ECLI:NL:RBMID:2010:BL5561
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C. de Regt
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een geldsom en buitengerechtelijke kosten door Rabobank aan HWGO
In deze zaak vorderde de Coöperatieve Rabobank 'Hoekse Waard' U.A. (hierna: Rabobank) dat de rechtbank HWGO B.V. (hierna: HWGO) zou veroordelen tot betaling van een bedrag van € 48.154,19, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 januari 2009, alsmede een bedrag van € 1.788,00 ter zake buitengerechtelijke kosten. De vordering was gebaseerd op een pandrecht dat Rabobank had verkregen op vorderingen van HWGO, die voortvloeiden uit taxiritten die door een derde partij, [bedrijf 1], voor HWGO waren uitgevoerd. HWGO betwistte de rechtsgeldigheid van het pandrecht en voerde aan dat zij niet op de hoogte was gesteld van de verpanding van de vorderingen.
De rechtbank oordeelde dat Rabobank voldoende bewijs had geleverd van de rechtsgeldigheid van het pandrecht. HWGO had niet betwist dat de pandakte correct was geregistreerd en dat de mededeling van de verpanding aan HWGO had plaatsgevonden. De rechtbank verwierp HWGO's argument dat zij de mededeling niet had ontvangen, omdat HWGO zelf had gereageerd op een eerdere brief van Rabobank waarin de verpanding werd medegedeeld.
De rechtbank oordeelde dat HWGO als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank werden begroot op € 2.978,98. De rechtbank wees de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten af, omdat Rabobank niet had aangetoond dat er daadwerkelijk buitengerechtelijke werkzaamheden waren verricht. Het vonnis werd uitgesproken op 3 februari 2010, waarbij HWGO werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en de proceskosten, met de verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad was.