parketnummer: 12/700233-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 juni 2010
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen verdachte
[verdachte]
geboren op [1972 te [geboorteplaats]]
wonende te [adres]
raadsman mr. Smit, advocaat te Middelburg
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 mei 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Bethlehem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting op vordering van de officier van justitie gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van strafvordering. De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging luidt als volgt.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2008
tot en met 25 september 2008 in de gemeente Terneuzen en/of (elders) in
Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf (te weten als
eigenaar/exploitant van "coffeeshop MIAMI"),
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, één of meer
(handels)hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj
(gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), zijnde hennep en/of hasjiesj
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op of omstreeks 26 september 2008 in de gemeente Terneuzen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 46 kilo hennep en/of 720 joints (tabak met hennep)
en/of 564 gram tabak vermengd met hennep, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, en/of ongeveer 5955 gram, in elk geval van een
hoeveelheid van meer dan 30 gram hasjiesj, (gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd), namelijk:
- in een pand aan de [pand 1] een hoeveelheid van ongeveer
16361 gram hennep en/of 5955 gram hasjiesj en/of 300 gram skuff, en/of
- in een pand aan de [pand 2] 720 joints en/of 1230 gram
hennep en/of 564 gram tabak vermengd met hennep, en/of
- in een pand aan de [pand 3] 650 gram hennep en/of 12926
gram skuff en/of 5068 gram hennep (knipafval) en/of
- in of nabij een gezamenlijke brandgang van het te Terneuzen aan de
[straat] gelegen Chinees restaurant en de panden [pand 2] en
[pand 4], 9300 gram hennep (de inhoud van de bij verdachte
[medeverdachte 1] bij diens aanhouding aangetroffen dozen met hennep)
zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op of omstreeks 26 september 2008 te Terneuzen,
een onderdeel en/of hulpstuk van een wapen van categorie III, te weten een
patroonhouder (pistoolmagazijn) en/of (in die houder) munitie van categorie
III, te weten 5 kogel-pistoolpatronen (merk Seller & Bell, kaliber 9 mm br.
(9x17)), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3 De voorvragen
3.1 De geldigheid van de dagvaarding
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat de dagvaarding ter zake van het onder 1 ten laste gelegde nietig dient te worden verklaard, omdat onvoldoende duidelijk blijkt welke feitelijke gedragingen zouden moeten worden gekwalificeerd als handelen in strijd met artikel 3 van de Opiumwet. Zij heeft daarbij aangevoerd dat de verdediging - door het ontbreken van uitvoeringshandelingen in de tenlastelegging - niet weet waartegen zij zich precies dient te verdedigen. Dit kan zijn tegen het uitbaten van de coffeeshop, maar ook tegen de bevoorrading daarvan of iets anders.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat in deze zaak niet de coffeeshop maar de bevoorraders van de coffeeshop worden vervolgd.
Het oordeel van de rechtbank
Het betoog van de verdediging wordt door de rechtbank niet gevolgd. De omschrijving van het onder 1 ten laste gelegde feit is naar het oordeel van de rechtbank voldoende geconcretiseerd en voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Tegen de achtergrond van het dossier en gezien de samenhang met het onder 2 ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk wat verdachte verweten wordt en waartegen hij zich heeft te verdedigen, te weten het bevoorraden van de coffeeshop met grotere hoeveelheden dan in het door het openbaar ministerie gehanteerde gedoogbeleid voorzien. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve het door het openbaar ministerie gemaakte verwijt in de dagvaarding van meet af aan voldoende duidelijk en is verdachte in staat zich hiertegen te verdedigen. Ook overigens voldoet de dagvaarding aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De dagvaarding is dan ook geldig.
3.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
3.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft subsidiair betoogd dat het openbaar ministerie ten aanzien van feit 1 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging, voorzover het openbaar ministerie verdachte vervolgt voor zijn optreden als bedrijfsleider van coffeeshop Miami. Er is een gedoogbeschikking verleend aan de coffeeshop en de coffeeshop heeft zich gehouden aan de daaraan verbonden voorwaarden.
