parketnummer: 12/715008-09 (minderjarig) (P)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 december 2009
[verdachte],
geboren op [1987],
wonende te [adres],
ter terechtzitting verschenen,
raadsman mr. Maat, advocaat te Middelburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 2 december 2009, waarbij de officier van justitie mr. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging luidt als volgt.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1999
tot en met 6 januari 2004 27 januari 2005 te Middelburg en/of te Eindhoven,
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot
het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en)
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende
verdachte zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht en/of één of meer van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een uit
leeftijd en/of postuur voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer] en/of
(aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1999
tot en met 6 januari 2004 te Middelburg en/of te Eindhoven,
(telkens) met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd
van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft
gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn,
verdachtes, penis in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht en/of één of meer van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
art 244 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 januari 2004 tot en met 27 januari 2005 te Middelburg en/of Eindhoven, (telkens) met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn , verdachtes, penis in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of één of meer van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
art. 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1999
tot en met 6 januari 2004 27 januari 2005 te Middelburg en/of te Eindhoven,
met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, bestaande uit het wrijven over en/of betasten van de buik
en/of de schaamstreek en/of de vagina en/of de borsten en/of de borststreek
van die [slachtoffer] en/of het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken;
art 247 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden. Met betrekking tot feit 1 heeft hij aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer] betrouwbaar is nu zij gelet op de verklaringen van [getuige], de psychologe, [vriendin 1], de vader van [slachtoffer] en [vriendin 2] consistent is in haar verklaring. Ook komt de aangifte van [slachtoffer] de officier van justitie niet overdreven voor. Op grond van de aangifte van [slachtoffer] gaat de officier van justitie ervan uit dat het seksueel binnendringen ook na haar 12e jaar nog heeft plaatsgevonden, niet meer in de zin van geslachtsgemeenschap maar door middel van pijpen en vingeren.
Volgens de officier van justitie heeft het ten laste gelegde telkens door andere feitelijkheden plaatsgevonden. Zo had verdachte door zijn leeftijd en hieruit voortvloeiend zijn fysieke voorkomen overwicht op [slachtoffer]. Ook was er sprake van een afhankelijkheidsrelatie en psychische druk bij [slachtoffer]. Immers zij heeft verklaard dat zij bang was. Nu het voor [slachtoffer] steeds zeer moeilijk dan wel nagenoeg onmogelijk was om zich aan de handelingen van verdachte te onttrekken kan geconcludeerd worden dat er sprake is geweest van dwang. Het standpunt van de verdediging
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie met uitzondering van de geslachtsgemeenschap en de periode na het 12e jaar van [slachtoffer]. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte ontkend heeft geslachtsgemeenschap met [slachtoffer] te hebben gehad. Ook heeft hij ontkend na haar 12e jaar nog enige seksuele handelingen met haar te hebben verricht. De aangifte van [slachtoffer] dient volgens de raadsman op dit punt in twijfel te worden getrokken. [slachtoffer] heeft immers in het verleden meerdere nare situaties meegemaakt en heeft de gebeurtenissen tussen haar en verdachte kennelijk uitvergroot ingegeven door de wens om aandacht. Daar komt bij dat er ook inconsequenties in haar afgelegde verklaringen zitten.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Op 16 september 2008 heeft op het politiebureau te Eindhoven een zeden-intake plaatsgevonden met [slachtoffer]. In deze intake heeft [slachtoffer] verteld dat zij vanaf haar zevende jaar seksueel is misbruikt door haar vijf jaar oudere neef [verdachte]. Dit misbruik is begonnen met het voelen onder haar truitje en ging bij volgende familiebezoeken steeds verder waarbij ze [verdachte] moest aftrekken, pijpen en geslachtsgemeenschap met hem moest hebben waarbij hij in haar klaar kwam. Ze heeft aan hem laten weten dat ze het niet wilde maar [verdachte] hield haar tegen. Van echt geweld was echter geen sprake volgens [slachtoffer]. De geslachtsgemeenschap stopte op haar twaalfde jaar toen ze ongesteld werd. Aan het einde van de intake werd afgesproken dat [slachtoffer] na een week bedenktijd zou laten weten of ze aangifte wilde doen.
