ECLI:NL:RBMID:2010:BM8098

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
17 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12.996002-06 [P]
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Sinack
  • mr. Steenbeek
  • mr. Van Boven-Hartogh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak tegen Porkland Holding BV voor onrechtmatige vleesverwerking en verkoop

In de strafzaak tegen Porkland Holding BV, die op 17 juni 2010 door de Rechtbank Middelburg werd behandeld, stond de verdachte terecht voor meerdere strafbare feiten met betrekking tot de verwerking en verkoop van varkensvlees dat niet geschikt was voor menselijke consumptie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als directeur van de slachterij, opzettelijk destructiemateriaal had onttrokken aan de verwerking en dit in de handel had gebracht. De feiten vonden plaats tussen 1 april 2006 en 20 juni 2007, waarbij de verdachte varkens verkocht die door de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) waren afgekeurd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de volksgezondheid in gevaar had gebracht door deze handelingen, wat leidde tot grote maatschappelijke onrust en schade aan de reputatie van de vleesindustrie in Nederland.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van het eerste feit, maar achtte de tweede en derde tenlasteleggingen bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 210 uren en een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 170 dagen voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen het bedrijf en de gevolgen voor de volksgezondheid. De uitspraak benadrukte de noodzaak van strikte naleving van de voedselveiligheidsnormen en de verantwoordelijkheden van de betrokkenen in de vleesverwerkingssector. De rechtbank besloot ook dat de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/996002-06 [P]
beslissing van de meervoudige economische kamer d.d. 17 juni 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1967 geboorteplaats],
wonende [adres],
ter terechtzitting verschenen,
raadsman mr. Stassen, advocaat te Tilburg,
ter terechtzitting verschenen.
1. Onderzoek
1.1. Het onderzoek in de strafzaak tegen verdachte is aangevangen ter terechtzitting
van 27 september 2007 en daarna geschorst tot de terechtzittingen van 25 januari 2008,
29 mei 2008 en 28 mei 2009.
Op 22 juli 2009 heeft de rechtbank een tussenbeslissing gegeven, waarna de behandeling is voortgezet ter terechtzittingen van 20 mei 2010 en 4 juni 2010.
1.2. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Koopmans (van het functioneel parket) en van hetgeen namens de verdachte ter verdediging naar voren is gebracht. Het openbaar ministerie is op de laatstgenoemde terechtzitting vertegenwoordigd door mr. Van der Hofstede.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting van 20 mei 2010 op vordering van de officier van justitie gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De tekst van de gewijzigde tenlastelegging luidt dat aan de verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
Porkland Handel BV -vanaf 12 februari 2007 Porkland Holding B.V. geheten- in/vanuit een door haar geëxploiteerd slachthuis, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2006 tot en met 20 juni 2007 te Melderslo (gemeente Horst aan de Maas) en/of Cuyk (gemeente Cuijk) en/of Sint Philipsland (gemeente Tholen) en/of ander plaatsen in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk een hoeveelheid van een varken afkomstig vlees heeft verkocht en/of afgeleverd aan (een) vleeshandela(a)r(en) en/of (een) slager(s) en/of (een) consument(en), te weten:
-vlees afkomstig van een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 951843 (zaak 1) en/of
-vlees afkomstig van een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 432953 (zaak 1) en/of
-vlees afkomstig van een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 477780 (zaak 2) en/of
-vlees afkomstig van een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 956990 (zaak 2) en/of
-vlees afkomstig van een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 956992 (zaak 3) ,
wetende dat dat vlees bij consumptie voor de gezondheid van de mens schadelijk was,
immers was het (vlees van):
-varken "951843" door de keuringsdierenarts van de Voedsel- en Warenautoriteit afgekeurd/ niet tot de slacht toegelaten omdat deze ziekelijk mager was en/of
-varken "432953 " door de keuringsdierenarts van de Voedsel- en Warenautoriteit afgekeurd/ niet tot de slacht toegelaten omdat deze door een of meer disfunctionerende organen ziek was en/of
-varken "477780" door de keuringsdierenarts van de Voedsel- en Warenautoriteit niet geschikt verklaard voor menselijke consumptie omdat deze een kapotte schouder had en/of
-varken "956990" door de keuringsdierenarts van de Voedsel- en Warenautoriteit afgekeurd/ niet tot de slacht toegelaten omdat deze ziek was en/of
-varken "956992" door de keuringsdierenarts van de Voedsel- en Warenautoriteit na bacteriologisch onderzoek afgekeurd/ niet geschikt verklaard voor menselijke consumptie omdat deze besmet was met een zogeheten type A-bacterie(Actinomyces pyogenes),
en/of hebbende Porkland en/of haar mededader(s) voornoemd(e) varken(s), althans delen daarvan, zonder toestemming en/of medeweten van de Voedsel- en Warenautoriteit en de voor deze handelende B.V. Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector voorzien of laten voorzien van het goedkeuringsmerk EEG 760, zulks terwijl Priland voornoemd en/of haar mededader(s) (telkens) dat schadelijk karakter van dat vlees bij het verkopen en/of afleveren heeft verzwegen;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
art 174 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Porkland Handel BV -vanaf 12 februari 2007 Porkland Holding B.V. geheten- in/vanuit een door haar geëxploiteerd slachthuis, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2006 tot en met 20 juni 2007 te Melderslo (gemeente Horst aan de Maas) en/of te Sint Philipsland (gemeente Tholen), in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk, een door de keuringsdierenarts van de Voedsel- en Warenautoriteit afgekeurd varken danwel een door de keuringsdierenarts anderszins voor menselijke consumptie ongeschikt verklaard varken (een zogeheten categorie 3 varken of uitlijner), te weten:
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 951843 (zaak 1, pagina 52 tot en met 98 van het proces-verbaal) en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 432953 (zaak 1) en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 477780 (zaak 2, pagina 99 tot en met 155 van het proces-verbaal) en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 956990 (zaak 2) en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 672654 (zaak 2) en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 672658 (zaak 2),
(telkens) zijnde destructiemateriaal, heeft onttrokken of heeft laten onttrekken aan verwerking, door dit destructiemateriaal (telkens) uit de destructiebakken/-tonnen te halen of te laten halen en/of (telkens) niet gescheiden (van goedgekeurd danwel in onderzoek zijnd vlees) te bewaren of te laten bewaren en/of dit destructiemateriaal (telkens) niet aan (personeel van) het verwerkingsbedrijf Rendac aan te bieden of aan te laten bieden;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
(artikel 4 van de Destructiewet, strafbaar gesteld in artikel 1a, onder 1e, van de Wet op de economische delicten)
art 4 lid 1 Destructiewet
3.
Porkland Handel BV - vanaf 12 februari 2007 Porkland Holding B.V. geheten- in/vanuit een door haar geëxploiteerd slachthuis, tezamen en in vereninging met anderen of een ander, althans alleen, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2006 tot en met 20 juni 2007 te Melderslo (gemeente Horst aan de Maas) en/of Sint Philipsland (gemeente Tholen), in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk vers vlees dat op grond van art. 5, derde lid, onderdeel e van Verordening (EG) nr. 854/2004 ongeschikt is verklaard voor menselijke consumptie, in de handel heeft gebracht, te weten:
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 956992 (zaak 3) en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 895561 (zaak 4) en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 733305 (zaak 4) en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 432459 (zaak 4) en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 434601 (zaak 4) en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 945992 (zaak 4) en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 432687 (zaak 4) en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 672562 (zaak 4) en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 850734 (zaak 4) en/of
-een varken voorzien van het (VWA)onderzoeksnummer 655874 (zaak 4) en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 980757 (zaak 4)
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
(artikel 3, lid 4, van de Regeling vleeskeuring, via artikel 19 van de Landbouwwet strafbaar gesteld in artikel 1, onder 1e, van de Wet op de economische delicten art 3 lid 2 Regeling vleeskeuring)
3 De voorvragen
3.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
3.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
3.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Ter terechtzittingen van 29 mei 2008 en 20 mei 2010 heeft de verdediging bij wijze van preliminaire verweren op verschillende gronden gepleit tot niet-ontvankelijk verklaring
van het openbaar ministerie in de strafvervolging. Hetgeen de rechtbank daarover in haar tussenbeslissing van 22 juli 2009 (LJN BJ3188) respectievelijk ter terechtzitting van 20 mei 2010 heeft geoordeeld moet als hier herhaald en overgenomen worden beschouwd, te weten kort gezegd:
3.3.1 Geen burger-pseudo-dienstverlening
De dierenarts [dierenarts 1], aan wie geen opsporingsbevoegdheden waren toegekend, was niet bevoegd tot het nemen van haar- en vleesmonsters, voor zover dit geschiedde uitsluitend ten behoeve van het opsporingsonderzoek. Van burger-pseudo-dienstverlening als bedoeld artikel 126ij Sv was echter geen sprake. Immers, in die situatie wordt verondersteld dat de met het oog op de opsporing ingeschakelde burger contact heeft met de verdachte over de aan verdachte te verlenen diensten. Daarvan was – gelet op het heimelijke karakter van de monsterneming – in deze zaak geen sprake. In de onderhavige zaak heeft de dierenarts de vrije hand gekregen om heimelijk zijn werkzaamheden te verrichten ten dienste van de opsporing. Deze, niet te repareren schending van beginselen van behoorlijk procesrecht, mag niet zonder gevolgen blijven voor de beoordeling van de zaak. Niettemin dienen die gevolgen niet zover te strekken dat de officier van justitie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging van de verdachte.
3.3.2 Geen strijd met het doorlaatverbod als bedoeld in artikel 126 ff Sv
Op het verweer van de verdediging dat is gehandeld in strijd met het doorlaatverbod, door (gegeven de bestaande verdenkingen in de periode van augustus 2006 tot en met maart 2007 en daarna) niet over te gaan tot inbeslagneming van vlees dat schadelijk zou zijn voor de volksgezondheid, heeft de rechtbank allereerst opgemerkt dat een eventuele schending van dit verbod niet de belangen van de verdachte raakt. Ook overigens kan volgens de rechtbank niet worden gezegd dat sprake is geweest van het bewust en in strijd met een verplichting tot inbeslagname op de markt laten komen van schadelijk vlees.