Voorts heeft de verdediging betoogd dat het openbaar ministerie ten aanzien van alle feiten op de dagvaarding heeft gehandeld in strijd met de beginselen van een goede procesorde en het vertrouwensbeginsel. Het onderzoek naar de bevoorrading van Miami hangt samen met de sluiting van Checkpoint op 20 mei 2008. Het proces-verbaal aanvraag bevel stelselmatige observatie op pagina 313 van het dossier suggereert dat het onderzoek niet handelde om de bevoorrading van de coffeeshop, maar om een wijziging daarvan. Dit impliceert dat de politie daarvoor voldoende op de hoogte was van de wijze waarop de coffeeshop werd bevoorraad en daar geen nadere opsporing naar deed. Gelet op onder andere het driehoeksoverleg concludeert de verdediging dat het openbaar ministerie zich al jarenlang bevond in deze bestendige gedragslijn. Uit niets is gebleken dat Miami zich na de sluiting van Checkpoint heeft schuldig gemaakt aan overtreding van de wetgeving. Miami bleef zelfs in overleg met de gemeente open om de overlast in Terneuzen tegen te gaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het gedoogbeleid niet aan een vervolging van strafbare feiten in de weg staat. Als de gedoogvoorwaarden worden overtreden is het openbaar ministerie altijd bevoegd deze overtredingen op te sporen en te vervolgen.
Het oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor reeds onder 3.1 is overwogen, wordt verdachte onder het eerste ten laste gelegde feit verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het bevoorraden van de coffeeshop buiten het kader van het gedoogbeleid.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte de voorwaarden die verbonden zijn aan de gedoogbeschikking heeft overtreden. Onder strikte voorwaarden wordt de verkoop van softdrugs in coffeeshops gedoogd. Dit officiële gedoogbeleid heeft echter slechts een beperkte reikwijdte, namelijk het ziet alleen op de verkoop van softdrugs en het op voorraad hebben van een beperkte hoeveelheid van softdrugs in de coffeeshop. Het openbaar ministerie heeft actie ondernomen, omdat er een vermoeden was dat coffeeshop Miami naast de in de coffeeshop zelf aanwezige hoeveelheid verdovende middelen in de nabije omgeving van de coffeeshop nog een of meer opslagplaatsen met verdovende middelen had. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een op zichzelf staande overtreding van de Opiumwet. Het openbaar ministerie mag, gelet op de hem in het Wetboek van Strafvordering en de Opiumwet gegeven bevoegdheden, op elk gewenst moment de toelevering van een coffeeshop laten controleren.
Gezien het voorstaande passeert de rechtbank zowel het verweer dat de beginselen van een goede procesorde als ook het verweer dat vertrouwensbeginsel de vervolging van de officier van justitie in de weg staat. Er is geen sprake van niet-ontvankelijkheid van de officier in haar vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
3.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Observatie
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat voor de observaties die tussen 2 en 4 juli 2008 en tussen 21 en 23 juli 2008 hebben plaatsgevonden geen wettelijke basis was. Zij is van mening dat die observaties gezien het feit dat telkens drie dagen achter elkaar is geobserveerd dienen te worden beschouwd als stelselmatig en derhalve niet kunnen worden gebaseerd op artikel 2 van de Politiewet. Er is op een zodanige wijze inbreuk gemaakt op de privacy van verdachte dat hij daardoor in zijn belangen is geschaad. Het - met de onrechtmatig verkregen observaties - verkregen materiaal en de “verboden” vruchten daarvan dienen dan ook voor het bewijs uitgesloten te worden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op de door de verdediging genoemde data, gelet op de jurisprudentie, geen sprake was van een stelselmatige observatie. De observaties hebben niet plaatsgevonden op een persoon, maar op de voor- en achterdeur van de coffeeshop.
Het oordeel van de rechtbank
De voor- en achterdeur van de coffeeshop Miami, waarvan verdachte de bedrijfsleider is, zijn in de maand juli 2008 gedurende vijf dagen telkens enkele uren per dag geobserveerd door verbalisanten. Deze observaties beperkten zich tot voor iedereen waarneembare gedragingen. Er is sprake van stelselmatige observatie indien het observeren van een persoon tot gevolg kan hebben dat een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven wordt verkregen. Observaties die het karakter van stelselmatigheid missen en waarbij dus niet een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven wordt verkregen, kunnen volgens vaste jurisprudentie worden gebaseerd op artikel 2 van de Politiewet. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de duur, de intensiteit, de plaats en de wijze waarop de observaties werden verricht, deze slechts een zo beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte maakten dat artikel 2 van de Politiewet 1993 en artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering daarvoor een toereikende grondslag bieden. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een onrechtmatige observatie.
