ECLI:NL:RBMID:2009:BL0994

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
16 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
69559 / KG ZA 09-177
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van executie en opheffing van beslag in kort geding

In deze zaak vordert de eiser, wonende te Vlissingen, dat de voorzieningenrechter de executie van een eerder vonnis van 19 augustus 2009 schorst en het conservatoir beslag dat op 30 juni 2009 is gelegd opheft. De eiser stelt dat het vonnis op een misslag berust, omdat hij niet in staat was om zich te verweren tegen de vordering van de gedaagden, die beiden in Hazerswoude-Dorp wonen. De eiser betwist dat hij een bedrag van € 30.000,00 aan de gedaagden heeft betaald en beroept zich op een financiële noodtoestand. De gedaagden, vertegenwoordigd door hun advocaat, verzetten zich tegen de vorderingen van de eiser en stellen dat het vonnis niet op een misslag berust en dat de eiser geen bescherming verdient.

De voorzieningenrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat er geen duidelijke juridische of feitelijke misslag in het verstekvonnis is. De eiser heeft weliswaar aangevoerd dat hij in financiële problemen verkeert, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet voldoende is om de executie te schorsen. De voorzieningenrechter heeft echter ook rekening gehouden met de mogelijkheid van misbruik van bevoegdheid door de gedaagden, gezien het feit dat de eiser niet in staat was om zich te verweren. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de executie van het vonnis van 19 augustus 2009 te schorsen en de gedaagden te verbieden verdere executiehandelingen te verrichten totdat er een beslissing is genomen in het verzet van de eiser.

De gedaagden worden als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 1.388,25. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.C. de Regt op 16 oktober 2009 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
69559 / KG ZA 09-1777 oktober 2009
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 69559 / KG ZA 09-177
Vonnis van 16 oktober 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te Vlissingen,
eiser,
advocaat: mr. R.T.K. Davidse te Middelburg,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2],
beiden wonende te Hazerswoude-Dorp,
gedaagden,
advocaat: mr. E. de Jongh te Den Haag.
Eiser wordt hierna aangeduid als [eiser] en gedaagden gezamenlijk als [gedaagden].
De procedure.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding d.d. 14 september 2009 met producties;
- de bij faxbrief d.d. 4 oktober 2009 van de zijde van [gedaagden] overgelegde producties;
- de mondelinge behandeling op 5 oktober 2009;
- de pleitnota van mr. De Jongh.
De feiten.
Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter te Rotterdam heeft [gedaagden] op 30 juni 2009 conservatoir beslag laten leggen onder een rekening van de ING Bank NV die op naam van [eiser] staat gesteld.
Bij vonnis van deze rechtbank d.d. 19 augustus 2009 is [eiser] bij verstek, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld om aan [gedaagden] te betalen een bedrag van
€ 30.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling. Verder is [eiser] veroordeeld in de beslag- en proceskosten.
Op 3 september 2009 is het verstekvonnis aan [eiser] betekend met bevel om aan de inhoud van het vonnis te voldoen en met aanzegging dat bij niet-voldoening aan dat bevel de executie zal worden vervolgd door inbeslagneming en verkoop van de roerende en/of onroerende zaken van [eiser].
Op 24 september 2009 is uit hoofde van het op 19 augustus 2009 gewezen vonnis ten laste van [eiser] executoriaal beslag gelegd onder de Rabobank Walcheren/Noord-Beveland.
[eiser] heeft verzet ingesteld tegen het verstekvonnis van deze rechtbank van 19 augustus 2009.
Het geschil.
[eiser] vordert, samengevat, dat de voorzieningenrechter, bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I de executie van het vonnis d.d. 19 augustus 2009 van deze rechtbank zal schorsen totdat op het geschil zal zijn beslist,
II het conservatoir gelegde beslag d.d. 30 juni 2009 zal opheffen,
III inmiddels gelegde executoriale beslagen uit hoofde van het vonnis d.d. 19 augustus 2009 zal opheffen, danwel zal schorsen,
IV [gedaagden] zal veroordelen in de kosten van dit geding.