3.3.3 Redelijke termijn
Het verweer van de verdediging dat de combinatie van de geconstateerde schending van beginselen van behoorlijk procesrecht onder 3.3.1 en het tijdsverloop in deze zaak moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, is ter terechtzitting verworpen, omdat schending van de redelijke termijn als zodanig niet tot niet-ontvankelijkheid leidt en de rechtbank overigens niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die tot dat oordeel zouden moeten leiden.
Voor wat betreft het door de verdediging bij pleidooi herhaalde verweer betreffende schending van de redelijke termijn overweegt de rechtbank als volgt.
Tussen de eerste daad van vervolging (de datum van de inverzekeringstelling van verdachte op 20 juni 2007) en het door de rechtbank te wijzen vonnis (op 17 juni 2010) ligt een periode van drie jaren. De rechtbank stelt vast dat er binnen die periode twee, niet aan de verdachte toe te rekenen perioden van inactiviteit van het onderzoek in eerste aanleg zijn geweest, te weten (i) in de periode tussen de beslissing van de rechtbank tot het horen van getuigen op 29 mei 2008 en het horen van die getuigen op de zitting van 28 mei 2009 en (ii) in de periode tussen de datum van de tussenbeslissing van de rechtbank van 22 juli 2009 en die van de inhoudelijke behandeling op de zitting van 20 mei 2010. In aanmerking genomen dat de tijd die na 29 mei 2008 benodigd was voor het organiseren van de getuigenverhoren ter zitting redelijkerwijs kan worden begroot op een tijdsbestek van drie maanden, beloopt de totale periode van inactiviteit 19 maanden.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. Zij is echter van oordeel dat dit niet dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, omdat de vastgestelde overschrijding niet van dien aard is dat zij een zodanige sanctie rechtvaardigt. De rechtbank zal de overschrijding verdisconteren in de strafmaat.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
3.4 Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4. Bewijsoverwegingen
4.1. Inleiding
In de tenlastegelegde periode van 1 april 2006 tot en met 20 juni 2007 exploiteerde [verdachte] een varkensmesterij in Sint Philipsland, gemeente Tholen, en een slachterij in Melderslo, gemeente Horst aan de Maas. De activiteiten werden verricht binnen een besloten vennootschap, van welke rechtspersoon [verdachte] enig aandeelhouder en bestuurder was. De rechtspersoon handelde tot 12 februari 2007 onder de naam Porkland Handel BV en vanaf 12 februari 2007 onder de naam Porkland Holding BV. De activiteiten van Porkland Handel BV werden vanaf de statutenwijziging op 12 februari 2007 voortgezet door Porkland Holding BV .
Binnen de onderneming waren onder meer werkzaam : (in de varkensmesterij in Sint Philipsland) [verdachte], diens echtgenote, mevrouw [vrouw verdachte] (zij verzorgde de administratie) , [bedrijfsleider] (bedrijfsleider) , [vrachtwagenchauffeur] (vrachtwagenchauffeur) en (in de slachterij te Melderslo) [verdachte], [medeverdachte 1], [werknemer 1], de Poolse werknemers [werknemer 2] , [werknemer 3] en [werknemer 4] , de Duitse werknemer [werknemer 5] , [werknemer 6] en ingeleend personeel van [afnemer 1] .
De slachterij (annex uitsnijderij) in Melderslo was een door de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) erkend bedrijf, onder het goedkeuringsmerk (Holland) EEG 760 .
De keuring van de varkens op het slachthuis werd uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA).
Op de vaste slachtdagen (de dinsdag en de vrijdag ) kwam een toezichthoudende dierenarts (TDA) van de VWA (meestal de heer [dierenarts 1]) op het bedrijf voor het verrichten van een zogenaamde ante mortem keuring van de varkens (AM-keuring oftewel keuring voor de slacht). De slachtkeuring of post mortem keuring (PM-keuring oftewel keuring na de slacht) gebeurde door een medewerker van de BV Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS), onder verantwoordelijkheid van de toezichthoudende dierenarts .
Het bedrijfsproces van de slachterij kan als volgt worden omschreven .
stap 1: Aanvoer van de slachtvarkens op de slachterij in Melderslo.
De aanvoer van de varkens geschiedde de hele week door. Aanvoermeldingen werden per fax gedaan. De dieren werden aangevoerd door diverse vervoerders, leveranciers en door [verdachte] zelf. Ze werden gelost in de stallen 2 en 3 van de slachterij . De dieren konden worden geïdentificeerd aan de hand van oor- of slachtblikmerken, vermeld op een bijbehorend aanvoer- of vervoersdocument. Op deze documenten worden onder meer aangegeven: een Uniek Bedrijfs Nummer (UBN-nummer) van het bedrijf van herkomst, het aantal van de afgeleverde varkens met bijbehorende slachtnummers . Dood aangevoerde varkens werden in grote ronde tonnen apart gelegd (onder de overkapping of in het begin van het destructiehok) ter afvoer door Rendac .
stap 2: Levende keuring voor de slacht.
Het bedrijf maakte een voorselectie op de aangevoerde varkens. Daarbij kon het bedrijf beslissen om aangevoerde dieren niet voor de levende keuring voor de slacht aan te bieden. Deze dieren moesten apart worden gezet en door een dierenarts aan een klinisch onderzoek worden onderworpen.
Op de vaste slachtdagen kwam de toezichthoudende dierenarts van de VWA op het bedrijf, die via een AM-keuring een definitieve slachtcategorie indeling maakte. Hij werd daarbij geassisteerd door een werknemer van het bedrijf.
Bij de AM-keuring werden de varkens in drie verschillende categorieën ingedeeld, te weten:
slachtcategorie 1 varkens: deze dieren vertonen geen enkele afwijking die wijst op een niet gezond zijn van het dier; deze dieren worden onvoorwaardelijk tot de slacht toegelaten;
slachtcategorie 2 varkens: deze dieren zijn niet klinisch ziek, maar hebben uitwendig waarneembare plaatselijke afwijkingen die geen risico geven voor bezoedeling van de slachtlijn. Deze afwijkingen kunnen aanleiding geven tot een voorwaardelijke slachtvergunning, een aanpassing van het slachtproces of een bijzondere behandeling bij de PM keuring;
slachtcategorie 3 varkens: deze dieren zijn niet klinisch ziek, maar hebben uitwendig waarneembare plaatselijke afwijkingen die bezoedeling tijdens het slachtproces zouden kunnen veroorzaken. Voor deze wordt gewoonlijk een voorwaardelijke vergunning tot slachten gegeven, waarna de toezichthoudende dierenarts het vervolgproces vastlegt (van slachten van goedgekeurde dieren tot het doden van afgekeurde dieren).
Volgens [dierenarts 1] heeft het bedrijf ervoor gekozen om slachtcategorie 3 varkens niet te slachten, maar ter destructie aan te bieden, omdat hij anders ’s-middags terug moest komen voor de PM-keuring en dit extra kosten met zich meebracht. [medeverdachte 1] heeft soortgelijk verklaard . In een brief d.d. 31 mei 2006 van Porkland Handel BV/[verdachte] aan de VWA is onder meer vermeld: “Als ons bedrijf geen cat. 3 dieren slacht wensen wij uitsluitend voor de levende keuring door het VWA te worden belast.”
De toezichthoudende dierenarts vermeldde aan de hand van de vervoersdocumenten de gegevens over de aangevoerde varkens (het UBN-nummer, slachtnummers en aantal) op een dagstaat AM-keuring . Eventueel geconstateerde afwijkingen vermeldde hij op een bijlage ten behoeve van de PM-keuring. De heer [dierenarts 1] gebruikte hiervoor de RS-lijst (Reguliere Slachtplaats), waarop hij in enkele gevallen met stift PM schreef. Op die RS/PM-lijst vermeldde de toezichthoudende dierenarts: de slachtnummers van de varkens die waren ingedeeld in de slachtcategorieën 2 en 3, de niet slachtwaardige varkens (NSW), de dood op stal varkens (DOS-dieren), alsmede de dood aangevoerde varkens (DAG-dieren) .
Ten behoeve van de PM-keuring gaf de toezichthoudende dierenarts het origineel van de RS/PM lijst aan de KDS. Zelf behield hij daarvan een kopie. Het origineel kreeg hij na de PM-keuring terug van de KDS. Per slachtdag circuleerden er derhalve twee RS/PM-lijsten.
stap 3: De slacht.
Het slachtproces bestond uit een aantal fasen.
fase 1: De slachtwaardige varkens (eerst categorie 1, daarna categorie 2) werden in de vuile slachtplaats verdoofd, gestoken en vervolgens opgehangen aan de jakobsladder om uit te bloeden. Het bloed werd opgevangen in een bloedbak en later in een metalen bak in de destructieruimte gezet. Na het verbloeden werden de varkens in de broeibak/krabmachine (een machine met warm water) gedaan voor het losweken/loskrabben van de haren. De daarna nog overgebleven haren werden verwijderd door het handmatig branden. [medeverdachte 1] trok daarop de nagels van de achterpoten en sneed het aarseind (de endeldarm) los . Daarna werden de varkens met een ketting aan de slachtlijn gehaakt en kwamen ze in de schone slachtruimte.
fase 2: In het schone gedeelte van de slachtplaats werd de buikwand geopend, het maagdarmpakket eruit gehaald en in een glijgoot gedeponeerd. Een maagdarmpakket is categorie 2 destructiemateriaal. De milt bleef in het karkas aan de natuurlijke hechtmiddelen hangen voor een eventueel bacteriologisch onderzoek (BO) door de VWA. Deze handelingen werden verricht door de uithaler. De uithaler haalde ook de hartslag uit het karkas. Nadat het karkas was doorgezaagd werd de hartslag aan een haak in het karkas gehangen. De persoon die zaagde zorgde ervoor dat er een trichinenmonster werd genomen voordat de varkens door de KDS werden gekeurd.
