RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 8:80a Algemene wet bestuursrecht
[Naam] B.V.,
gevestigd te [Woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. J.J. Jacobse, advocaat te Middelburg,
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal,
verweerder.
Bij besluit van 16 april 2009 heeft verweerder de aanvraag om een vergunning voor het veranderen van een zaalaccommodatie/caféruimte aan de [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [nummer], sectie [cijfer], nr. [nummer], afgewezen.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft dit bezwaar bij besluit van 15 oktober 2009 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 10 maart 2010 behandeld ter zitting. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde, [Naam] en [Naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden ing. J.J. Hoogesteger, mr. K.C. de Rijk en S. Maatjes.
1. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet (Ww) is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning.
Op grond van artikel 43, eerste lid, aanhef en onder c, van de Ww is geen bouwvergunning vereist voor het bouwen dat bij algemene maatregel van bestuur is aangemerkt als van beperkte betekenis.
Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder k, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) wordt als bouwen van beperkte betekenis aangemerkt het aanbrengen van een verandering van niet-ingrijpende aard aan een bestaand bouwwerk, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:
1°. de verandering geen betrekking heeft op de draagconstructie van dat bouwwerk,
2°. de bebouwde oppervlakte niet wordt uitgebreid, en
3°. het bestaande niet-wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd.
2. Op 28 november 2008 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag om een bouwvergunning ingediend voor het gedeeltelijk veranderen van een café/restaurant/hotel in een pension.
3. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan ‘Kom Krabbendijke’ (hierna: het bestemmingsplan).
4. Hangende beroep heeft eiseres aangevoerd dat voor het bouwplan gelet op het bepaalde in artikel 3 van het Bblb in het geheel geen bouwvergunning benodigd is.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding aan het moment van aanvoeren van deze grond (hangende beroep) consequenties te verbinden. Verweerder heeft niet alleen hangende beroep de gelegenheid gehad op dit standpunt te reageren maar naar het oordeel van de rechtbank was verweerder naar aanleiding van de bouwaanvraag van eiseres eerst en vooral gehouden te beoordelen of voor het bouwplan een bouwvergunning benodigd was. Van een dergelijke beoordeling is in het primaire noch in het besluit op bezwaar gebleken.
6. Verweerder heeft in het verweerschrift van 7 december 2009 en ook ter zitting aangevoerd dat met het bouwplan een verandering van bijeenkomstfunctie (zaalaccommodatie) naar logiesfunctie (slaapaccommodatie) plaatsheeft en dat een dergelijke verandering op grond van het Bouwbesluit wordt aangemerkt als wijziging van het gebruik waarvoor een bouwvergunning benodigd is.
7. Ingevolge het bestemmingsplan rust op de in geding zijnde gronden de bestemming ‘Centrumdoeleinden’ met subbestemming ‘Ch’. Ingevolge de planvoorschriften en de Staat van Horeca-activiteiten is ter plaatse onder meer een hotel toegestaan. Een hotel heeft
– mede gelet op de begripsbepalingen in het bestemmingsplan – ( ook) een logiesfunctie.
In het bestreden besluit gaat verweerder ervan uit dat met het bouwplan een wijziging van bijeenkomstfunctie naar logiesfunctie wordt bewerkstelligd. Dit uitgangspunt is onjuist gelet op de begripsbepaling “hotel”.
Verweerder heeft daarom ten onrechte voorbij gezien aan de aan een hotel mede verbonden logiesfunctie en geconcludeerd dat van een zodanige wijziging van het gebruik sprake is dat een bouwvergunning nodig is en het bepaalde in artikel 3 van het Bblb buiten toepassing gelaten.
8. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit, nu daarmee de weigering tot het verlenen van een bouwvergunning wordt gehandhaafd en verweerder zich daarmee impliciet op het standpunt stelt dat voor het in geding zijnde bouwplan een bouwvergunning nodig is, geen stand kan houden. Het bestreden besluit is daarmee onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. En komt daarmee op grond van de artikelen 3:4 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor vernietiging in aanmerking.
9. De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder onder toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid te stellen bovengenoemd gebrek in het bestreden besluit te herstellen door alsnog (uitgebreid) te motiveren waarom het in geding zijnde bouwplan niet voldoet aan de criteria van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder k, van het Bblb voor vergunningvrij bouwen. Daarbij zal verweerder aandacht dienen te besteden aan de vraag of het bouwplan een verandering van (niet-)ingrijpende aard is. De termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen wordt door de rechtbank bepaald op 4 weken na verzending van deze tussenuitspraak.
10. Indien verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen of de termijn die daarvoor is bepaald ongebruikt is verstreken, zal de behandeling van het beroep op de gewone wijze worden voortgezet.
Beslist wordt derhalve als volgt.
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen 4 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen, zulks met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen;
-draagt verweerder op het nieuwe besluit op bezwaar aan de rechtbank en de gemachtigde van eiseres terstond na het nemen daarvan toe te zenden,
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel, griffier en op 8 april 2010 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op: 8 april 2010