4.2 De feiten
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 (afleveren, vervoeren en aanwezig hebben) en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Zij baseert zich daarbij onder andere op het feit dat verdachte de bedrijfsleider is van de coffeeshop Miami. Door verbalisanten is waargenomen dat hij in de brandgang achter de coffeeshop tassen aanpakte van [[medeverdachte 1]]. In de dozen die op 26 september 2008 onder [[medeverdachte 1]] in beslag zijn genomen zaten verdovende middelen. Bij de invallen in de woningen van [[medeverdachte 1]] en verdachte zijn softdrugs, materiaal bestemd voor Miami en boodschappentassen met daarin hennepresten aangetroffen. [[medeverdachte 1]] is dienst van [medeverdachte 2], de eigenaar van de coffeeshop. De officier van justitie is van mening dat het niet geloofwaardig is dat er in de tassen die blijkens de observaties met enige regelmaat in de brandgang over de muur werden gezet wasgoed van [medeverdachte 2] zat. [medeverdachte 2] heeft zelf bij de politie verklaard dat hij in verband met de inval een week geen softdrugs kon verkopen.
De officier van justitie acht voorts ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op het proces-verbaal van aantreffen van de patroonhouder met daarin 5 kogelpatronen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij alleen in deze woning woonde en dat er niemand anders gebruik kon maken van deze woning. De wijze waarop de patroonhouder met daarin de kogelpatroon zijn aangetroffen, duidt er op dat verdachte deze wilde verbergen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 ten laste gelegde feit en dat verdachte derhalve daarvan dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het openbaar ministerie stelt dat verdachte een dermate intensieve rol bij de ‘achterdeur’ van Miami heeft gespeeld dat hij medepleger is. Deze stelling is voornamelijk gebaseerd op de verklaringen van [[medeverdachte 1]]. De inhoud en hoeveelheid van de tassen die door [[medeverdachte 1]] over de muur zijn gezet is nooit vastgesteld. Op 26 september 2008 is alleen [[medeverdachte 1]] gezien. Niet valt uit te sluiten dat [[medeverdachte 1]], zoals ook [medeverdachte 2] heeft verklaard, voor 100% op eigen titel heeft geopereerd. Daarnaast zijn de verklaringen van [[medeverdachte 1]] ongeloofwaardig. Het is ondenkbaar dat hij nooit iets extra’s heeft verdiend boven zijn normale loon, zoals hij zelf heeft verklaard, voor het vervoeren van grote hoeveelheden softdrugs en de risico’s die hij daarmee heeft gelopen. Dit bevestigt naar de mening van de verdediging dat [[medeverdachte 1]] zelfstandig of voor derden handelde dan wel dat hij een dwaalspoor heeft uitgezet.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de onder feit 2 genoemde softdrugs die in de woning van verdachte zijn aangetroffen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met uitzondering van de 1.230 gram hennep. Uit het dossier blijkt niet dat deze hoeveelheid is aangetroffen in de woning van verdachte. Voor wat betreft de overige onder feit 2 ten laste gelegde feiten heeft de verdediging vrijspraak bepleit, nu verdachte niet met deze goederen in relatie kan worden gebracht.
De verdediging heeft tot slot vrijspraak bepleit van het onder 3 aan verdachte ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet wist dat in de door hem gehuurde woning een patroonhouder met daarin 5 kogelpatronen lag. De patroonhouder met daarin de kogelpatronen is door de politie aangetroffen op een niet makkelijk te ontdekken plaats, te weten in een aan het plafond getimmerde koker. Uit het dossier blijkt niet dat er onderzoek is gedaan naar dactyloscopische sporen dan wel DNA-sporen op de voorwerpen.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Naar aanleiding van een proces-verbaal van ambtenaren van de belastingdienst en processen-verbaal van de politie ontstaat het vermoeden dat in de directe omgeving van coffeeshop Miami een onbekende hoeveelheid softdrugs wordt bewaard. In juni 2008 wordt daarom het onderzoek Lopik gestart. Op basis van artikel 2 van de Politiewet vonden in de maand juli 2008 enkele observaties plaats op de voor- en achterzijde van de coffeeshop. Op 3 en 4 juli 2008 wordt gezien dat [[medeverdachte 1]] met een wit/blauwe tas in de richting van de achterdeur van het pand aan de [pand 5] loopt en dat hij vervolgens de tas over een muur aan een man overgeeft . Deze man is op foto’s herkend als verdachte . Op 21 juli 2008 wordt gezien dat [[medeverdachte 1]] en een onbekende man tassen over de muur aan de achterzijde van de coffeeshop aangeven aan een man aan de andere kant van de muur . Ook op 23 juli 2008 is waargenomen dat een man een blauw/witte tas over de muur aan de achterzijde van de coffeeshop aan een andere man geeft .