[eiser] heeft aan zijn vorderingen onder meer ten grondslag gelegd dat het vonnis van de rechtbank op een klaarblijkelijke misslag berust. [eiser] voert daartoe het volgende aan. De vordering van [gedaagden] zou niet zijn toegewezen als [eiser] kennis had kunnen nemen van de dagvaarding en zich had kunnen verweren. Dan was gebleken dat [gedaagden] geen vordering op [eiser] heeft. Hij betwist een bedrag ad
€ 30.000,00 van [gedaagden] betaald te hebben gekregen. Wel heeft hij in augustus 2005 een bedrag van € 25.883,00 van de notaris ontvangen ter voldoening van een schuld van de heer [naam]. [eiser] beroept zich er verder op dat sprake is van een noodtoestand. Als hij direct moet betalen, komt hij in een financiële noodtoestand te verkeren.
Voor zover de voorzieningenrechter al bevoegd zou zijn om van het geschil kennis te nemen, voert [gedaagden] verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen van [eiser]. [gedaagden] betwist dat het vonnis van deze rechtbank d.d. 19 augustus 2009 op een misslag berust. Verder verdient [eiser] geen enkele bescherming, omdat de verstekverlening aan hem toerekenbaar is. [eiser] spreekt immers niet de waarheid als hij stelt dat hij de dagvaarding niet heeft ontvangen.
[gedaagden] stelt dat hij een vordering heeft op [eiser]. Hij heeft omstreeks 9 augustus 2005 € 25.883,00 op een aan [eiser] toebehorende ING bankrekening betaald. De daaraan ten grondslag liggende (koop)overeenkomst is nadien ontbonden, zodat de betaling als onverschuldigd heeft te gelden. [gedaagden] betwist dat er aan de zijde van [eiser] sprake zou zijn van een financiële noodtoestand. Een bewijs daarvoor ontbreekt. Er is geen enkel inzicht gegeven in de financiële situatie van [eiser].
De beoordeling.
Ter zitting heeft [gedaagden] zich beroepen op de onbevoegdheid van deze rechtbank. Omdat dit verweer het meest verstrekkend is, zal dit als eerste worden beoordeeld.
Ter bepaling van de relatieve bevoegdheid van de rechter, geeft artikel 438 Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een aantal keuzemogelijkheden. Bevoegd is ook de rechtbank van het arrondissement waarin de executie zal plaatsvinden. Dus reeds op die grond is de voorzieningenrechter bevoegd. De relatieve bevoegdheid wordt voorts ontleend aan het feit dat een van de beslagverloven in dit arrondissement is gelegd. Op 24 september 2009 is executoriaal (derden)beslag gelegd onder de Rabobank Walcheren/Noord-Beveland. Uit het vorenstaande volgt dat de voorzieningenrechter bevoegd is van onderhavig geschil kennis te nemen.
In deze procedure handelt het om het volgende. [eiser] vordert dat de executie van het vonnis van deze rechtbank d.d. 19 augustus 2009 wordt geschorst ex artikel 438 lid 2 Rv en dat de uit hoofde daarvan gelegde beslagen worden opgeheven. [gedaagden] meent dat hij daartoe niet kan worden gehouden.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard (HR 22 april 1983, NJ 1984/145, inzake Ritzen/Hoekstra).
Niet gebleken is dat het verstekvonnis op een kennelijke juridische of feitelijke misslag berust. Evenmin is sprake van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten op grond waarvan klaarblijkelijk aan de zijde van [eiser] een noodtoestand zal ontstaan. Weliswaar heeft [eiser] zich er ter zitting nog op beroepen rond te moeten komen van een (gekorte) AOW-uitkering, maar daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter de noodtoestand nog niet aangetoond. Daarbij komt dat [eiser] zonder al te veel problemen wel in staat blijkt te zijn zekerheid te stellen (in de vorm van een bankgarantie) ter hoogte van het te executeren bedrag.