Varkenskarkassen kregen in de loop van het slachtproces een volgnummer, beginnend bij 1 en oplopend tot het totaal aantal slachtingen voor die slachtdag. Het nummer werd onder meer aangebracht door [werknemer 1] met een bruin vleespotlood.
stap 4: Geslachte keuring.
Varkenskarkassen werden PM gekeurd door een medewerker van de KDS. De KDS kon een karkas direct goedkeuren of goedkeuren nadat het was opgeknapt. Het opknappen kon inhouden dat een deel van het karkas (bijvoorbeeld een ham) verwijderd moest worden.
Dit werd gedaan door [werknemer 5]. Het karkas werd daartoe uitgeraild naar een opknapbaan in de schone slachthal. Het van het karkas verwijderde deel werd als categorie 2 destructiemateriaal in een destructieton gedeponeerd en in het destructiehok gezet. De varkens die slachthandelingen hadden ondergaan, maar door niet nader omschreven redenen, voor of bij de geslachte keuring, van de slachtlijn werden verwijderd werden “uitlijners” genoemd. Opgeknapte karkassen konden door de KDS alsnog worden goedgekeurd. Ook kon de KDS medewerker beslissen om de PM-keuring over te dragen aan de toezichthoudende dierenarts. Hiervoor werd de term “overzien” (OVZ) gebruikt. De KDS medewerker schreef in zo’n geval met een bruin vleespotlood “OVZ” op de ham van het karkas.
Een OVZ-karkas werd in de BO-cel gehangen. De BO-cel is een koelcel waar de karkassen in werden gehangen die eventueel door de toezichthoudende dierenarts in bacteriologisch onderzoek werden genomen. De KDS medewerker schreef zijn bevindingen over de
PM-keuring op de RS/PM lijst en meldde OVZ-karkassen ter keuring aan bij de VWA.
Als een karkas door de KDS was goedgekeurd werd dit afgestempeld met een bij het bedrijf aanwezig stempel met een Holland 760 EG gezondheidsmerk. De KDS medewerker werd hierbij geassisteerd door [werknemer 1] De stempel werd in een (afgesloten) VWA-ruimte in het bedrijf bewaard in een apart (afgesloten) kluisje, dat bij de KDS in gebruik was.
Afgekeurde karkassen werden van de slachtlijn verwijderd. Afhankelijk van het gewicht werden deze van de haken getild of werden de pezen doorgesneden. Die karkassen werden via een glijgoot naar het destructiehok geleid dan wel kwamen in een destructieton terecht .
stap 5: Verdere verwerking
Na de PM-keuring en het stempelen werden de karkassen in een koelcel geschoven, waar de hartslagen uit de karkassen werden verwijderd. De hartslagen werden in een destructieton gedeponeerd. Die destructieton, die in de betreffende koelcel bleef staan, werd later ook gevuld met eventueel snijafval uit de uitsnijderij. Het destructiemateriaal werd normaler wijze afgevoerd als categorie 2 destructiemateriaal.
Na het verwijderen van de hartslagen werden karkassen op grootte aan verschillende hangbanen in een volgende koelcel gehangen. De gekoelde karkassen werden (daags erop) naar de verwerkingruimte geschoven en gewogen. De gewichten werden per slachtnummer in een boekje genoteerd. Vervolgens werden koppen en onderpoten van de karkassen eraf gesneden en in een bak met beenderen uit de uitsnijderij gegooid. Deze bak werd als categorie 3 destructiemateriaal aangeboden. Als koppen tijdens het slachtproces al werden losgesneden werd het oor waarin het slachtmerk zat niet verwijderd. Een deel van de karkassen werd compleet afgevoerd. Het andere deel werd in de verwerkingsruimte verder uitgesneden.
stap 6: Afvoer vlees
De slachterij maakte vleespakketten voor particulieren en ondernemers. De bestellingen van
vlees (van hele karkassen of delen daarvan) door de verschillende afnemers liepen via [medeverdachte 1]. Hij maakte van de bestellingen een bon op, waarop hij het slachtmerk en de afnemer noteerde, en gaf deze aan [verdachte].
Administratie van de keuringen
Behalve de al genoemde vervoersdocumenten, AM en RS/PM-lijsten, Dagstaten Onderzoek Slachtdieren (DOS-lijsten), bestond deze uit zogeheten VOS-lijsten.
Op deze Verzamelstaten Onderzoek Slachtdieren noteerde de toezichthoudende dierenarts samen met de officiële assistent van de KDS welke handelingen op de slachtdag waren uitgevoerd. Zo werd op die VOS-lijst aangegeven welke dieren niet slachtwaardig waren, dood waren aangevoerd en of welke dieren onderzocht werden op BO (bacteriologisch onderzoek), AB (antibiotica) of het nationaal plan (NP). Het nationaal plan betreft een landelijke steekproef op aanwezigheid van stoffen die niet in het vlees mogen voorkomen. Dit gebeurt gemiddeld een paar keer per maand en wordt centraal aangestuurd door de VWA. In zo’n geval kreeg de toezichthoudende dierenarts van de VWA opdracht tot monsterneming.
Destructiemateriaal
Het binnen de slachterij ontstane destructiemateriaal, bestaande uit dode dieren en delen daarvan, werd opgeslagen in de koelcel, de destructieruimte en buiten onder de overkapping.
Destructiemateriaal wordt onderscheiden in categorie 2 en categorie 3 destructiemateriaal.
Het categorie 2 destructiemateriaal (kadavers, karkassen en slachtafvallen, zoals maagdarmpakketten) werd opgehaald door Rendac. Dit ter destructie af te voeren materiaal werd op voorhand aan Rendac gemeld . Het categorie 3 destructiemateriaal (vetten, botten van varkens, varkenskoppen, varkensoren en ook wel losse levers en longen) werd afgevoerd door het bedrijf van [bedrijf 1], als erkend intermediair categorie 3 materiaal. [bedrijf 1] haalde normaliter geen karkassen op, doch in elk geval geen kadavers .
Over de activiteiten in de varkensmesterij en de slachterij van Porkland in de tenlastegelegde periode hebben onderstaande verdachten en getuigen onder meer het volgende verklaard:
verklaring [bedrijfsleider 1]
d.d. 4 juli 2007 (gehoord als verdachte):
Ik heb bij [verdachte] gewerkt vanaf januari 2006 tot juni 2007. Ik heb altijd gewerkt op het veehouderijbedrijf aan de Sluisweg te Sint Philipsland . Ik werkte daar als bedrijfsleider.
Er werd op dinsdag en op vrijdag geslacht. Dan ging [verdachte] altijd naar de slachterij in Melderslo. De mindere varkens (ik bedoel daarmee kreupele en verder alles met gebreken) gingen naar Melderslo. Er gingen ook goeie varkens naar Melderslo. Op het laatst gingen er nog 20 varkens in de week van Sint Philipsland naar Melderslo, zeg maar 5 met mankementen en 15 goeien. Als [verdachte] slechte biggen had dan gingen die ook naar Melderslo . Er was over de aanvoer vanaf Sint Philipsland naar Melderslo overleg tussen [medeverdachte ] en ons. Hij zei dan bijvoorbeeld hoeveel hij er kon slachten. Over afvoer van slechte zeugen en biggen besliste ik zelf, over de slachtvarkens [verdachte]. Het gebeurde dat [verdachte] biggen maar ook vlees mee terugnam uit Melderslo naar Sint Philipsland en het daar opsloeg in een vriezer in de varkensstal. Hij verkocht dat vlees .
verklaring [vrachtwagenchauffeur]
d.d. 30 juli 2007 (gehoord als verdachte):
Ik ben vrachtwagenchauffeur. Ik heb voor [verdachte] gewerkt vanaf 14 november 2005. Ik ben ontslagen per 1 mei 2007 . ‘s-Maandags haalde ik overal varkens op. Dinsdagmorgen ging ik om een uur of 5 of 6 met varkens naar Melderslo, naar de slachterij van [verdachte]. Als ik de varkens had gelost werden ze gekeurd. Daarna gingen we slachten. Ik verrichtte werkzaamheden in het doodmaakhok .[bedrijfsleider 1] vertelde waar de varkens geladen moesten worden. De zwakke, manke en slechte varkens gingen naar Melderslo. De goede varkens gingen naar de grote slachterijen. Ik ben verschillende keren bij Animo geweest in Venhorst. Daar loste ik zeugen voor Duitsland en ik laadde daar slechte kleine varkens terug die ik loste in Melderslo. Ik laadde op het laatst ongeveer om de week bij Animo. Boeren uit de buurt van Melderslo kwamen varkens brengen op de slachterij. [leverancier] bracht er wel eens een stuk of 40. Dit waren slechte varkens, van klein tot groot. Slechte varkens zijn varkens met een ontsteking, een grote bult op de rug of die slecht liepen. Ik laadde de varkens op de klep. Dan werden de varkens door mij of [verdachte] geblikt. Als ik bij een boer laadde gingen er blikken van de boer zelf in . Ik vulde de papieren in. Op de vervoersdocumenten vulde ik in: laad- en losadres, de UBN nummers, het aantal zeugen, biggen of mestvarkens. Ik telde de varkens en vulde het aantal in en de bijbehorende slachtnummers. De vervoersdocumenten gaf ik aan [medeverdachte ] of aan [verdachte]. Die papieren gingen naar de dokter. Het viel mij op dat ik nogal eens met dode varkens in Melderslo aankwam. Ik weet niet of deze in de afvalton terecht kwamen .
Ik was alleen op dinsdag in de slachterij. Ik deed het doodmaken van de varkens. Ik deed dat meestal alleen, soms hielp [werknemer 2]. Ik gaf ze elektrisch met de tang. Dan hing ik de varkens aan de haak. Er was altijd strijd tussen [verdachte] en de dokter. De omgang was nooit vriendelijk. Er was altijd gedoe, dat viel mij op. De varkens die levend afgekeurd werden gaf ik elektrisch. Die staken ze en dan deed ik of iemand anders ze de ton in. Het gebeurde ook dat ze bleven liggen .
verklaringen [medeverdachte 1] (gehoord als verdachte):
d.d. 20 juni 2007
In september of oktober werk ik vijf jaar bij [verdachte]. Mijn werkzaamheden zijn verschillend. Alle bestellingen van uitgaand vlees van de slachterij lopen via mij. Ik maak van elke bestelling van hele karkassen een bon op en die doe ik in het postvak van [verdachte]. Verder help ik bij het laden van de vrachtwagens en ik help met het uitbenen .