In de periode van 20 augustus tot en met 5 september 2008 werden vervolgens de bewegingen aan de achterzijde van de coffeeshop met behulp van een videocamera vastgelegd. Op het verkregen beeldmateriaal wordt op verschillende dagen in deze periode gezien dat een persoon een tas over de muur aan iemand aan de andere kant geeft dan wel dat hij een tas op de muur zet, rondloopt en de tas aan de andere kant van de muur pakt .
Op 26 september 2008 wordt door verbalisanten gezien dat [[medeverdachte 1]] twee dozen uit zijn auto laadde en deze in de hoek zette op de afgesloten parkeerplaats aan de achterkant van de [pand 5] en [pand 6] te Terneuzen. [[medeverdachte 1]] is vervolgens aangehouden in de brandgang die onder andere toegang geeft tot de achterzijde van coffeeshop Miami. Kort daarvoor was hij met één doos over de muur tussen de parkeerplaats en de brandgang geklommen . In de dozen zat hennep met een netto totaal gewicht van 9.300 gram .
[[medeverdachte 1]] heeft bij de politie verklaard dat hij in opdracht van zijn baas, de eigenaar van Miami, de tassen of dozen in Hoek en later in Koewacht ophaalde en naar de coffeeshop bracht. Zijn bazen zijn [medeverdachte 2] . Hij zette ongeveer 25 à 30 kilo per week over de muur . Verdachte pakte vaak de tassen of dozen van hem aan aan de andere kant van de muur. [[medeverdachte 1]] belde als hij bij Miami was aangekomen naar het nummer van verdachte. Verdachte wist dan dat hij naar de binnenplaats moest komen .
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich - met anderen - heeft schuldig gemaakt aan het afleveren en vervoeren van hennep en hashish in de periode van
1 juli 2008 tot en met 25 september 2008.
Feit 2
Op 26 september 2008 heeft op verschillende adressen een doorzoeking plaatsgevonden. Daarbij is het volgende aangetroffen.
In de woning die [[medeverdachte 1]] huurde aan de [pand 1] werd een grote hoeveelheid hennep en hashish aangetroffen . Het betrof een partij van in totaal netto 16.361 gram, 5.955 gram hashish en 300 gram skuff .
In de woning van verdachte aan de [pand 2] werd een grote hoeveelheid hennep aangetroffen. Tevens werd een tonnetje met daarin joints aangetroffen . Het betrof een partij van in totaal netto 1.230 gram hennep en 720 joints .
In de woning van [vriendin verdachte] aan de [pand 3] werd een grote hoeveelheid hennep aangetroffen . Het betrof een partij van in totaal netto 650 gram hennep, 12.926 gram skuff en 5.068 gram hennep .
Skuff is de naam voor de THC-kristallen die worden verkregen van de toppen van een weedplant wanneer deze toppen worden vermalen en het maalsel wordt gezeefd door een fijne zeef. De kristallen van de plant bevatten niet alleen THC, maar ook andere stoffen. Het is erg geconcentreerd en geeft heftigere effecten dan gewone weed. Van skuff kan hashish worden gemaakt .
Verder is op 26 september 2008 [[medeverdachte 1]] op heterdaad aangehouden terwijl hij in de brandgang achter de [straat] en de panden [pand 2] en 30/32 grote kartonnen dozen over een muur zette . In de dozen zat hennep met een netto totaal gewicht van 9.300 gram .
