ECLI:NL:RBMID:2010:BL5561

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
3 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
68717 / HA ZA 09-374
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldsom en buitengerechtelijke kosten door Rabobank aan HWGO

In deze zaak vorderde de Coöperatieve Rabobank 'Hoekse Waard' U.A. (hierna: Rabobank) dat de rechtbank HWGO B.V. (hierna: HWGO) zou veroordelen tot betaling van een bedrag van € 48.154,19, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 januari 2009, alsmede een bedrag van € 1.788,00 ter zake buitengerechtelijke kosten. De vordering was gebaseerd op een pandrecht dat Rabobank had verkregen op vorderingen van HWGO, die voortvloeiden uit taxiritten die door een derde partij, [bedrijf 1], voor HWGO waren uitgevoerd. HWGO betwistte de rechtsgeldigheid van het pandrecht en voerde aan dat zij niet op de hoogte was gesteld van de verpanding van de vorderingen.

De rechtbank oordeelde dat Rabobank voldoende bewijs had geleverd van de rechtsgeldigheid van het pandrecht. HWGO had niet betwist dat de pandakte correct was geregistreerd en dat de mededeling van de verpanding aan HWGO had plaatsgevonden. De rechtbank verwierp HWGO's argument dat zij de mededeling niet had ontvangen, omdat HWGO zelf had gereageerd op een eerdere brief van Rabobank waarin de verpanding werd medegedeeld.