Bij de levende keuring wordt gekeken of een varken categorie 1, 2 of 3 is. De dierenarts schrijft op welk varken met wel slachtnummer van welke categorie is. In het verleden zijn er dikwijls woorden geweest tussen [verdachte] en de dierenarts van de VWA. Dit ging ook over het punt dat de dierenarts varkens onder ogen kreeg die hij niet had moeten zien, omdat de afspraak was gemaakt dat deze in de kadaverton zouden belanden .
d.d. 21 juni 2007
Na de keuring worden varkens gestempeld met een EEG stempel. Bij ons is dat nummer EEG 760. De karkassen worden door [werknemer 1] of [werknemer 5] gestempeld. [werknemer 1] schuift de gestempelde karkassen door naar de koelcel. Als [verdachte] er is dan moet iedereen doen zoals hij dat zegt. [verdachte] doet de dingen zoals hij dat wil. [verdachte] adverteert met vlees en geeft aan mij de bestellingen door .
d.d. 26 juni 2007
Sinds vorig jaar ben ik begonnen met slachten. Dat was vlak voordat [werknemer 6] is vertrokken. Op het bedrijf werd geprobeerd om zo min mogelijk varkens in onderzoek te doen. Varkens die in onderzoek genomen moesten worden, werden in opdracht van [verdachte] van de lijn gehaald en in bakken gegooid. Later, als de keuringsdienst weg was, werden de varkens weer opgehangen en bij de goedgekeurde varkens gehangen in de koelcel. Deze varkens werden dan uitgebeend. Soms werden deze gestempeld met het gezondheidsmerk RVV/VWA. Dit konden we doen omdat we de sleutel van het RVV/VWA-kantoor hadden en van de stempelkast . Ook werden de betere afgekeurde varkens uit de BO-cel gehaald. Ze werden dan uitgebeend. Ook werden er afgekeurde slachtcategorie 3 varkens die nog niet dood waren gemaakt, geslacht. Ze werden door [verdachte] en de Polen op de slachtlijn gebracht .
d.d. 27 juni 2007
Geslachte dieren die in Bacteriologisch Onderzoek (BO) of Antibiotica onderzoek (AB) gaan worden in nader onderzoek genomen door de dierenarts van de RVV/VWA. Daarvan werd een nier en de milt van het desbetreffende dier genomen en in een verzegelde z.g. BO-kist gedaan die daarna door een koerier werd opgehaald. In opdracht van [verdachte] zijn weleens milten tussen de slachtdieren verwisseld. Eigenlijk hoefde dat niet omdat afgekeurde dieren door mij, maar ook door alle anderen die in de slachterij werkzaam waren, toch uit de BO-cel werden genomen en indien mogelijk be- of verwerkt ter consumptie .
Van de afgekeurde karkassen werden zo snel mogelijk de rode onderzoeksbriefjes afgehaald, afkeurstempelmerken afgesneden, oormerken verwijderd, uitgebeend en ontzwoerd en in snippers gesneden. We deden dat meestel samen en dan was zo’n karkas in drie minuten weggewerkt .
d.d. 28 juni 2007
Ik was me ervan bewust dat wat we deden niet klopte en risico’s voor de gezondheid van de mens inhield. Vandaar ook dat het betreffende vlees zoveel mogelijk werd ingevroren. De niet gekeurde karkassen die terug werden gehangen aan de slachtlijn werden niet uitgebeend en ingevroren, maar vers afgeleverd .
d.d. 5 juli 2007
(vraag 11 Nam [verdachte] ook vlees mee van Porkland Slachtplaats Melderlo?)
Ja, [verdachte] nam ook wel vlees mee: biggen, karkassen en pakketten.
(vraag 12 Nam hij vlees van een bepaalde hoedanigheid, kwaliteit mee?)
Ik heb gezien dat hij ook wel eens speenbiggen mee heeft genomen die aan de kant waren gegooid, NSWers en cat. 3 die later geslacht waren (…) [verdachte] nam ook wel levende biggen mee vanuit Sint Philipsland en daar zullen ook wel eens niet de beste bij zijn geweest .
verklaringen verdachte:
d.d. 30 augustus 2007
Categorie 3 varkens werden bij Porkland gewoon geslacht .
d.d. 10 juli 2007
(naar aanleiding van de antwoorden van [medeverdachte 1] op vragen 11 en 12 in diens verklaring d.d. 5 juli 2007)
(vraag 11) Dat is waar, ik neem vleespakketten en karkassen mee.
(vraag 12) Dat klopt .
verklaring [werknemer 1], geboren 13 november 1932
d.d. 14 november 2007 (gehoord als verdachte):
In het slachthuis van Porkland in Melderslo onderhield [medeverdachte ] contacten met de afnemers, hij maakte het vlees klaar wat daar naar toe ging en hij had ook contact met de leveranciers. Op 20 juni 2007 ben ik met geslachte varkens naar Tilburg geweest. [medeverdachte 1] heeft dat aan mij gevraagd. Ik ben wel vaker met karkassen bij [afnemer 2] in Tilburg geweest. Ik schoof inderdaad de varkens door naar de koelcel. Als ze niet gestempeld waren dan stempelde ik ze ook op instructie van de keuringsdienst . Ik bracht wel eens vlees naar [afnemer 3]. Ik merkte de karkassen met potlood als ik zag dat dit niet was gebeurd.
verklaring [werknemer 2] (van Poolse nationaliteit)
d.d. 27 juni 2007 (gehoord als verdachte):
Ik ben ongeveer drie jaar geleden begonnen met werken bij [verdachte]. Ik heb gezien dat er varkens tijdens het slachtproces in de destructieton werden gegooid. Dat was een beslissing van de dierenarts of van [verdachte]. Ik stond zelf bij de krabmachine. Ik heb gezien dat [verdachte] varkens die goed bevleesd waren weer uit deze destructietonnen heeft gehaald. Het is ook voorgekomen dat [verdachte] aan ons opdracht gaf om varkens uit de destructietonnen te halen. Dit vlees uit de destructietonnen ging dan naar de uitsnijruimte, waar het uitgesneden werd. [verdachte] heeft daarover tegen ons gezegd dat hij de baas was en als wij dit niet wilden doen, hij ons loon niet uit zou betalen. Het vlees werd uitgebeend door mijzelf, een Duitser [werknemer 5], [medeverdachte ] en [werknemer 3] en werd na het uitbenen in snippers, blokjes gesneden en vervolgens verpakt in dozen. Als er een klant voor was werd het meteen verkocht. [medeverdachte ] schreef daar de facturen van. Dit vlees werd gemengd met goed vlees .
De varkens die in de destructietonnen werden gegooid waren geen gezonde varkens. Er was iets aan de hand met de longen, de darmen of ze hadden ontstekingen. Als wij aan het uitbenen waren en wij kwamen zo een ontsteking tegen dan sneden wij die eruit, gooiden die weg en de rest van het vlees werd dan verder versneden en verpakt. Het terughalen van de varkens uit de destructietonnen gebeurde na het slachten als de keurmeester en de dierenarts weg waren. Het uitbenen van het vlees ook. Wij vulden de onderste helft van de destructietonnen met maagdarmpakketten en bovenin kwamen dan de restanten van varkens of karkassen. Dat was om het aantal kadavers aan Rendac qua kilogrammen te verantwoorden .
Niet alle varkens werden uit de destructietonnen gehaald, alleen de betere varkens. Als [verdachte] er niet was dan kreeg ik mijn opdrachten van [medeverdachte 1]. Twee keer heeft [medeverdachte 1] mij opdracht gegeven om dode afgekeurde varkens uit de destructietonnen te halen.
De afkeurstempels die door de dierenarts op de varkens werden gezet betekenden dat het varken niet gebruikt mocht worden. Deze stempels werden er afgesneden door iedereen die met het uitbenen te maken had: [medeverdachte ], [werknemer 3], ik en [werknemer 5] de Duitser. Dit gebeurde in uitdrukkelijke opdracht van [verdachte]. De afgesneden afkeurstempels werden in een plastic zak gegooid en die plastic zak werd door [verdachte] meegenomen .
Er is een moment geweest dat [verdachte] bij ons, de Polen, kwam met een goedkeuringsstempel en zei dat wij dit stempel moesten bewaren. Dat stempel is toen bewaard in een vriezer die bij ons in de huisvesting (een ruimte bij het magazijn) stond. Het gebeurde wel dat [verdachte] of [medeverdachte ] mij vroegen om het stempel mee te brengen .
verklaring [werknemer 3] (van Poolse nationaliteit)
d.d. 27 juni 2007 (gehoord als verdachte):
Ik ben via een kennis, [werknemer 4], in contact gekomen met [verdachte]. Hij heeft een bedrijfje voor mij geopend en vanaf dat moment werk ik voor hem. Dat was ongeveer september, oktober 2006. Van eind december 2006 tot mei 2007 ben ik terug naar Polen geweest. Momenteel werk ik met vlees. Ik moet vlees klein snijden voor de barbecue. [werknemer 4] en [werknemer 2], twee Polen, werkten bij [verdachte] tijdens het slachten. Verder was er een Duitser, [werknemer 5] genaamd. De taak van [werknemer 2] was dezelfde als die van mij, schoonmaken en bij de ontharingsmachine werken. Zelf moest ik soms de varkens doorzagen en maagdarmpakketten verwijderen uit de varkens, verder vlees verpakken en geslachte varkens laden. Ik ben ook betrokken geweest bij het gooien van afgekeurde varkens in destructietonnen. Dat gebeurde onder meer in opdracht van de dierenarts .
