ECLI:NL:RBMID:2009:BL1083

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
10 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
169390
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.M. Klarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging effectenleaseovereenkomst en de rechtsgeldigheid van het Dexia Aanbod

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Middelburg op 10 augustus 2009, betreft het een geschil over de rechtsgeldigheid van een effectenleaseovereenkomst en het Dexia Aanbod. Partij Y, gehuwd met partij Z, had in oktober 1999 een effectenleaseovereenkomst afgesloten met Bank Labouchère N.V., die later door Dexia werd overgenomen. Op 23 maart 2003 ondertekende partij Y het aanmeldingsformulier voor het Dexia Aanbod. Echter, op 1 december 2005 deelde partij Z aan Dexia mee dat zij de effectenleaseovereenkomst vernietigde wegens het ontbreken van haar toestemming, zoals vereist onder artikel 1:88 BW. De centrale rechtsvraag was of het Dexia Aanbod of de vernietiging van de overeenkomst voorrang had. De kantonrechter oordeelde dat het Dexia Aanbod geen derdenwerking had en dat de bescherming van artikel 1:88 BW niet illusoir kon zijn. De vernietiging door partij Z had terugwerkende kracht, waardoor de vaststellingsovereenkomst met Dexia niet geldig was. De kantonrechter verwierp ook het beroep van Varde op verjaring, aangezien een beroep op vernietiging te allen tijde kon worden gedaan. De zaak werd verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling, waarbij Varde werd verzocht om aanvullende informatie te verstrekken over de vordering en de mogelijke vergoeding voor partijen Y en Z.

Uitspraak

Uitspraak
zaak/rolnr.: 169390 / 08-2599 blad 2
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
169434 08-2642
Locatie Middelburg
zaak/rolnr.: 169390 / 08-2599
vonnis van de kantonrechter d.d. 10 augustus 2009
bij vervroeging
in de zaak van
de rechtspersoon naar Iers recht
Varde Investements (Ireland) Limited,
gevestigd te Dublin Ierland,
met gekozen woonplaatsen [in Nederland],
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
verder te noemen: Varde,
gemachtigde: mr. G.J. Schras,
t e g e n :
[Y]
wonende te [adres],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
verder te noemen: [partij Y],
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
e n
[Z]
wonende te [adres],
partij gevoegd aan de zijde van gedaagde in conventie,
tevens eisende partij in reconventie,
verder te noemen: [partij Z],
gemachtigde: mr. G. van Dijk.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 9 juni 2008,
- conclusie van antwoord van [partij Y],
- incidentele eis tot voeging van [partij Z],
- conclusies van antwoord in het incident tot voeging van Varde en [partij Y],
- incidenteel vonnis van 26 januari 2009,
- conclusie van antwoord van [partij Z],
- conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie,
- conclusie van [partij Y] en [partij Z] samen d.d. 20 april 2009,
- conclusie van dupliek in reconventie.
de beoordeling van de zaak
in conventie en in reconventie:
1.1. [partij Y] is gehuwd met [partij Z]. [partij Y] is een effectenlease-overeenkomst aangegaan met Bank Labouchère N.V., handelende onder de naam Legio-Lease, en wel in oktober 1999 een overeenkomst genaamd “Korting Kado” met een looptijd van 120 maanden. Dat is een restschuldproduct.
1.2. Dexia is de rechtsopvolgster van Bank Labouchère N.V. Op 23 maart 2003 heeft [partij Y] het aanmeldingsformulier Dexia Aanbod ondertekend en aan Dexia gezonden.
1.3. Bij aangetekende brief d.d. 1 december 2005 heeft [partij Z] aan Dexia meegedeeld dat zij onlangs bekend was geworden met de door haar echtgenoot gesloten effectenlease-overeenkomst en dat zij deze overeenkomst vernietigt wegens het ontbreken van haar ex art. 1:88 BW vereiste toestemming.
1.4. [partij Y] en [partij Z] hebben niet zelf een opt-out-verklaring ingediend naar aanleiding van het algemeen verbindend verklaren van de Duisenbergregeling op 25 januari 2007. Wel heeft [partij Y] aan zijn huidige gemachtigde van Leaseproces op 1 december 2005 een volmacht verleend om met Dexia te corresponderen en tegen Dexia een gerechtelijke procedure aan te spannen.
1.5. Bij brief van 10 januari 2008 heeft EDR Incasso [partij Y] ervan op de hoogte gesteld dat Dexia haar vordering op hem heeft overgedragen aan Varde.
2.1. Varde heeft de betaling gevorderd van deze vordering wegens een restschuld van € 9.590,03, verhoogd met rente en incassokosten, totaal € 11.665,42 met verdere rente.