[[medeverdachte 1]] heeft bij de politie verklaard dat hij bij zijn vriendin [vriendin verdachte] in de woning aan de [pand 3] verblijft. Het restmateriaal hennep dat in deze woning is aangetroffen is van hem als ook een paar gram hennep . De skuff is van de zaak . [[medeverdachte 1]] heeft verder verklaard dat hij staat ingeschreven op het adres [pand 1], maar dat hij daar nooit komt . In deze woning zijn diverse documenten aangetroffen op naam van coffeeshop Miami dan wel [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 2] is de eigenaar van de panden aan de [pand 1] en [pand 2] . Hij verhuurde deze panden aan [[medeverdachte 1]] respectievelijk verdachte. Tijdens observaties - zoals hiervoor bij de bespreking van feit 1 door de rechtbank uiteengezet - is waargenomen dat [[medeverdachte 1]] bijna dagelijks tassen naar de coffeeshop bracht. Verdachte is de bedrijfsleider van coffeeshop Miami .
Door verbalisanten is tijdens voornoemde observaties in juli 2008 gezien dat er door [[medeverdachte 1]] blauw/witte tassen over de muur achter de coffeeshop werden gezet. In de woning van verdachte als ook in de woning aan de [pand 1] werd een boodschappentas aangetroffen die soortgelijk is aan de tijdens de observatie waargenomen boodschappentassen .
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als bedrijfsleider van de coffeeshop - met anderen - heeft schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van hennep, hashish, tabak vermengd met hennep en joints. Zij acht echter, gelet op de verklaring van [[medeverdachte 1]] daarover, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook samen met anderen de in de woning aan de [pand 3] aangetroffen hennep en het knipafval van hennep aanwezig heeft gehad.
Feit 3
Op 26 september 2008 is tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte aan de [pand 2] in een koker aan het plafond een patroonhouder met daarin 5 scherpe kogelpatronen aangetroffen. Hoewel deze voorwerpen in de woning van verdachte zijn aangetroffen heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij de patroonhouder nog nooit heeft gezien en dat deze dan ook niet van hem is. In het dossier bevindt zich geen ander bewijs waaruit blijkt dat verdachte wist dat zich in zijn woning een patroonhouder met daarin kogelpatronen bevond. Er is geen dactyloscopisch onderzoek gedaan. Gelet op de staat van de patroonhouder, hij is roestig, sluit de rechtbank niet uit dat deze al langere tijd in de verborgen ruimte onder het plafond heeft gelegen en dat verdachte daar geen weet van had. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 1 juli 2008
tot en met 25 september 2008 in de gemeente Terneuzen en elders in
Nederland,
telkens tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf te weten als
eigenaar/exploitant van "coffeeshop MIAMI",
opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd, handelshoeveelheden van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj
(gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), zijnde hennep en/of hasjiesj
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
op 26 september 2008 in de gemeente Terneuzen,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 40,3 kilo hennep en 720 joints (tabak met hennep)
en/of 564 gram tabak vermengd met hennep,
en ongeveer 5955 gram hasjiesj, (gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd), namelijk:
- in een pand aan de [pand 1] een hoeveelheid van ongeveer
16361 gram hennep en 5955 gram hasjiesj en 300 gram skuff, en
- in een pand aan de [pand 2] 720 joints en 1230 gram
hennep en 564 gram tabak vermengd met hennep, en
- in een pand aan de [pand 3] 12926
gram skuff en
- in of nabij een gezamenlijke brandgang van het te Terneuzen aan de
[straat] gelegen Chinees restaurant en de panden [pand 2] en
[pand 4], 9300 gram hennep (de inhoud van de bij verdachte
[medeverdachte 1] bij diens aanhouding aangetroffen dozen met hennep)
zijnde hennep en hasjiesj middelen als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II,
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de bewezenverklaring ten opzichte van de tenlastelegging gewijzigd in die zin dat het totaal aantal kilo’s hennep dat verdachte en zijn mededaders aanwezig hadden, is aangepast. Verdachte is immers door de rechtbank deels vrijgesproken. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Zij heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, en hij de bedrijfsleider is van de coffeeshop waardoor er een gezagsverhouding bestaat met de bevoorraders.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft zij de rechtbank verzocht verdachte conform artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het gelet op de politieke ontwikkelingen niet ondenkbaar is dat softdrugs binnen afzienbare tijd gelegaliseerd zal gaan worden. Verder heeft zij aangevoerd dat verdachte al jaren bedrijfsleider is bij coffeeshop Miami en dat hij er al jaren in slaagt om aan de gedoogvoorwaarden te voldoen. De door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf is voor iemand met het beroep van verdachte een zwaard van Damocles. Verdachte heeft bijna één maand in voorlopige hechtenis gezeten, hetgeen hem sterk heeft aangegrepen. Vervolgens heeft het openbaar ministerie er nog anderhalf jaar overgedaan om verdachte te dagvaarden, waardoor de rechtszekerheid van verdachte sterk is aangetast.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het opleggen van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden en de ernst van de gepleegde feiten en met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van een verdachte.