Die varkens werden er later weer uitgehaald. Dat was als de dierenarts weg was. Ik heb zelf gezien dat deze varkens uitgebeend werden en dat het vlees van afgekeurde varkens werd gemengd met goedgekeurd vlees en werd verpakt in blokken van 25 kilogram. [verdachte] gaf opdracht om de afgekeurde varkens uit de destructietonnen te halen en uit te benen.
Als [verdachte] er een keer niet was dan regelde [medeverdachte ] alles .
Varkens waarvan [verdachte] dacht dat die niet werden goedgekeurd gooide [verdachte] levend in het destructiehok. Als de dierenarts het niet zag werden deze varkens terug gesleept en op de slachtbaan gehangen. Dat kon bijvoorbeeld als de dierenarts op zijn kantoor was. Afgekeurde varkens werden vaak als laatste geslacht. De dierenarts merkte deze afgekeurde varkens met een teken door middel van een spuitbus. Als het varken uit de broei/krabmachine kwam dan was die verf er weer af .
Varkens die in de onthouderscel hingen waren varkens die door de keurmeester apart werden gehangen en door de dierenarts in onderzoek werden genomen. De varkens die door de dierenarts afgekeurd waren werden door de dierenarts voorzien van een afkeurmerk. Ook deze afgekeurde werden als de dierenarts weg was uit het destructiehok gehaald, uitgebeend en tot snippers verwerkt .
verklaringen [werknemer 5] (van Duitse nationaliteit)
d.d. 20 juni 2007 (gehoord als getuige):
Ik werk nu ongeveer een half jaar op de slachterij. Ik rijd tevens op de vrachtwagen en werk in Zeeland bij de chef. Dit is bij [verdachte] op zijn varkensbedrijf in Sint Philipsland.
Ik doe alle voorkomende werkzaamheden, zoals varkens laden, schoonmaken. Ook binnen de slachterij doe ik alle voorkomende werkzaamheden. [verdachte] en ([werknemer 4]) werken op dinsdag en vrijdag in de slachterij. Dat zijn de dagen dat er geslacht wordt. De vader van [verdachte], opa, komt ook altijd op dinsdag en vrijdag. Als [verdachte] er is, is hij de baas, anders [medeverdachte ]. De opdrachten en werkzaamheden zijn gelijk als [verdachte] of [medeverdachte ] er is .
Ik laad in Sint Philipsland varkens van het bedrijf. De meeste varkens zijn niet 100% in orde, ze hebben gebreken aan de poten en andere zaken. Er worden ook goede dieren uit Sint Philipsland in Melderslo geslacht. De slachterij maakt vleespakketten voor particulieren en ondernemers. We verkopen pakketten van 5, 10, 15 en 25 kilo. Naast de vleespakketten worden hele karkassen en delen daarvan verkocht .
d.d. 21 september 2007 (gehoord als getuige):
De slager [afnemer 3] heeft weleens vlees terug gebracht. Als hij vijf varkens had besteld en er drie slecht waren, zijn er drie terug gebracht. Dat is weleens voorgekomen. Als dit vlees terug kwam ging dit weer de productie in .
Ik heb nooit gezien dat iemand anders dan de keurmeester, opa en of ik stempelden. Natuurlijk heb ik weleens een karkas opgeknapt, het lag er aan voor welke klant het karkas was .
verklaringen [werknemer 6] (Deze was blijkens zijn getuigschrift als slachter in dienst van Porkland van 1 oktober 2002 tot 21 juli 2006 ).
d.d. 30 januari 2007 (gehoord als verdachte):
Door de dierenarts afgekeurde slachtvarkens werden verdoofd en gestoken om te verbloeden en daarna naar het destructiehok gesleept. Op het moment dat de dierenarts de slachterij had verlaten werden de afgekeurde varkens uit de destructieruimte gehaald en verder verwerkt aan de slachtlijn. Ze gingen dan het normale slachtproces in zonder toezicht of keuring.
Afgekeurde slachtzeugen werden of tot snippers verwerkt of in drieën gedeeld bevroren of vers afgeleverd. Dit afgekeurd vlees werd door [medeverdachte 1] of door [verdachte] zelf afgestempeld met een EEG goedkeuringsstempel nr. 760. Deze stempel konden zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] uit de afgesloten ruimte bij de RVV halen. Ze hadden namelijk een sleutel van de BO-cel, het stempelkastje waar de stempels in liggen en de deur van de RVV ruimte. Deze sleutel paste op alle RVV-sloten in de slachterij .
d.d. 31 januari 2007 (gehoord als verdachte):
Ik heb gezien dat [verdachte] een EEG goedkeuringsstempel 760 pakte en het in zijn zak stopte. Tegen de keurmeester heeft [verdachte] gezegd dat de stempel waarschijnlijk in de vetbak of de darmenbak terecht is gekomen en dat deze waarschijnlijk is afgevoerd door Rendac. Er is toen door de RVV, aangifte gedaan van vermissing van deze stempel . Ik heb gezien dat die gestolen stempel regelmatig werd gebruikt door [medeverdachte ] en [verdachte] om dieren illegaal af te stempelen. [werknemer 4], een Pool, wist dat die gestolen stempel door [verdachte] werd bewaard in de privé diepvries van de op het bedrijf woonachtige Polen .
d.d. 11 oktober 2007 (gehoord als verdachte):
Over het algemeen werden alle betere, zwaardere en minder zware afgekeurde karkassen, die in de B0-cel hingen, gewoon uitgebeend en verwerkt als de dierenarts weg was. Het uitgebeend vlees werd tot snippers versneden en verkocht aan [afnemer 3], [afnemer 4], [afnemer 5] en [afnemer 6] die aan bejaardentehuizen verkocht. Als ik dan tegen [verdachte] zei: “Hoe kun je nou dat afgekeurd vlees aan bejaardentehuizen verkopen, jouw moeder zal er maar wonen”, dan zei [verdachte]: “Die mensen gaan toch dood” .
Verschillende medewerkers van de VWA en de KDS hebben over hun werkzaamheden en de sfeer binnen de slachterij van Porkland onder meer het volgende verklaard:
verklaring [dierenarts 2] (toezichthoudende dierenarts bij de VWA)
d.d. 8 november 2007 (gehoord als getuige):
Ik heb vanaf 2004 tot medio 2005 als verantwoordelijk dierenarts in het bedrijf Porkland. Ik kwam daar al vanaf het moment dat [verdachte] daar begonnen is. Ik maakte afspraken met [verdachte] en [medeverdachte 1]. De contacten waren formeel, maar altijd onaangenaam. [verdachte] ging altijd in discussie. Ook bij de levende keuring was er altijd discussie. Hij trok zich van ons oordeel niets aan en had een eigen idee over de risicobeoordeling. Hij slachtte bijvoorbeeld varkens die door ons waren beoordeeld en waarvoor wij geen toestemming tot slachten hadden gegeven .
Ik zag dat dieren die ter destructie waren aangemerkt toch geslacht werden doordat ik de oornummers van die dieren had opgeschreven. Ik zag dat deze dieren dan ook over de slachtbaan kwamen. De kwaliteit van de aangevoerde varkens werd steeds slechter. Ik denk dat er in het begin 80% goede varkens werden aangevoerd en 20% slechte en dat deze verhouding is gezakt naar 60% goede en 40% slechte varkens .
Later gingen ze minder slachten, ongeveer 100 varkens. Toen werden vaak ongeveer vijf varkens in onderzoek genomen waarvan er vier werden afgekeurd. Het was een onprettige werksfeer. [verdachte] trok zich nergens iets van aan. Hij maakte de volksgezondheid belachelijk en hij minachtte de keuringsinstantie .
verklaring [dierenarts 3] (keuringsdierenarts bij de VWA)
d.d. 1 november 2007 (gehoord als getuige):
Ik deed als keuringsarts weleens de levende keuring in het slachthuis Porkland (Melderslo).
Ik heb ‘s nachts slecht geslapen omdat ik daar gezien heb dat er in het doodmaakhok varkens stonden die gestoken moesten worden en helemaal rood waren van het bloed van de daarboven gestoken varkens, echt respectloos. Door de hectiek en de sfeer bij het slachthuis Porkland werd het mij nagenoeg onmogelijk gemaakt mijn werk op een goede manier te doen. Met [verdachte] jr was eigenlijk geen normaal contact mogelijk. Op dit bedrijf is sprake van een uitzonderlijke situatie in vergelijking met andere bedrijven. Ook op andere bedrijven heeft men wel eens opmerkingen, maar zoals het bij het slachthuis Porkland gebeurt heb ik nog nooit meegemaakt. De omgang met de keuringsdierenarts zoals het daar gebeurde vind ik intimiderend .
verklaring [dierenarts 4] (toezichthoudende dierenarts bij de VWA)
d.d. 6 november 2007 (gehoord als getuige)
Ik heb op het slachthuis Porkland (Melderslo) keuringwerkzaamheden uitgevoerd van varkens voor de slacht en na de slacht. Ik ken alleen de eigenaar [verdachte] en de stalbaas. Als ik daar kom dan weet ik dat het een moeilijk adres is. Je hebt daar met mensen te maken die problemen hebben met de autoriteit van de VWA. Porkland zit in een grijs gebied. De aanvoer van de dieren is kwalitatief de onderkant van de markt. [verdachte] wil zoveel mogelijk dieren goedgekeurd hebben en ik moet kijken wat nog verantwoord is om te slachten. Er wordt door [verdachte] continu druk gelegd en geïntimideerd om zoveel mogelijk dieren te laten slachten. [verdachte] accepteert in principe de keuringsbeslissing niet. Dat zegt hij ook gewoon tegen je. [verdachte] speelt een spel en dat speelt hij heel hard. Hij is het standaard niet met je eens. [verdachte] zegt ook dat het geen meerwaarde heeft dat de VWA komt keuren. De laatste keer dat ik er ben geweest heeft [verdachte] het zo op de spits gedreven dat ik de keuring hebt gestaakt. Het gevolg was dat het slachtproces stil kwam te liggen. Ik heb daar drie a vier keer per jaar werkzaamheden verricht. Na het incident vorig jaar november ben ik er niet meer geweest .
verklaring [dierenarts 5] (toezichthoudende dierenarts bij de VWA)
d.d. 8 november 2007 (gehoord als getuige)
Ik heb op het slachthuis Porkland (Melderslo) gewerkt in mijn functie als toezichthoudende dierenarts. De keren dat ik er was ging het over de levende keuring. Daar waren nogal wat verschillen van inzicht over. Ook over de Post Mortem keuring waren geschillen. Ze wilden nogal eens beginnen met slachten voordat de medewerker keuringsassistent van de KDS aanwezig was. Daardoor lagen de maagdarmpakketten op een hoop in de goot waardoor er geen goede keuring meer mogelijk was en er sprake kon zijn van verwisseling van maagdarmpakketten en bijbehorende karkassen. De problemen die ik er heb gehad hadden voornamelijk betrekking op de AM keuring. De contacten verliepen stroef .