2.2. Het verweer van [partij Y] valt uiteen in een algemeen deel, waarin zeer vele argumenten de revue passeren en een individueel deel waarin hij in conventie heeft gevorderd, kort samengevat:
a. voor recht te verklaren dat zijn partner met recht een beroep heeft gedaan op vernietiging ex art. 1:89, lid 1, BW, zodat de effectenlease-overeenkomst thans vernietigd is.
b. voor recht te verklaren dat daarmee ook de Dexia Aanbod Overeenkomst vernietigd, althans non-existent is,
c. de Dexia Aanbod Overeenkomst te vernietigen – of althans voor recht te verklaren dat deze vernietigd is – op diverse gronden, te weten:
- dat de daarin opgenomen artikelen 5 en 6.4. onredelijk bezwarende bedingen zijn,
- wegens bedrog, dwaling of misbruik van omstandigheden;
d. subsidiair te bepalen dat het verbod tot vernietiging wegens dwaling van de Dexia Aanbod Overeenkomst misbruik van recht of bevoegdheid oplevert, of althans een beroep op dat verbod naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is;
e. de Dexia Aanbod Overeenkomst te ontbinden wegens onvoorziene omstandigheden;
met conclusie dat de vordering van Varde wordt afgewezen, althans niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. [partij Z] heeft primair gevorderd, samengevat:
a. voor recht te verklaren dat zij het contract tussen haar eega en Dexia buitengerechtelijk heeft vernietigd ex artt. 1:88 en 1:89 BW, zodat Varde geen aanspraak kan maken op betaling van de restschuld door [partij Y], en
b. Varde te bevelen om binnen twee weken de registratie bij de BKR te Tiel ongedaan te maken op straffe van een dwangsom.
Subsidiair heeft [partij Z] gevorderd;
c. voor recht te verklaren dat zij het contract tussen haar eega en Dexia buitengerechtelijk heeft vernietigd ex artt. 1:88 en 1:89 BW;
d. Varde te veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen door haar eega aan Varde moet worden betaald, met wettelijke rente, althans te verklaren voor recht dat [partij Z] recht heeft op terugbetaling daarvan;
e. Varde te bevelen om binnen twee weken de registratie bij de BKR te Tiel ongedaan te maken op straffe van een dwangsom.
2.4. Aangezien de vorderingen van [partij Y] en [partij Z] niet alle bij wijze van verweer in conventie gevoerd kunnen worden, zijn zij opgevat als tegenvorderingen in reconventie.
Dexia Aanbod
3.1. De kantonrechter gaat voorbij aan het beroep op verjaring dat Varde heeft gedaan op basis van art. 3:52, lid 1, BW, aangezien een beroep in rechte op een vernietigingsgrond te allen tijde kan worden gedaan ex art. 3:51, lid 3, BW. Indien bij het inroepen van de nietigheid van de effectenlease-overeenkomst bij de brief van 1 december 2005 de bevoegdheid van [partij Z] daartoe reeds was verjaard, dan nog mag zij zich in dit proces ter afwering van de vordering van Varde beroepen op de nietigheid van die overeenkomst wegens het ontbreken van toestemming ex art. 1:88 BW.
3.2. Varde heeft betoogd dat [partij Y] met Dexia een vaststellingsovereenkomst is aangegaan, waardoor een nieuwe rechtsverhouding tot stand is gebracht ter beëindiging van onzekerheid en geschil ook ten aanzien van het verweer dat de effectenlease-overeenkomst zou zijn vernietigd door [partij Z].
3.3. De Overeenkomst Dexia Aanbod is gelet op de inhoud inderdaad een vaststellings-overeenkomst, en wel een ter beëindiging van onzekerheid of geschil op vermogensrechtelijk gebied. Voor het overige verwerpt de kantonrechter dit betoog van Varde. [partij Z] is niet gebonden door de vaststellingsovereenkomst, aangezien zij daarbij geen partij was. Dat de vaststellingsovereenkomst niettemin een nieuwe rechtstoestand in het leven roept die vernietiging ex art. 1:88 BW zou voorkomen of verijdelen, is niet juist. Ingevolge art. 7:903 BW heeft de vaststellingsovereenkomst geen derdenwerking. Ten tijde van het aanvaarden van het Dexia Aanbod door [partij Y] had [partij Z] reeds de bevoegdheid om de onder-liggende effectenlease-overeenkomst te vernietigen. De vaststellingsovereenkomst kan haar die bevoegdheid niet ontnemen. De latere vernietiging van de effectenlease-overeenkomst door [partij Z] in dit proces heeft ex art. 3:53, lid 1, BW terugwerkende kracht.