Het vorenstaande neemt niet weg dat zich desondanks feiten en omstandigheden kunnen voordoen die maken dat de executie behoort te worden geschorst op de grond dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. Hierbij speelt een rol dat het gaat om een verstekvonnis, terwijl de in het hiervoor aangehaalde arrest ontwikkelde strikte norm betrekking had op een geval waarin het ging om de executie van een op tegenspraak gewezen vonnis. Die norm kan onder omstandigheden in verstekzaken niet altijd onverkort worden gehandhaafd. Dat zal bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als rekening moet worden gehouden met de serieuze mogelijkheid dat de rechtbank de veroordeling niet zou hebben uitgesproken indien gedaagde ter zitting was verschenen en de in het executiegeschil opgeworpen argumenten als verweer had aangevoerd.
[gedaagden] heeft in dit verband nog wel aangevoerd dat [eiser] een dergelijke bescherming niet verdient, omdat de verstekverlening aan hem toerekenbaar zou zijn. De vraag of de door [eiser] aangevoerde reden voor het niet voeren van verweer voor zijn rekening en risico dient te blijven, laat zich echter niet eenvoudig beantwoorden. Los van de vraag of [eiser] de dagvaarding nu wel of niet heeft ontvangen, is wel duidelijk geworden dat de voor [eiser] bestemde aangetekende brief onjuist ten naam was gesteld, waardoor het hem niet was toegestaan de brief op het postkantoor in ontvangst te nemen. Dit is een omstandigheid die niet voor rekening van [eiser] dient te komen.
In dit geval is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter grond voor verdere nuancering. Daarvoor is doorslaggevend dat op dit moment niet geoordeeld kan worden dat het verweer van [eiser] geen doel kan treffen. De door [eiser] ingenomen stelling dat [gedaagden] met de betaling van een bedrag van € 25.883,00 op de rekening van [eiser] een lening van [naam] zou hebben betaald, vindt immers steun in de verklaring van [gedaagden] dat de betaling aan [eiser] namens [naam] is verricht. Het daarop gebaseerde verweer van [eiser] dat een rechtsgrond aan de vordering van [gedaagden] ontbreekt, is dan niet bij voorbaat ongegrond. Dit vergt een onderzoek, eventueel met het oproepen in vrijwaring van [naam], door de rechter die daarover heeft te oordelen. Door onder deze omstandigheden (verdere) executiehandelingen te verrichten, zou [gedaagden] misbruik maken van zijn, aan het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van deze rechtbank van 19 augustus 2009 ontleende, executiebevoegdheid. De voorzieningenrechter betrekt daarbij in zijn oordeel dat een verzetdagvaarding reeds is uitgebracht. Niet valt in te zien waarom, hangende die procedure, de executie van het verstekvonnis niet kan worden uitgesteld. Het belang van [eiser] dient in dit geval zwaarder te wegen dan het belang van [gedaagden] bij voortzetting van de executie.
Op grond van het voorgaande zal de vordering van [eiser] om de executie te schorsen worden toegewezen totdat op het geschil in het daartegen ingestelde verzet is beslist. Ten aanzien van de inmiddels executoriale beslaglegging(en) zal [gedaagden] worden verboden deze verder te executeren.
[gedaagden] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 72,25
- vast recht € 262,00
- salaris advocaat € 1.054,00
Totaal € 1.388,25
De beslissing.
De voorzieningenrechter:
schorst de executie van het vonnis van deze rechtbank d.d. 19 augustus 2009 en verbiedt [gedaagden] dit - in geval van de executoriale beslaglegging(en) - verder te executeren, totdat op het geschil in het daartegen ingestelde verzet is beslist,
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] bepaald op € 1.388,25,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2009.