Bij elke beoordeling van dieren die door mij in categorie 3 werden geplaatst werd door [verdachte] en [medeverdachte 1] een opmerking gemaakt van “hoezo” of “waarom”. Als ik dan uitleg gaf werd dit per definitie niet geaccepteerd. Na een aantal keren dat ik een varken in categorie 3 had ingedeeld werd dit steeds dreigender en werd er gezegd dat ik niet meer terug hoefde te komen. Ik ben gestopt en zei dat ik het zat was, dat ik op een normale manier mijn werk wilde doen. Daarna volgde er wederom een discussie over de categorie indeling dat resulteerde in het feit dat ik werd opgesloten in de stal.
Ik denk dat ik er in maart 2006 twee keer ben geweest voor de keuring. Ik heb aangegeven dat ik daar niet meer alleen naar toe wilde. In 2007 ben ik er nog wel eens terug geweest. Toen was er ook weer een discussie over de aanvoer van liggende/zittende dieren waarvoor ik een diergeneeskundige verklaring heb opgemaakt .
4.2. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich - aan de hand van haar op schrift gestelde en ter zitting overgelegde requisitoir – op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Bij haar oordeel over het bewijs is de officier van justitie nader ingegaan op het via de haar- en vleesmonsters door de dierenarts [dierenarts 1] verzamelde bewijsmateriaal. Zij stelt zich op het standpunt dat in casu geen onjuist gebruik is gemaakt van de aan de dierenarts toekomende toezichthoudende bevoegdheid en dat de resultaten van die monsterneming gebruikt kunnen worden als bewijs in de onderhavige strafzaak.
4.3. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van alle tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken op de gronden die zijn weergegeven in zijn op schrift gestelde en ter zitting overgelegde pleitaantekeningen met bijlagen.
Het verweer houdt in de eerste plaats in dat de verklaringen van de door verdachte wegens diefstal ontslagen [werknemer 6] alsmede die van de door verdachte ontslagen Poolse werknemers in verband met onderlinge verschillen en tegenstrijdigheden, met de grootst mogelijke voorzichtigheid moeten worden beoordeeld. Hetzelfde geldt voor de verklaringen van [medeverdachte 1], omdat deze er in de visie van verdachte alle belang bij heeft zijn eigen straatje schoon te vegen.
Verder dienen de resultaten van de DNA-onderzoeken via artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering uitgesloten te worden van het bewijs, omdat de opsporingsverrichtingen van de dierenarts [dierenarts 1] met betrekking tot de heimelijke monsterneming niet zijn te beoordelen en op geen enkele wijze is te controleren dat contaminatie uitgesloten is.
Subsidiair, zo stelt de raadsman, zijn de resultaten onbetrouwbaar doordat voor vergelijkend DNA-onderzoek geen geschikte DNA-profielen zijn verkregen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet alle monsters een volledig DNA-resultaat gaven met 10 erfelijke kenmerken, terwijl niet duidelijk is hoeveel erfelijke kenmerken overeen moeten komen voordat er zekerheid is.
Ten aanzien van de afzonderlijke feiten heeft de raadman verder bepleit:
(feit 1)
- dat niet van ieder categorie 3 dier gezegd kan worden dat deze dermate ziek is, dat de volksgezondheid in gevaar wordt gebracht;
- dat het enkele feit dat een dier is afgekeurd nog niet hoeft te betekenen dat het vlees schadelijk is voor de gezondheid van de mens en dat de schadelijkheid voor de gezondheid niet is aangetoond;
- dat het varken "956992" niet besmet was met een zogeheten type A-bacterie, maar positief was op het type B-bacterie, en
- dat het enkel verkopen van schadelijke waar niet strafbaar is.
(feit 2)
- dat van de varkens voorzien van de slachtmerken(slachtbliknummers) 672654 en 672658 geen DNA-monster is genomen, zodat niet vastgesteld kan worden dat deze dieren niet zijn afgevoerd;
- dat het controleren van de Rendacwagens niet voldoende is om te kunnen vaststellen of categorie 3 materiaal het bedrijf al dan niet heeft verlaten, omdat verwerking van categorie 3 materiaal ook door anderen dan Rendac kan geschieden;
(feit 3)
- dat op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet sluitend kan worden vastgesteld dat het vlees van de genoemde varkens in de handel is gebracht.
4.4. Het oordeel van de rechtbank
4.4.1 onbevoegde monsterneming
Zoals de rechtbank in haar tussenbeslissing heeft overwogen, levert de welbewuste keuze
van het OM tot heimelijke monsterneming van haar- en vleesmonsters in de slachterij van Porkland ter opsporing van strafbare feiten in dit geval een niet te repareren schending van beginselen van behoorlijk procesrecht op, omdat die monsterneming geschiedde door de toezichthoudende dierenarts [dierenarts 1], aan wie geen opsporingsbevoegdheden waren toegekend, op een wijze die niet is voorzien in het Wetboek van Strafvordering. Nu de toezichthoudende dierenarts in dit geval niet bevoegd was tot het nemen van haar- en vleesmonsters is dit bewijsmateriaal op onrechtmatige wijze tot stand gekomen. Gelet ook op het door de raadsman gevoerde verweer, zal de rechtbank op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering de als het directe resultaat van die monsternemingen verkregen resultaten van de DNA-onderzoeken uitsluiten van het bewijs.
Deze beslissing is met name van invloed op de varkens, voorzien van de slachtmerken (slachtbliknummers) 951843 (feiten 1 en 2), 432953 (feiten 1 en 2), 477780 (feiten 1 en 2), 956990 (feiten 1 en 2), 672654 (feit 2), 672658 (feit 2) en 655874 (feit 3).
De DNA-vaststellingen die betrekking hebben op de overige varkens zijn gedaan op basis van BO-monsters, tot het nemen waarvan de dierenarts [dierenarts 1] in het kader van zijn toezichthoudende taak bevoegd was.
4.4.2. betrouwbaarheid verklaringen
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de door de verdediging genoemde personen tegenover de AID helder en voldoende consistent zijn en dat die verklaringen op essentiële punten met elkaar overeen stemmen. De verdediging heeft de gelegenheid gekregen de betrouwbaarheid van de genoemde personen te toetsen door hen te laten verhoren door de rechter-commissaris. Alleen [werknemer 6] en [medeverdachte 1] zijn als getuigen gehoord. Zij zijn beiden in essentie gebleven bij de eerder door hen tegenover de AID afgelegde verklaringen. De verdediging heeft afgezien van het horen van de bedoelde Poolse werknemers . Aan de raadsman kan worden toegegeven dat er ook verschillende personen zijn gehoord die een voor verdachte positieve verklaring hebben afgelegd, maar dat is geen reden om de voor verdachte negatieve verklaringen van de door de raadsman bedoelde personen terzijde te stellen. Hun afgelegde belastende verklaringen zijn overigens niet de enige bewijsmiddelen waaruit verdachtes betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten rechtstreeks kan volgen.
4.4.3. het oordeel over het bewijs van het onder 1 tenlastegelegde feit:
- ten aanzien van de varkens voorzien van de slachtmerken(slachtbliknummers) 951843 en 432953.
De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken, omdat niet bewezen kan worden dat het vlees van deze varkens is verkocht. De rechtbank overweegt als volgt.
Blijkens de dagstaten PM keuring en AM keuring zijn de varkens 951843 en 432953 op de slachtdag 15 juni 2007 door de toezichthoudende dierenarts [dierenarts 1] als cat. 3/NSW (niet slachtwaardig) aangemerkt , omdat het varken 951843 ziekelijk mager was en het varken 432953 door een of meer disfunctionerende organen ziek was . De toezichthoudende dierenarts heeft van deze niet tot de slacht toegelaten varkens een haarmonster genomen .
Na onderzoek is gebleken dat het DNA profiel van het varken 951843 niet overeen komt met DNA profielen van vergelijkingsmonsters die zijn genomen van afgevoerd of in de slachterij Porkland aanwezige destructiemateriaal en vlees of vleesdelen.
Het DNA profiel van het varken 432953 bleek na onderzoek identiek met DNA profielen van vleesonderdelen (twee poothammen, twee ribpartijen, twee buiken en een varkensschouder) die op 20 juni 2007 in koelcel 2 van de slachterij zijn aangetroffen .
Uit de bevindingen van de AID en de afgelegde verklaringen (van horen zeggen) van [medeverdachte 1] en [afnemer 7] blijkt dat op de slachtdag 15 juni 2007 enkele afgekeurde en categorie 3 varkens zijn nageslacht en dat enkele halve karkassen daarvan zijn verkocht aan [afnemer 7]. [afnemer 7] heeft vier halve varkens terug gestuurd, omdat ze stonken en het binnenbloeders of darmbloeders waren . Uit het overzicht op p. 3174 van het dossier blijkt evenwel dat er op de slachtdag 15 juni 2007 vijf kadavers zijn ontstaan, waarvan er vier zijn bemonsterd, en dat Rendac op 19 juni 2007 negen kadavers heeft opgehaald (waarvan volgens de dierenarts [dierenarts 1] mogelijk twee of drie van de slachtdag 12 juni 2007).