Op 1 oktober 2008 heeft [slachtoffer] vervolgens aangifte gedaan van seksueel misbruik door verdachte. Hierin heeft zij verklaard dat ze tijdens familiebezoeken van of bij haar neef [verdachte] door hem seksueel werd misbruikt. Het misbruik is begonnen op haar zeven jarige leeftijd tijdens een ziekenhuisspelletje. Het begon met het voelen aan onder andere haar vagina met zijn hand in haar broek. Bij latere familiebezoeken is verdachte steeds een stap verder gegaan. Zo vingerde hij op den duur aangeefster door met zijn vinger in haar vagina te gaan. Tijdens volgende familiebezoeken heeft [verdachte] de hand van aangeefster gepakt en naar zijn penis gebracht om zich door haar af te laten trekken. Ook heeft hij zijn penis in de mond van aangeefster gebracht waarop zij verdachte moest pijpen. Toen aangeefster tien of elf jaar was heeft verdachte ook zijn penis in haar vagina geduwd. De geslachtsgemeenschap duurde dan totdat hij klaargekomen was.
Aangeefster heeft verklaard dat ze het seksuele misbruik niet wilde. Ze heeft hierbij ook nooit iets uit haar zelf gedaan. Ze kon niet wegkomen want verdachte was veel sterker als haar en als hij haar dan vastpakte kon ze niet weg. De ene keer liet verdachte het toe dat zij naar beneden ging. Maar de andere keer moest ze van hem blijven zitten wat ze vervolgens deed omdat ze bang van hem was en tegen hem op keek omdat hij ouder en sterker was. Ook heeft zij verklaard dat ze hem vertrouwde omdat hij toch haar neef was.
Rond haar 12e jaar is aangeefster ongesteld geworden en vanaf dat moment heeft er geen geslachtgemeenschap meer plaatsgevonden volgens haar. Het pijpen, aftrekken en vingeren ging daarentegen nog wel steeds door. Aangeefster heeft verklaard dat rond haar 13e jaar het seksuele misbruik is gestopt.
Twee vriendinnen van aangeefster te weten [vriendin 1] en [vri[vriendin 2] hebben verklaard dat aangeefster tegen hen heeft verteld dat ze tussen haar zevende en twaalfde jaar seksueel misbruikt is door haar 5 jaar oudere neef. Zowel [vriendin 2] en [vriendin 1] hebben verklaard dat bij dat seksuele misbruik “alles” gebeurd zou zijn waarmee bedoeld wordt aftrekken, pijpen, vingeren en geslachtsgemeenschap hebben.
Ook de vader van [slachtoffer] heeft verklaard dat zij tegen hem heeft verteld dat ze door haar neef vanaf haar zevende totdat ze ongesteld werd seksueel is misbruikt. Ze heeft tegen hem verteld dat ze hem moest pijpen, masturberen en dat ze geslachtsgemeenschap hebben gehad.
Ten slotte ligt er nog de verklaring van de psychologe H.J. Posthumus Meyjes. Hierin heeft de psychologe verklaard dat aangeefster tegen haar heeft verteld dat ze seksueel is misbruikt door haar vijf jaar oudere neef in die zin dat ze hem moest pijpen en dat ze geslachtsgemeenschap met hem moest hebben.
Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer] seksueel heeft misbruik in die zin dat hij aan haar vagina en borsten heeft gezeten en dat zij hem moest pijpen en aftrekken. Hij heeft echter ontkend dat er geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden en dat hij haar gevingerd heeft.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] zich nooit heeft verzet maar dat zij nooit iets uit zichzelf heeft gedaan en alles vanuit zijn initiatief gebeurde. Zo heeft hij verklaard dat wanneer aangeefster hem pijpte hij haar hoofd heeft vastgehouden omdat ze anders wellicht zou stoppen. Ook zag hij hierbij aan haar gezicht dat ze het niet prettig vond.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde onder 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank gaat er van uit dat aangeefster seksueel is misbruikt op de wijzen zoals zij zelf heeft verklaard in haar aangifte. Uit de verklaringen van haar vriendinnen, haar vader en de psychologe blijkt dat aangeefster consistent is in haar verklaringen en aldus daardoor worden ondersteund. Ook heeft zij het seksuele misbruik niet erger voorgedaan dan het is geweest. Bovendien heeft aangeefster zeer gedetailleerd verklaard over hoe alles heeft plaatsgevonden en hoe ze zichzelf daarbij voelde op dat moment. Om die redenen ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van aangeefster. Verdachte heeft bekend dat hij zijn nichtje seksueel misbruikt heeft met uitzondering van het hebben van geslachtsgemeenschap en het vingeren. De rechtbank acht echter deze handelingen gelet op het hiervoor overwogene ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het seksueel misbruik door middel van geweld en andere feitelijkheden. Immers verdachte heeft verklaard dat op het moment dat aangeefster hem pijpte hij haar hoofd heeft vastgehouden. De rechtbank ziet dit als een vorm van geweld vanwege het feit dat wanneer verdachte dit niet zou doen aangeefster hoogstwaarschijnlijk zou stoppen met pijpen. Ook zag hij aan haar gezicht dat ze het niet prettig vond. Verder heeft verdachte misbruik gemaakt van zijn oudere leeftijd en het daaruit voortvloeiende overwicht.
De rechtbank acht verdachte derhalve schuldig aan het primair ten laste gelegde onder 1, te weten voor wat betreft de periode van 28 januari 1999 tot en met 27 januari 2005 nu verdachte immers voor 28 januari 1999 de leeftijd van twaalf jaar nog niet had bereikt en daardoor nog niet strafbaar was.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 28 januari 1999
tot en met 27 januari 2005 te Middelburg en te Eindhoven,
telkens door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot
het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende
verdachte zijn penis in de vagina en in de mond van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht en één of meer van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkheden hierin dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een uit
leeftijd en postuur voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer] en
aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
op tijdstippen in de periode van 28 januari 1999
tot en met 27 januari 2005 te Middelburg en te Eindhoven,
met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen
heeft gepleegd, bestaande uit het wrijven over en betasten van de buik
en de schaamstreek en de vagina en de borsten en de borststreek
van die [slachtoffer] en het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen acht gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van tien maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht ook indien dit inhoudt een behandeling door De Waag of een soortelijke instelling. Hij heeft daarbij opgemerkt dat hij weliswaar acht heeft geslagen op het reclasseringsrapport maar dat Elektronisch Toezicht bij een minderjarige niet kan worden opgelegd. De officier van justitie heeft dan ook laten weten bereid te zijn gevolg te geven aan artikel 77k Wetboek van Strafrecht daar verdachte reeds meerderjarig is. Een gedeelte van deze gevangenisstraf zal dan worden omgezet in Elektronisch Toezicht en het overige gedeelte in een werkstraf. De officier van justitie acht de kans op herhaling reëel aanwezig gelet op het feit dat recentelijk nog is gebleken dat verdachte belangstelling heeft voor jonge meisjes. Om die reden acht de officier van justitie reclasseringstoezicht aangewezen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de zaak zwaar overtrokken is en wijst er in dat kader op dat verdachte ten tijde van het plegen van de delicten zelf ook nog minderjarig was. Het plegen van het delict komt ook voort uit die jeugdigheid van verdachte nu minderjarigen moeite hebben om de juiste keuzes te maken. Toen verdachte ouder werd is hij gaan beseffen dat hetgeen hij met [slachtoffer] deed niet kon en is daar vervolgens uit eigen beweging mee gestopt. Verdachte is ouder geworden en kon daardoor weerstand bieden aan zijn behoeftes. Van bagatelliseren van zijn gedrag is volgens de raadsman geen sprake. De raadsman gaat niet mee in de eis van de officier van justitie nu hij huiverig is voor het feit dat de omzetting aan anderen wordt over gelaten. De raadsman bepleit een stevige voorwaardelijke straf met voorwaarden waaronder het volgen van een behandeling bij De Waag.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zes jaar telkens schuldig gemaakt aan verkrachting en het plegen van ontuchtige handelingen met zijn nichtje [slachtoffer]. Zo’n vijf à zes keer per jaar kwam de familie bij elkaar op bezoek. Op de kamer van [slachtoffer] danwel de kamer van verdachte vonden de handelingen vervolgens plaats. Het begon onschuldig met een ziekenhuisspelletje maar verdachte ging steeds een stap verder tot uiteindelijk meerdere malen op diverse wijzen seksueel het lichaam van [slachtoffer] binnendringen.