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte 2] schuldig gemaakt aan het vervoeren en afleveren van grote hoeveelheden hennep aan coffeeshop Miami en heeft daarmee rechtstreeks bijgedragen aan de strafbare feiten rond de achterdeur. Weliswaar heeft Nederland ten aanzien van hennep een gedoogbeleid, maar ook dit beleid kent zijn grenzen. Het gedogen is vooral gericht op de koop en verkoop van kleine hoeveelheden hennep en het gebruik daarvan. In dat geval worden strafbare feiten de facto toegestaan en niet vervolgd. Ook de niet gedoogde achterdeur (inkoop, aanvoer, opslagplaatsen) heeft dan geen prioriteit in de opsporing en vervolging. Hoewel de rechtbank beseft dat er door het gedoogbeleid sprake is van een schemergebied, neemt dit niet weg dat het vervoeren en afleveren van hennep nadrukkelijk niet gedoogd wordt en strafbaar is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij het bepalen van de strafmaat geen rekening dient te worden gehouden met het feit dat verdachte vervoerde en afleverde aan een gedoogde coffeeshop. Voorts heeft verdachte samen met anderen op diverse plaatsen buiten de coffeeshop grote hoeveelheden softdrugs aanwezig gehad die bedoeld waren voor de bevoorrading van de coffeeshop. Hij heeft deze feiten gepleegd als bedrijfsleider van de coffeeshop. De officier van justitie heeft ter zitting uitgelegd dat het openbaar ministerie tot vervolging heeft besloten omdat verdachte door het aanwezig hebben van grote hoeveelheden softdrugs het gedoogbeleid heeft ondermijnd.
Daar komt nog bij dat verdachte, blijkens zijn strafblad, in 2006 ook al is veroordeeld voor overtreding van artikel 3 van de Opiumwet in het kader van de exploitatie van een coffeeshop.
Uit het reclasseringsrapport van 26 maart 2010 blijkt dat verdachte zeer terughoudend was in het beantwoorden van vragen aangaande zijn persoonlijke omstandigheden. De reclassering heeft geen probleemgebieden geconstateerd. Zij kunnen het recidiverisico niet inschatten, omdat verdachte een ontkennende verdachte is.
De rechtbank is van oordeel het tijdsverloop tussen het plegen van het feit en de berechting van het feit niet dusdanig is geweest dat hiermee bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden.
Dat op enige termijn de strafbaarheid van de thans bewezenverklaarde feiten zal gaan vervallen is de rechtbank niet gebleken.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van na te melden duur passend en geboden is. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal zij daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
7 Het beslag
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in eerste instantie gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen goederen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Na het pleidooi heeft zij gevorderd dat de gsm’s en het horloge zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de op de beslaglijst onder de nummers 5, 18 en 22 genoemde gsm’s en het onder nummer 17 genoemde horloge zullen worden teruggegeven aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank beslist ten aanzien van het beslag overeenkomstig de eis van de officier van justitie. Zij zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met behulp van deze voorwerpen de feiten zijn begaan en voorbereid en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
9 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding geldig;
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen
in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd;
feit 2: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van
de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende in beslag genomen voorwerpen, te weten 3 telefoontoestels (nrs. 5, 18 en 22 op de beslaglijst), en een horloge (nr. 17 op de beslaglijst);
- verklaart onttrokken aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen, te weten 4 stuks weed (nrs. 1 tot en met 4 op de beslaglijst), 5 documenten (nrs. 6, 8, 12, 16 en 19 op de beslaglijst), 1 sim-kaart (nr. 7 op de beslaglijst), 1 thee (nr. 9 op de beslaglijst), 4 stuks verpakkingsmateriaal (nrs. 10, 14, 20 en 21 op de beslaglijst), 1 sticker (nr. 11 op de beslaglijst), 1 kluis (nr. 13 op de beslaglijst), en 1 weegapparatuur (nr. 15 op de beslaglijst).
Dit vonnis is gewezen door mr. De Roos, voorzitter, mr. Steenbeek en mr. Van Ginneken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 juni 2010.
Mrs. De Roos en Van Ginneken zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.