Zoals hierboven overwogen kunnen de DNA-resultaten op grond van de haarmonsters door de dierenarts [dierenarts 1] niet meewerken voor het bewijs van het tenlastegelegde. Op grond van de overige hierboven genoemde bevindingen en afgelegde verklaringen kan niet zonder redelijke twijfel worden vastgesteld dat de door [afnemer 7] geretourneerde vleesdelen afkomstig waren van de varkens met slachtnummers 951843 en/of 432953.
Genoemde bewijsmiddelen zijn onvoldoende om dit onderdeel van het tenlastegelegde bewezen te achten.
- ten aanzien van de varkens voorzien van de slachtmerken(slachtbliknummers) 477780 en
956990.
De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken, omdat niet bewezen kan worden dat het vlees van deze varkens is verkocht. De rechtbank overweegt als volgt.
Blijkens de dagstaten AM keuring en PM keuring zijn de varkens 477780 en
956990 op de slachtdag 19 juni 2007 door de toezichthoudende dierenarts [dierenarts 1] als cat. 3/NSW (niet slachtwaardig) aangemerkt , omdat het varken 477780 een kapotte schouder had en varken 956990 ziek was . De toezichthoudende dierenarts heeft van deze niet tot de slacht toegelaten varkens een haarmonster genomen .
Na onderzoek is gebleken dat de DNA profielen van de varkens 477780 en 956990 niet overeen komen met DNA profielen van vergelijkingsmonsters die zijn genomen van in de slachterij Porkland aanwezige destructiemateriaal en vlees of vleesdelen .
Behalve de algemene verklaring van [medeverdachte 1] dat hij niet kan zeggen waar de varkens gebleven zijn en dat “ze geslacht en verwerkt zullen zijn”, is er naast de niet voor het bewijs te gebruiken DNA-resultaten op grond van de haarmonsters door de dierenarts [dierenarts 1], geen
bewijsmiddel dat vlees, dat afkomstig is van deze specifieke varkens is verkocht. De hiervoor genoemde verklaringen over de algemene praktijk binnen Porkland zijn onvoldoende om dit onderdeel van het tenlastegelegde bewezen te achten.
- ten aanzien van het varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 956992.
De rechtbank zal verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. Zij overweegt als volgt.
Blijkens de kopie PMlijst (“RS”dagstaat) is dit varken op de slachtdag 11 april 2006 in bacteriologisch onderzoek genomen wegens “AB/ENDO”. De dierenarts [dierenarts 1] heeft verklaard dat het varken in nader onderzoek is gegaan omdat het een ontstoken achterpoot had en een endo. Endo betekent endocarditis. Dat is een ontsteking aan de hartklep. De uitslag van een bacteriologisch onderzoek moet negatief zijn om een karkas überhaupt goed te kunnen keuren, aldus [dierenarts 1] . De op 2 mei 2006 door de toezichthoudende dierenarts [dierenarts 1] ingevulde VOS-lijst vermeldt dat het BO-monster van het varken in onderzoek is genomen onder nummer 684383, met als keuringsuitslag “AFG”, typering “B” en de opmerking “niet aanwezig”.Het resultaat van het bacteriologisch en antibioticaonderzoek van de bemonsterde milt, volgens Methode van Onderzoek MvO-003, is weergegeven in een faxbericht van de VWA van 14 april 2006. Hierin is onder meer vermeld: als werkpleknaam: Porkland Handel BV, als BO-nummer 684383 en als BO-spec: “B” .
Op grond van deze bevindingen kan niet worden bewezen dat het varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 956992 besmet was met een zogeheten type A-bacterie (Actinomyces pyogenes), zoals ten laste is gelegd.
4.4.4. het oordeel over het bewijs van het onder 2 tenlastegelegde feit:
- ten aanzien van de varkens voorzien van de slachtmerken(slachtbliknummers) 951843, 432953 en 477780.
De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken, omdat er na uitsluiting van de DNA-resultaten op grond van de door de dierenarts genomen haarmonsters, en de algemene verklaring van [medeverdachte 1] dat hij niet kan zeggen waar de varkens gebleven zijn en dat “ze geslacht en verwerkt zullen zijn”, onvoldoende bewijsmateriaal aanwezig is dat juist deze specifieke varkens aan de destructie zijn onttrokken.
- ten aanzien van de varkens voorzien van de slachtmerken(slachtbliknummers) 956990, 672654 en 672658.
De toezichthoudende dierenarts [dierenarts 1] heeft verklaard dat hij op de slachtdag van de 19 juni 2007 bij Porkland Melderslo de levende keuring heeft verricht. Hij heeft die dag één varken als categorie 3 ingedeeld en drie varkens als niet slachtwaardig betiteld. Daar het bedrijf categorie 3 dieren niet slacht, zijn alle vier de dieren gedood, aldus [dierenarts 1].
Volgens [dierenarts 1] heeft de keurmeester van de KDS op 19 juni 2007 (nog) drie karkassen van vleesvarkens als overziener aangewezen. [dierenarts 1] heeft deze karkassen bekeken en afgekeurd en hij heeft een werknemer met de naam [werknemer 5] opdracht gegeven de karkassen van de lijn te verwijderen. [werknemer 5] heeft vervolgens de karkassen aan de pees afgesneden waardoor deze in een destructiebak of in de glijgoot naar het destructiehok zijn gevallen. Ze zijn in ieder geval van de lijn gehaald en tussen het destructiemateriaal terecht gekomen, aldus [dierenarts 1].
Op nadere vragen over de slachtdag 19 juni 2007 heeft [dierenarts 1] verklaard dat Porkland zeven varkens als destructiemateriaal aan Rendac moest aanbieden.
Blijkens de dagstaat PM keuring en de verklaring van de toezichthoudende dierenarts [dierenarts 1] zijn de karkassen 672654 en 672658 op de slachtdag 19 juni 2007 door het bedrijf Porkland uit het slacht- en keurproces verwijderd. Het karkas 672654 was van een varken met een ontstoken huid en petechien, het karkas 672658 van een varken met een ontstoken huid. De dierenarts heeft de karkassen mede door de beslissing van het bedrijf afgekeurd. De karkassen waren ter destructie bestemd. Op die dagstaat PM keuring staat achter het varken met slachtbliknummer 956990 “NSW” met als afwijking “ziek”.
[werknemer 5] heeft verklaard dat op dinsdag 19 juni 2007 door de keurmeester drie karkassen als overziener zijn aangewezen en dat de dierenarts, die ter plaatse was, de drie karkassen heeft afgekeurd. In opdracht van hen heeft hij de karkassen van de lijn verwijderd. “Ik heb deze bij de pees afgesneden”, aldus [werknemer 5]. Ze zijn in een bak voor destructiemateriaal gevallen of in de glijgoot die naar het destructiehok leidt. In zijn latere verklaring heeft [werknemer 5] verklaard dat de afgekeurde karkassen werden weggegooid in zwarte ronde bakken of in roestvrij stalen bakken.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op woensdag 20 juni 2007 de dag van de doorzoeking bij Porkland te Melderslo, samen met [werknemer 5] de Duitser, [werknemer 4] de Pool, aan het werk was. Ze waren aan het uitbenen. Op de vraag of hij die dag de leidinggevende was, heeft hij verklaard: “Dat zal ik dan wel zijn, met die twee buitenlanders was ik het die het aanstuurde.” Volgens [medeverdachte 1] waren ze met varkens bezig. Het vlees was afkomstig van de slachting van dinsdag 19 juni 2007. De 20e zijn halve karkassen van de varkens die 19 juni geslacht waren uit de koelcel gehaald. Alles wat zich op de 20e in de koelcel bevond moest klein gesneden worden. Zo is het ook besproken met [verdachte], aldus [medeverdachte 1].
Uit het onderzoek door de AID is het volgende gebleken:
- categorie 2 destructiemateriaal van Porkland werd afgevoerd door het bedrijf Rendac, categorie 3 destructiemateriaal door [bedrijf 1];
- op dinsdag 19 juni 2007 omstreeks 07.20 uur zijn kadavers en slachtafvallen van Porkland slachtplaats Melderslo door Rendac afgevoerd . De afvoer op 19 juni 2007 vond plaats vóór de slachting op die dag ;
- [bedrijf 1] haalde eenmaal per week categorie 3 materiaal op bij Porkland . Hij kwam volgens afspraak met [verdachte] altijd op donderdag ;
- op 20 juni 2007 is tijdens een doorzoeking bij Porkland slachtplaats te Melderslo het aldaar aanwezige destructiemateriaal gecontroleerd. In het destructielokaal stonden 9 gedeeltelijk gevulde destructiebakken, 1 ronde zwarte destructieton en 1 volle kruiwagen met destructiemateriaal. Tussen het destructiemateriaal zijn 4 niet uitgeslachte kadavers van speenbiggen aangetroffen, alsmede 1 niet uitgeslacht slachtvarken, dat was gestoken gebroeid, en een half karkas van een licht uitgeslacht slachtvarken, waarvan de pezen van de achterpoot niet waren doorgesneden;
- tijdens genoemde doorzoeking is in de uitsnijruimte, in een RVS bak met opschrift cat. 3 aangetroffen: een gebroeid oor met slachtmerk 956990 ;
- op 20 juni 2007 is eveneens een doorzoeking verricht op het varkensbedrijf te Sint Philipsland. Tijdens die doorzoeking zijn geen kadavers of karkassen aangetroffen van varkens die op 19 juni 2007 niet tot de slacht waren toegelaten of uit het slacht- en keuringsproces waren verwijderd .
Uit al het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het (categorie 2) destructiemateriaal van door de keuringsdierenarts van de Voedsel- en Warenautoriteit afgekeurde varkens dan wel door de keuringsdierenarts anderszins voor menselijke consumptie ongeschikt verklaarde varkens, dat op 19 juni 2007 was ontstaan, ten tijde van de doorzoeking op 20 juni 2007 in de slachterij aanwezig had behoren te zijn, om dit aan het verwerkingsbedrijf Rendac aan te bieden of aan te laten bieden. Nu tijdens de doorzoekingen in Melderslo en Sint Philipsland geen karkassen zijn aangetroffen waarvan de pezen waren doorgesneden, kan op grond van de hiervoor genoemde verklaringen van [dierenarts 1], [medeverdachte 1], [werknemer 5], in onderling verband en samenhang beschouwd met de verklaringen van [werknemer 2] en [werknemer 3] worden aangenomen dat de karkassen 672654 en 672658 in het slachtproces zijn verwerkt. Hetzelfde geldt voor het afgekeurde varken, waarvan het afgesneden oor met slachtmerk 956990 in de uitsnijruimte is aangetroffen. Gelet op de afgelegde verklaringen van [medeverdachte 1] , [werknemer 2], [werknemer 3] en [werknemer 5], kan worden aangenomen dat het karkas van dit afgekeurde varken is uitgebeend en verwerkt.