De rechtbank oordeelde dat HWGO als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank werden begroot op € 2.978,98. De rechtbank wees de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten af, omdat Rabobank niet had aangetoond dat er daadwerkelijk buitengerechtelijke werkzaamheden waren verricht. Het vonnis werd uitgesproken op 3 februari 2010, waarbij HWGO werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en de proceskosten, met de verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad was.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
68717 / HA ZA 09-3743 februari 2010
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 68717 / HA ZA 09-374
Vonnis van 3 februari 2010
in de zaak van
De coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid
COÖPERATIEVE RABOBANK 'HOEKSCHE WAARD' U.A.,
gevestigd te Puttershoek,
eiseres,
advocaat mr. B.G. Twist te `sGravendeel, gemeente Binnenmaas,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HWGO B.V.,
gevestigd te Middelburg,
gedaagde,
advocaat mr. J.J.R. Albicher te Roosendaal.
Partijen zullen hierna Rabobank en HWGO genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 29 oktober 2009
het proces-verbaal van comparitie van 5 januari 2010.
De feiten
[bedrijf 1] heeft in opdracht van HWGO taxiritten gereden. De rechtbank Dordrecht heeft bij vonnis van 11 november 2008 [bedrijf 1] in staat van faillissement verklaard.
Het geschil
Rabobank vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, HWGO veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen € 48.154,19, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2009, althans vanaf de dag van dagvaarding tot die der algehele voldoening alsmede een bedrag van € 1.788,00 ter zake buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van HWGO in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente indien en voor zover HWGO deze kosten niet binnen twee dagen, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn na het vonnis heeft voldaan en vermeerderd met het nasalaris advocaat en, indien betekening van het te wijzen vonnis plaatsvindt, te verhogen met € 68,00.
Rabobank legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Zij heeft aan (ondermeer) [bedrijf 1] een financiering verstrekt. Tot zekerheid voor de terugbetaling van de financiering heeft zij het pandrecht verkregen op vorderingen die [bedrijf 1] heeft op derden. Uit de door [bedrijf 1] ingediende pandlijst blijkt dat zij nog een vordering heeft van € 48.154,19 op HWGO uit hoofde van in opdracht en voor rekening van HWGO gereden taxiritten. Bij brief van haar advocaat van 9 april 2009 heeft Rabobank aan HWGO de verpanding van de vorderingen medegedeeld.
HWGO voert verweer. Zij betwist dat uit een door [bedrijf 1] ingediende pandlijst zou blijken dat Rabobank nog een vordering heeft van € 48.154,19 op HWGO. Zij verzoekt Rabobank om de originele pandakte ter griffie van de rechtbank te deponeren. Er is geen rechtsgeldig pandrecht gevestigd waarvan mededeling heeft plaatsgevonden. Zij betwist dat zij de door Rabobank genoemde brief van 9 april 2009 heeft ontvangen. Subsidiair stelt zij dat uit het door haar als productie 1 overgelegd overzicht blijkt dat zij in totaal op grond van gereden taxiritten door haar verschuldigd was € 197.598,93 en dat zij heeft betaald € 192.514,41, zodat zij aan de curator nog verschuldigd is € 5.084,52. De door Rabobank in het geding gebrachte lijsten zijn niet juist en worden door HWGO betwist. Zij betwist dat de advocaat van Rabobank verschillende werkzaamheden heeft verricht zoals het inwinnen van inlichtingen, het voeren van besprekingen en het schrijven van diverse brieven. HWGO heeft één brief ontvangen, de als productie 2 bij dagvaarding overgelegde brief van 18 november 2008.
De beoordeling
De rechtbank passeert de stelling van HWGO dat geen rechtsgeldig pandrecht is gevestigd. Rabobank heeft voorafgaand aan de comparitie van partijen bij brief van 31 december 2009 een kopie toegezonden van de onderhandse (stam-)pandakte d.d. 15 juni 2005, geregistreerd op 24 juni 2005, alsmede een kopie van de door Taxi Van dienst op 5 november 2008 aangeleverde en op 6 november 2009 geregistreerde pandlijst debiteuren. HWGO heeft die stukken niet betwist. Voor de uitoefening van pandrecht op een vordering in het faillissement van de pandgever kan de pandhouder, in dit geval Rabobank, haar rechten uitoefenen alsof er geen faillissement is. Is sprake van stil pandrecht en heeft voorafgaande aan het faillissement geen mededeling van het pandrecht plaatsgevonden, dan kan de pandhouder na de datum van faillietverklaring alsnog het pandrecht mededelen om vervolgens de debiteur van de verpande vorderingen tot betaling aan te spreken. De rechtbank gaat in dat verband voorbij aan de stelling van HWGO dat zij de brief van de 9 april 2009, waarbij de advocaat van Rabobank aan HWGO de verpanding van de vorderingen heeft medegedeeld, niet heeft ontvangen. WEA, de accountant van HWGO, heeft immers bij brief van 12 mei 2009 namens HWGO op de brief van 9 april 2009 gereageerd en namens HWGO laten weten dat zij niet akkoord ging met het betalen van de openstaande posten. De rechtbank gaat er bij de verdere beoordeling derhalve van uit dat het pandrecht rechtsgeldig is gevestigd, dat mededeling van de verpanding aan HWGO heeft plaatsgevonden en dat de Rabobank derhalve tot inning bevoegd is.
De rechtbank komt vervolgens toe aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering. HWGO stelt dat haar hoofdopdrachtgever, Arriva Personenvervoer N.V., haar in kennis heeft gesteld van het feit dat uit een onderzoek was gebleken dat Taxi van Dienst onjuiste declaraties had verzonden en voorts dat WEA in haar opdracht een controle heeft uitgevoerd en de uitkomst van het door Arriva ingestelde onderzoek heeft bevestigd. Het heeft op de weg van HWGO gelegen om het resultaat van beide onderzoeken in het geding te brengen alsmede het emailverkeer waarover de heer Hage ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft gesproken. De in de plaats daarvan als productie 1 overgelegde lijsten geven de rechtbank geen enkel inzicht in de feitelijke gang van zaken. Zonder een uitvoerige toelichting, die ontbreekt, is de rechtbank niet in staat om die lijsten op hun merites te beoordelen. De rechtbank is van oordeel dat HWGO aldus haar verweer onvoldoende heeft onderbouwd en gaat daar aan voorbij. De rechtbank zal de vordering tot betaling van € 48.154,19, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2009 derhalve toewijzen.
Nu Rabobank niet meer is teruggekomen op de betwisting door HWGO dat de advocaat van Rabobank verschillende werkzaamheden heeft verricht zoals het inwinnen van inlichtingen, het voeren van besprekingen en het schrijven van diverse brieven en HWGO onweersproken heeft gesteld dat zij één brief ontvangen zal de rechtbank de vordering tot betaling van € 1.788,00 terzake buitengerechtelijke incassokosten afwijzen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen.
4.5. HWGO zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- dagvaarding € 85,98
- vastrecht € 1.105,00
- salaris advocaat € 1.788,00 (2 x tarief IV € 894,00 )
-------------------
Totaal € 2.978,98
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt HWGO om aan Rabobank tegen kwijting te betalen de som van € 48.154,19 vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 14 januari 2009 tot de dag der voldoening;
veroordeelt HWGO in de kosten van het geding welke aan de zijde van Rabobank tot aan dit moment worden begroot op € 2.978,98, te vermeerderen met de wettelijke rente indien en voor zover HWGO de proceskosten na het wijzen van dit vonnis heeft voldaan, vermeerderd met het nasalaris advocaat ad € 131,00, te verhogen met € 68,00 indien betekening van het vonnis plaatsvindt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op
3 februari 2010.