij van mening was dat Arne ten onrechte in de ogen van [bedrijf 1] correcte nakoming van haar verplichtingen weigerde, Arne in zoverre met een correcte nakoming in verzuim was. Bij brief d.d. 25 mei 2005 ontvangt de Gemeente een betalingssommatie namens Jachtwerf Oostwatering. De Gemeente heeft aan die sommatie niet voldaan. Indien Euro Car de rechtsopvolger is van Jachtwerf Oostwatering die voorheen [bedrijf 1] was, dan had de Gemeente tot aan de overdracht van de ondererfpachtpercelen op 14 december 2000 een relatie met die vennootschap en nadien met Harten Beheer B.V.. Dat betekent dat indien Euro Car moet worden geïdentificeerd met [bedrijf 1] de vordering voor wat betreft de periode na 14 december 2000 niet toewijsbaar is; indien Euro Car moet worden geïdentificeerd als Harten Beheer is de vordering vóór 14 december 2000 niet toewijsbaar. In ieder geval geldt dat [bedrijf 1], noch Harten Beheer rechtstreeks bij de exploitatie betrokken is geweest. Euro Car heeft de Gemeente nooit in gebreke gesteld op de wijze zoals is voorgeschreven in artikel 6:82 BW. De Gemeente is niet in verzuim. De Gemeente betwist voorts dat zij gehouden was Euro Car te vrijwaren van concurrentie. Tussen haar en Euro Car heeft geen contractuele verplichting bestaan. De vordering van Euro Car is verjaard. Reeds bij brief d.d. 21 februari 1996 heeft [bedrijf 1] tot uitdrukking gebracht dat zij zowel met de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon bekend was. De (rechts)vordering is derhalve vijf jaar na 21 februari 1996 en in ieder geval per 21 februari 2001 verjaard Stuiting van de verjaring heeft niet plaatsgevonden. De in de dagvaarding genoemde brieven kunnen niet als stuitingbrief worden beschouwd. Die brieven bevatten niet een schriftelijke aanmaning of mededeling waarbij Euro Car of haar rechtsvoorganger zich ondubbelzinnig haar recht op nakoming voorbehoudt. [bedrijf 1] heeft geen schade geleden want zij exploiteerde de jachthaven niet en zij heeft dus ook geen schade geleden door eventuele concurrentie van Arne. Zij heeft bovendien huur ontvangen van Jachtwerf Oostwatering.
Arne voert eveneens verweer. Zij onderschrijft de juistheid van het door de Gemeente ingenomen standpunt en sluit zich daarbij aan. Eventuele vorderingen zijn verjaard. De bepalingen in de contracten hebben niet de strekking dat Jachtwerf Oostwatering moet worden gevrijwaard van concurrentie. Zij verwijst voorts naar de conclusie van antwoord in vrijwaring.
in de vrijwaringzaak
De Gemeente vordert samengevat - dat Arne wordt veroordeeld om aan de Gemeente te betalen al hetgeen waartoe de Gemeente jegens Euro Car in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met veroordeling van Arne in de kosten van de hoofdzaak en de vrijwaring. Op de overige stellingen van de Gemeente wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Arne voert verweer. Op de stellingen van Arne wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
in de hoofdzaak
Artikel 111 van Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering schrijft voor dat de dagvaarding de eis en de gronden daarvan moet vermelden. Na lezing moet het de rechtbank aanstonds duidelijk zijn op grond van welke feiten en juridische gronden de eisende partij zijn vordering baseert. Blijkens de door de Gemeente bij conclusie van antwoord als productie 6 overgelegde akte zijn op 5 maart 1976 voor notaris Kok verschenen de [betrokkenen], handelend als enige aandeelhouders van de besloten vennootschap [bedrijf 1]. Op 21 februari 1996 schrijft mr. Schieman (productie 8 conclusie van antwoord) aan de Gemeente: Tot mij wendde zich de besloten vennootschap [bedrijf 1] gevestigd te Oostburg alsmede haar werkmaatschappij Jachtwerf Oostwatering B.V. Op 1 mei 2000 schrijft mr. Schieman aan het Bestuur van de watersportvereniging “Arne” (productie 15 bij de conclusie van antwoord): De besloten vennootschap Jachtwerf Oostwatering B.V. is een werkmaatschappij van [bedrijf 1]. Deze werkmaatschappij exploiteert de jachthaven namens [bedrijf 1]. De rechtbank leidt uit deze mededelingen af dat [bedrijf 1] de moedervennootschap was en Jachtwerf Oostwatering B.V., de dochtervennootschap. Die feiten laten zich echter niet rijmen met de stelling van Euro Car dat op 25 augustus 2000 een wijziging van statutaire namen heeft plaatsgevonden bij moeder Jachtwerf Oostwatering B.V. (thans Euro Car ?) en dochter [bedrijf 1] (conclusie van repliek onder 3). Deze feiten in combinatie met de naamswisselingen die hebben plaatsgevonden maken naar het oordeel van de rechtbank dat de stellingen van Euro Car volstrekt onbegrijpelijk zijn. De rechtbank is niet in staat om vast te stellen welke vennootschap de moeder was en welke vennootschap de dochter en uit welke vennootschap Euro Car is voortgekomen. De Gemeente en in haar voetspoor Arne stellen zich terecht op het standpunt dat het niet op hun weg ligt om uitvoerige naspeuringen te verrichten door middel van het opvragen van uittreksels historische handelsnamen en dat zij door de wijze waarop Euro Car haar vordering heeft gepresenteerd onredelijk in hun verdediging worden geschaad. De rechtbank zal de vordering van Euro Car derhalve afwijzen.
Euro Car zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van de Gemeente en Arne worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- vastrecht € 251,00
- salaris advocaat € 1.356,00 (3 x tarief € 452,00)
-----------
Totaal € 1.607,00
De kosten aan de zijde van Arne worden begroot op salaris advocaat € 1.356,00 (3 x tarief € 452,00).
in de vrijwaringzaak
Nu de rechtbank in de hoofdzaak de vordering van Euro Car zal afwijzen komt de rechtbank aan de beoordeling van de vordering in de vrijwaringzaak niet toe. De rechtbank zal de vordering derhalve afwijzen.
De Gemeente dient als de in het ongelijk te stellen partij te worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Arne, begroot op:
- vastrecht € 251,00
- salaris advocaat € 452,00
---------
Totaal € 703,00
De beslissing
De rechtbank
In de hoofdzaak
wijst de vordering van Euro Car af;
veroordeelt Euro Car in de kosten van het geding welke aan de zijde van de Gemeente tot aan dit moment worden begroot op € 1.607,00 aan de zijde van de Gemeente en op € 1.356,00 aan de zijde van Arne;
in de vrijwaringzaak
wijst de vordering van de Gemeente af;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding welke aan de zijde van Arne tot aan dit moment worden begroot op € 703,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2009.