Hij heeft het slachtoffer door geweld en andere feitelijkheden gedwongen tot het ondergaan van handelingen die onder meer bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van het overwicht dat hij had nu hij vijf jaar ouder als zijn nichtje was en het daaruit voortvloeiende postuur.
Verdachte heeft daarmee op brute wijze inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft zijn eigen seksuele gevoelens laten prevaleren boven het belang van het slachtoffer en heeft daarbij geen rekening gehouden met de psychische gevolgen voor het slachtoffer. Het moet voor haar telkens een zeer kwetsende en beangstigende ervaring zijn geweest. Het is algemeen bekend dat de psychische gevolgen van dergelijke seksuele contacten voor het slachtoffer veelal ernstig en langdurig kunnen zijn. Dat dit ook voor het slachtoffer geldt, blijkt wel uit het feit dat zij een psychologe bezoekt alsook uit de correspondentie die in het dossier ligt. De rechtbank rekent hem dit alles zwaar aan in het bijzonder dat verdachte het vertrouwen heeft geschonden dat een nichtje in haar oudere neef heeft doch houdt aan de andere kant rekening met het feit dat verdachte zelf ook nog minderjarig was.
De rechtbank zal bij de bepaling van de strafmaat rekening houden met het feit dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 november 2009 niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland dat is opgemaakt op 19 maart 2009 door L. Verhoeff. In dit rapport komt naar voren dat het goed gaat met verdachte. Hij is serieus bezig met zijn toekomst en heeft op weinig leefgebieden problemen. Hij ziet dat hij fout is geweest en hij is te sturen maar hij heeft ook de neiging om de rol van slachtoffer op zich te nemen en minder zijn gedrag ten tijde van het delict te bekritiseren. Ondanks een lage score in het RISc-onderzoek ziet de reclassering toch noodzaak van een specifieke forensische behandeling nu het een bekend gegeven is dat bij seksuele delicten de RISc-uitkomst op zich geen goed beeld geeft van de werkelijkheid. De reclassering acht een toezicht dan ook geïndiceerd waarbinnen verdachte contact dient te onderhouden met De Waag.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat voor het bewezenverklaarde kan worden volstaan met een werkstraf van 240 uur, subsidiair te vervangen door 120 dagen hechtenis. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes maanden teneinde de ernst van de feiten te benadrukken en een verplichte begeleiding door de Reclassering mogelijk te maken. De rechtbank acht reclasseringstoezicht op zijn plaats op grond van de bewezenverklaarde feiten maar ook nu uit het dossier gebleken is dat verdachte nog steeds belangstelling heeft voor jonge meisjes.
7 Het beslag
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 242 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Verkrachting, meermalen gepleegd;
feit 2: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt zich laten behandelen bij De Waag;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
Beslag
- gelast de teruggave aan rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
1 Acer laptop, 1 Dell laptop.
Dit vonnis is gewezen door mr. Woltring, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Hopmans en mr. Van Aardenne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 december 2009.
Mr. Van Aardenne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.