3.4. Niet kan worden aanvaard dat [partij Y] via de vaststellingsovereenkomst toch de verplichtingen voortvloeiend uit de effectenlease-overeenkomst behoudt, terwijl die over-eenkomst met terugwerkende kracht is vernietigd teneinde [partij Z] als echtgenoot te beschermen. Want de strekking van art. 1:88 BW is dat de andere echtgenoot bescherming verdient tegen het verrichten van rechtshandelingen die het gezin/echtpaar benadelen of voor het gezin/echtpaar een groot financieel risico meebrengen. Het Korting Kado bracht groot financieel risico mee en de bescherming van art. 1:88 BW zou illusoir zijn, wanneer [partij Y] toch nog op basis van de vaststellingsovereenkomst zou moeten betalen. [partij Z] zou daardoor alsnog worden getroffen door de nadelen van het zeer riskante contract dat zonder haar toestemming door [partij Y] is afgesloten. Een heling van het nietige contract via de vaststellingsovereenkomst van het Dexia Aanbod valt niet te rijmen met de strekking van die wetsbepaling om de andere echtgenoot te beschermen tegen het zonder zijn/haar toestemming aangaan van de daarin bedoelde rechtshandelingen. (zie in deze zin ook HR 28 maart 2008, LJN: BC2837) Dat Dexia ook wel beseft dat de instemming van [partij Z] met die overeenkomst noodzakelijk is, mag worden afgeleid uit diverse bepalingen van die overeenkomst, in het bijzonder die onder 6.2. Gelet op een en ander is de vaststelling van de Overeenkomst Dexia Aanbod zonder dat [partij Z] daarmee instemde, niet alleen in strijd met dwingend recht, te weten art. 1:88 BW, maar ook met de openbare orde. Het argument van [partij Z] onder 1.12 in haar conclusie van antwoord treft doel. Op grond van art. 7:902 BW is de tussen Dexia en [partij Y] gesloten vaststellingsovereenkomst niet geldig en daarom ex art. 3:40, lid 1, BW nietig.
3.5. De overige argumenten van [partij Y] en [partij Z] aangaande de geldigheid van de Overeenkomst Dexia Aanbod of bedingen daarvan tussen Dexia en [partij Y] kunnen gelet op het voorgaande onbesproken blijven.
Duisenbergregeling
4.1. [partij Z] heeft aangevoerd dat zij en [partij Y] geen gerechtigden zijn in de zin van de Duisenbergregeling gelet op art. 2.2. onder f juncto art. 2.4 van die regeling. Daar is sprake van een tussen de Contractant en Dexia gesloten minnelijke regeling die tot stand is gekomen door acceptatie van (onder meer) het Dexia Aanbod. [partij Z] wijst erop dat deze minnelijke regeling feitelijk tot stand is gekomen, maar dat niettemin de rechtsgeldigheid daarvan wordt betwist.
4.2. Dit argument faalt. Te gelden heeft dat de Overeenkomst Dexia Aanbod tussen [partij Y] en Dexia niet tot stand is gekomen, nu deze overeenkomst wegens strijd met de openbare orde ex art. 3:40, lid 1, BW van rechtswege nietig is.
4.3. [partij Z] heeft betoogd dat de advocaat mr. Rebel namens Leaseproces en [partij Y] een opt-out-verklaring in het kader van de Duisenbergregeling heeft ingediend. [partij Z] heeft zich hierbij beroepen op de volmacht d.d. 1 december 2005 en op zaakwaarneming. De kantonrechter verwerpt dit betoog, onder meer omdat de volmacht niet strekte tot het afleggen van een opt-out-verklaring en verwijst voor een nadere motivering kortheidshalve naar het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam d.d. 29 oktober 2008 (LJN BG1981), waarop Varde heeft gewezen.
4.4. [partij Z] heeft betoogd dat [partij Y] de onbevoegd door mr. Rebel verrichte rechtshandeling in dit proces bekrachtigt en dat voorbij kan worden gegaan aan het feit dat Dexia voor die bekrachtiging reeds de verklaring ex art. 3:69, lid 3, BW heeft afgelegd. [partij Z] heeft overigens de stelling betwist dat Dexia bij brief d.d. 2 augustus 2007 zo’n verklaring heeft afgelegd.
4.5. Varde zal deze brief in afschrift in het geding moeten brengen. Varde wordt verzocht daarbij antwoord te geven op de volgende vragen. Indien [partij Y] en [partij Z] gerechtigden zijn op basis van de Duisenbergregeling, op welke Vergoeding kunnen zij dan aanspraak maken en zo ja, hoe hoog is deze Vergoeding en op welke wijze is deze Vergoeding verdisconteerd in de vordering van Varde? Wanneer Varde een akte neemt, mogen [partij Y] en [partij Z] daarop reageren.
DE BESLISSING
De kantonrechter:
in conventie en in reconventie:
verwijst deze zaak naar de rolzitting van maandag 7 september 2009 te 10.00 uur voor een akte van Varde als onder 4.5. overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en eerder dan bepaald uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 augustus 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.