ECLI:NL:RBMID:2009:BK9806

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
21 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
62077
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na mishandeling met blijvende gevolgen

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit [eiser sub. 1] en [eiser sub. 2], schadevergoeding van gedaagden, waaronder KMC en [gedaagde sub. 2], naar aanleiding van een mishandeling die [eiser sub. 2] op 28 september 2007 heeft ondergaan. Tijdens deze mishandeling zou [gedaagde sub. 2] [eiser sub. 2] op haar neus hebben geslagen, in haar zij hebben geschopt en in haar gezicht hebben gekrabd. Eisers stellen dat deze mishandeling heeft geleid tot blijvende ontsiering van het gezicht van [eiser sub. 2], spanningsklachten en slapeloosheid. In totaal vorderen zij een schadevergoeding van € 2.084,60, waarvan € 2.000,-- voor immateriële schade en € 84,60 voor materiële schade, die bestaat uit de vernieling van kleding en reiskosten voor een bezoek aan de KNO-arts.

De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 15 juli 2009 eisers in de gelegenheid gesteld hun standpunt verder uiteen te zetten. In de uiteindelijke uitspraak van 21 oktober 2009 heeft de rechtbank geoordeeld dat de door eisers gevorderde immateriële schadevergoeding niet gerechtvaardigd is. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van aantasting van de persoon van [eiser sub. 2] die een vergoeding van immateriële schade rechtvaardigt. De rechtbank heeft wel de materiële schade van € 84,60 toegewezen, omdat deze niet door gedaagden is betwist. De kosten tussen partijen zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak
2
62077 / HA ZA 08-141
21 oktober 2009
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
62077 / HA ZA 08-14121 oktober 2009
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 62077 / HA ZA 08-141
Vonnis van 21 oktober 2009
in de zaak van
1. [eiser sub. 1],
wonende te Colijnsplaat,
2. [eiser sub. 2],
wonende te Colijnsplaat,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. R.A.A. Maat,
tegen
1. de vennootschap onder firma
KOOIJ MANAGEMENT CONSULTING V.O.F.,
h.o.d.n. Equicoach V.O.F.,
gevestigd te Vlissingen,
2. [gedaagde sub. 2],
wonende te Vlissingen,
3. [gedaagde sub. 3],
wonende te Vlissingen,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. E.H.A. Schute.
Partijen zullen hierna [eiser sub. 1], [eiser sub. 2], KMC, [gedaagde sub. 2] en [gedaagde sub. 3] genoemd worden. Eisers gezamenlijk zullen [eisers] genoemd worden en gedaagden KMC c.s.
De verder procedure in conventie
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 15 juli 2009
conclusie na tussenvonnis, houdende wijziging en vermindering van eis
conclusie van antwoord na wijziging en vermindering van eis en na tussenvonnis.
Ten slotte is vonnis bepaald.
Het verdere geschil in conventie
[eisers] hebben hun eis gewijzigd in die zin dat zij ter zake van schadevergoeding een bedrag van € 2.084,60 vorderen in plaats van de schade gevorderd als nader op te maken bij staat.
Bij tussenvonnis van 15 juli 2009 zijn [eiser [eisers] in de gelegenheid gesteld hun standpunt met betrekking tot de door [eiser sub. 2] geleden schade nader uiteen te zetten.
Door [eisers] is aangegeven dat [eiser sub. 2] op 28 september 2007 door [gedaagde sub. 2] op haar neus is geslagen, in haar linkerzij is geschopt en in haar gezicht is gekrabd. Zij stellen dat als gevolg hiervan [eiser sub. 2] haar neustussenschot scheef is komen te staan waardoor haar gezicht duurzaam wordt ontsierd en dat zij als gevolg van het gebeurde voorts te kampen heeft gehad met spanningsklachten en slapeloosheid. Als gevolg van de mishandeling en het meebrengen van “een zware jongen” heeft [eiser sub. 2] zich geruime tijd in haar woning en op haar erf niet veilig gevoeld en durft ’s avonds en ’s nachts niet meer alleen te zijn. [eisers] stellen voorts dat [eiser sub. 2] in verband met deze klachten twee keer een psycholoog heeft bezocht.
[eisers] vorderen op grond van de door [eiser sub. 2] ten gevolge van de mishandeling ondervonden pijn, tijdelijke en blijvende ontsiering van haar gezicht, angstgevoelens en psychische klachten en de diverse benodigde behandelingen door GGD-arts, huisarts, specialist en psycholoog aan immateriële schadevergoeding een bedrag van € 2.000,--.
Zij stellen voorts materiële schade te hebben geleden tot een bedrag van € 75,-- doordat ten gevolge van de mishandeling een blouse en BH van [eiser sub. 2] zijn vernield en tot een bedrag van € 9,60 ter zake van reiskosten voor het bezoek van [eiser sub. 2] aan de KNO-arts.
