ECLI:NL:RBMID:2010:BL1937
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J.M. Klarenbeek
- Rechtspraak.nl
Cessie van schadevorderingen in asbestzaak en de gevolgen voor immateriële schadevergoeding
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een asbestclaim, heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) zich na een TAS-uitkering de vorderingen van de overleden werknemer, [Partij A], en zijn nabestaanden laten cederen. De vorderingen zijn gebaseerd op de artikelen 6:106, 6:107 en 6:108 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelt dat de cessie geen rechtsgevolg heeft voor de immateriële schade, aangezien deze volgens artikel 6:106, lid 2, BW niet vatbaar is voor overgang, behoudens uitzonderingen die zich in deze zaak niet voordoen. De SVB wordt verzocht om de concrete materiële schade met verzekeringsuitkeringen op te geven, terwijl het hoger beroep tegen dit tussenvonnis openstaat.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [Partij A], geboren in 1934, was werkzaam als timmerman/scheepsbeschieter bij De Schelde en is in 2004 overleden aan een kwaadaardig mesothelioom, dat werd vastgesteld door longarts L.O.M. Kerkhofs. Voor zijn overlijden heeft [Partij A] De Schelde aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden door asbestblootstelling tijdens zijn werkzaamheden. Na zijn overlijden hebben zijn erven de vordering op De Schelde aan SVB overgedragen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de cessie slechts effect heeft voor de materiële schade van [Partij A] zelf en de schade van de erven ex artikel 6:107 en 6:108 BW. De rechter heeft de SVB verzocht om een volledige berekening van de schade en uitkeringen in het geding te brengen, en heeft aangegeven dat de omvang van de schadeclaim zonder de immateriële schade van [Partij A] zelf, bescheiden van omvang zal zijn. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 1 maart 2010, waar SVB zich zal uitlaten over de voormelde schade en uitkeringen.