[gedaagde sub. 2] betwist de door [eiser sub. 2] gestelde mishandeling en de daarbij vermelde gevolgen zoals spanningsklachten en slapeloosheid. Er is volgens [gedaagde sub. 2] slechts sprake van eenvoudige mishandeling die tot een bloedneus zonder ernstige gevolgen heeft geleid. Bij eenvoudige mishandeling past volgens [gedaagde sub. 2] geen smartengeld van € 2.000,--.
[gedaagde sub. 2] betwist bij gebrek aan wetenschap dat bij de worsteling een blouse en BH van [eiser sub. 2] vernield zijn.
Omdat de vorderingen van [eisers] grotendeels zijn afgewezen dienen zij volgens [gedaagde sub. 2] in conventie in de proceskosten te worden veroordeeld.
De verdere beoordeling in conventie
[eisers] gronden hun vordering tot vergoeding van immateriële schade enerzijds op door [eiser sub. 2] geleden pijn en lichamelijk letsel en anderzijds op door haar ondervonden psychische klachten.
Voor de hoogte van het eventueel ter zake van immateriële schade toe te kennen bedrag aan schadevergoeding is de oorzaak van het letsel niet bepalend.
Met betrekking tot hetgeen [eisers] aan hun vordering tot vergoeding van immateriële schade ten grondslag leggen overweegt de rechtbank het navolgende.
Uit de als productie 37 overgelegde “Beschrijving letsel” van de Ggd van 28 september 2007 blijkt dat [eiser sub. 2] zich ten gevolge van de mishandeling niet onder medische behandeling heeft hoeven stellen. Evident is dat men, indien men op het gezicht geslagen wordt en wordt gekrabd en geschopt pijn ondervindt. Aangenomen moet worden dat, indien geen sprake is van letsel zodanig dat medische behandeling noodzakelijk is, de pijn die men ten gevolge van de mishandeling lijdt in de regel geleidelijk afneemt en niet langer dan een paar dagen tot hoogstens enkele weken aanhoudt. Geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die aanleiding geven om aan te nemen dat dat in dit geval anders was. [eisers] hebben aangegeven dat [eiser sub. 2] ook geen uitval heeft gehad voor haar werkzaamheden als docente of in haar duikschool. De omstandigheid dat, naar [eiser sub. 2] stelt, haar neustussenschot scheef is blijven staan heeft kennelijk evenmin aanleiding gegeven voor een medische behandeling. De ontsiering van het gezicht van [eiser sub. 2] is kennelijk niet van dien aard dat operatief ingrijpen geïndiceerd is. [eisers] geven ook zelf aan dat [eiser sub. 2] er voor heeft gekozen zich voor het scheefstaande neustussenschot niet operatief te zullen laten behandelen.
Aan te nemen valt voorts dat [eiser sub. 2] als gevolg van de mishandeling door [gedaagde sub. 2] op haar eigen erf erg geschrokken is en dat dit gevoelens van onveiligheid teweeg heeft gebracht hetgeen heeft geleid heeft tot de gestelde psychische klachten. Onbestreden is ook dat [eiser sub. 2] hiervoor twee keer een psycholoog heeft geraadpleegd. Het vorenstaande levert echter op zich onvoldoende grond op om te concluderen dat ten gevolge daarvan sprake is van aantasting van de persoon van [eiser sub. 2]. Niet is gebleken dat zij als gevolg van de gebeurtenissen psychisch is beschadigd. Daartoe is nodig dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen worden vastgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen [eisers] hebben gesteld met betrekking tot het door [eiser sub. 2] opgelopen lichamelijk letsel een vergoeding van immateriële schade niet rechtvaardigt en er ook geen sprake is van aantasting van de persoon van [eiser sub. 2]. De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het ter zake van immateriële schadevergoeding gevorderde bedrag afwijzen.
Door [eisers] is gemotiveerd aangegeven dat de schade aan de blouse en BH van [eiser sub. 2] is ontstaan doordat [gedaagde sub. 2] deze bij de worsteling stuk heeft getrokken en zich daaraan bleef vasthouden. Dit is door [gedaagde sub. 2] onvoldoende gemotiveerd bestreden. Nu door [gedaagde sub. 2] ook de hoogte van het door [eisers] gevorderde bedrag niet is bestreden zal de rechtbank [gedaagde sub. 2] veroordelen tot betaling van het door [eisers] ter zake van de schade aan de blouse en BH gevorderde bedrag. Ook de schade die [eisers] als gevolg van het bezoek van [eiser sub. 2] aan de KNO arts stellen te hebben geleden is door [gedaagde sub. 2] niet bestreden zodat ook dat bedrag zal worden toegewezen.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat partijen over en weer deels in het gelijk zijn gesteld aanleiding om in conventie de kosten te compenseren zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing in conventie
De rechtbank
veroordeelt [gedaagde sub. 2] tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 84,60 vermeerderd
met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot die van algehele
voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2009.