4.4.5. het oordeel over het bewijs van het onder 3 tenlastegelegde feit:
- ten aanzien van het varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 956992.
De rechtbank verwijst in de eerste plaats naar hetgeen zij hiervoor over dit varken heeft overwogen. In artikel 5 van de Verordening (EG) nr. 854/2004 is bepaald dat de officiële dierenarts controles uitvoert in onder andere slachthuizen, met name met betrekking tot onder andere voedselketeninformatie, antemortemkeuring, dierenwelzijn en portmortemkeuring. In artikel 5 lid 3 van die Verordening is bepaald dat de officiële dierenarts na bovenbedoelde controles passende maatregelen neemt als bedoeld in bijlage I, sectie II, met name wat betreft (e) de beslissing met betrekking tot het vlees. In hoofdstuk V van die bijlage en sectie is bepaald dat dit vlees ongeschikt dient te worden verklaard voor menselijke consumptie als het (...) afkomstig is van dieren die aan een ziekte lijden die voorkomt op lijst A van het OIE of indien van toepassing, lijst B van het OIE, tenzij in sectie IV iets anders is bepaald.
Door de vastgestelde besmetting van het varken 956992 met een zogeheten type A-bacterie was het vlees van dat varken ongeschikt verklaard voor menselijke consumptie.
Op 11 april 2006 heeft de KDS medewerker [KDS-medewerker] na afloop van de PM keuring geconstateerd dat er vier karkassen in de BO-cel hingen en heeft daarna de deur van die cel afgesloten . Op 14 april 2006 heeft de dierenarts [dierenarts 1] geconstateerd dat de deur van de BO-cel open stond en dat het karkas van het varken 956992 was verdwenen. De VWA heeft Porkland ([verdachte]) hiervan per brief d.d.18 april 2006 op de hoogte gesteld en op grond hiervan aanleiding gezien om tot nader order het gehele slachtproces onder voortdurend toezicht te stellen .
[werknemer 6] heeft verklaard dat hij zich die situatie nog goed kan herinneren. Volgens [werknemer 6] moest [verdachte] die dag een zwaar varken hebben om mee te nemen naar huis voor de verkoop. [werknemer 6] verklaart dat hij in opdracht van [verdachte] samen met [werknemer 2] het varken uit de BO-cel heeft gehaald. In de haast hebben ze waarschijnlijk de deur van de BO-cel open laten staan, aldus [werknemer 6]. ‘s-Avonds heeft hij samen met [verdachte] dit karkas in zes stukken in de Mercedes van [verdachte] gelegd.
Op grond van deze verklaringen en bevindingen, in onderlinge samenhang beschouwd met de verklaringen van [medeverdachte 1], [werknemer 2] en [werknemer 3], dat afgekeurde varkens uit de BO-cel werden gehaald en ter consumptie werden uitgebeend, de verklaring van [verdachte] dat hij karkassen uit slachterij meenam en de verklaring van [bedrijfsleider 1] dat dit vlees werd verkocht, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte vers vlees in de handel heeft gebracht. De rechtbank sluit voor wat betreft de uitleg van het begrip “in de handel brengen” aan bij de definitie die daarvan is gegeven in artikel 2 lid 1 onder j van de Verordening (EG) Nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, PbEG L 273 (verder Vo EG 1774/2002), te weten: “elke handeling die ten doel heeft dierlijke bijproducten of daarvan afgeleide producten die onder deze verordening vallen, aan een derde in de Gemeenschap te verkopen, of enige andere vorm van levering aan een derde in de Gemeenschap, al dan niet tegen betaling, of van opslag met het oog op levering aan een derde in de Gemeenschap”.
- ten aanzien van de varkens voorzien van de slachtmerken(slachtbliknummers) 895561, 733305, 432459, 434601, 945992, 432687, 672562, 850734, 655874 en 980757.
De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. Zij overweegt daaromtrent dat het dossier weliswaar meerdere voor verdachte belastende verklaringen bevat over de algemene gang van zaken binnen de slachterij Porkland, waaronder het aan destructie onttrekken van varkens, kadavers en vleesdelen en het verwerken daarvan in de uitsnijderij, maar op grond van het door het OM aangedragen bewijsmateriaal blijkt niet dat verdachte vers vlees van de onder 3 specifiek omschreven varkens in de handel heeft gebracht.
4.4.6. conclusie
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan. Om die reden zal verdachte van dit feit vrijgesproken worden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
Porkland Handel BV -vanaf 12 februari 2007 Porkland Holding B.V. geheten- in/vanuit een door haar geëxploiteerd slachthuis, in de periode van 1 april 2006 tot en met 20 juni 2007 te Melderslo (gemeente Horst aan de Maas), meermalen, opzettelijk, een door de keuringsdierenarts van de Voedsel- en Warenautoriteit afgekeurd varken danwel een door de keuringsdierenarts anderszins voor menselijke consumptie ongeschikt verklaard varken (een zogeheten categorie 3 varken of uitlijner), te weten:
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 956990 en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 672654 en/of
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 672658
telkens zijnde destructiemateriaal, heeft onttrokken of heeft laten onttrekken aan verwerking, door dit destructiemateriaal uit de destructiebakken/-tonnen te halen of te laten halen en dit destructiemateriaal telkens niet aan (personeel van) het verwerkingsbedrijf Rendac aan te bieden of aan te laten bieden;
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten hij, verdachte, opdracht heeft gegeven.
3.
Porkland Handel BV - vanaf 12 februari 2007 Porkland Holding B.V. geheten- in/vanuit een door haar geëxploiteerd slachthuis, in de periode van 1 april 2006 tot en met 20 juni 2007 te Melderslo (gemeente Horst aan de Maas) en Sint Philipsland (gemeente Tholen), opzettelijk vers vlees dat op grond van art. 5, derde lid, onderdeel e van Verordening (EG) nr. 854/2004 ongeschikt is verklaard voor menselijke consumptie, in de handel heeft gebracht, te weten:
-een varken voorzien van het slachtmerk(slachtbliknummer) 956992 (zaak 3) en/of
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte, opdracht heeft gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie dat het onder 2 bewezenverklaarde feit kwalificeerbaar is, omdat er geen sprake is van een gewijzigd inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van een vóór de intrekking van de Destructiewet (op 1 januari 2008) gepleegde overtreding van artikel 4 van de Destructiewet. Gedragingen als onder 2 bewezen verklaard zijn in strijd met de voorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. Deze zijn thans strafbaar gesteld in het op grond van de Gezondheids- en Welzijnwet voor dieren vastgestelde Besluit dierlijke bijproducten (van 11 december 2007), ter uitvoering van Vo EG 1774/2002.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd om aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte door leiding te geven aan bovenomschreven handelwijze in zijn bedrijf in een enorm verspreidingsgebied een groot risico heeft veroorzaakt voor de volksgezondheid. Dit heeft grote maatschappelijke onrust tot gevolg gehad en heeft dat zelfs in de directe omgeving van slachthuis Porkland nog steeds.
Naast het grote risico voor de volksgezondheid heeft de officier van justitie gewezen op de verstrekkende gevolgen voor de vleesindustrie in Nederland nu dit een belangrijke en omvangrijke sector van het land is. Nu Nederland op dat gebied tevens een belangrijke exportnatie is, heeft deze handelwijze naast nationale gevolgen ook internationale gevolgen vanwege het feit dat deze handelwijze buitengewoon schadelijk is voor de reputatie van Nederland.
Verder heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte hiermee op grove wijze het vertrouwen van de consument in de veiligheid en kwaliteit van (varkens)vlees heeft geschonden. Zij wijst erop dat het een lange tijd zal vergen voordat dit vertrouwen weer hersteld zal zijn.
Daar komt volgens de officier nog bij dat verdachte over deze gang van zaken totaal geen wroeging heeft getoond en zich in het geheel niet schuldig voelt aan het gebeuren binnen zijn bedrijf en de risico’s die daaruit zijn voortgekomen. Bovendien heeft verdachte zich in het verleden al vaker aan soortgelijke feiten schuldig gemaakt waaruit afgeleid kan worden dat verdachte hardleers is. Voorts is gebleken dat verdachte minachting heeft voor de keuringsinstanties die betrokken zijn bij het slachtproces in zijn bedrijf en dat hij niet schroomt om geweld en intimidatie te in te zetten. De officier van justitie concludeert hieruit dan ook dat verdachte een nietsontziende zakkenvuller is, hetgeen haar geëiste straf rechtvaardigt.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om in geval van bewezenverklaring de verdachte te veroordelen tot een substantieel lagere straf dan door de officier van justitie heeft geëist, zoals nader in zijn pleitnota is weergegeven. Kort samengevat heeft hij betoogd dat verdachte is gedwongen om mee te werken aan zijn eigen vervolging, de verdedigingsbelangen ernstig zijn geschaad, er in deze zaak een getuige is beïnvloed en er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Verder heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte reeds 101 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en dat die tijd hem erg zwaar is gevallen hetgeen psychische en lichamelijke klachten heeft opgeleverd.
Een ander punt dat de raadsman heeft aangevoerd is dat het bedrijf niet zonder verdachte kan functioneren. Ook heeft het bedrijf van verdachte sinds 20 juni 2007 veel schade geleden. Daarnaast is de slagerij inmiddels gesloten en is daarmee het gevaar voor herhaling geweken.
Uit de uitspraken die destijds op de pro forma zitting zijn overgelegd is gebleken dat de eis van de officier van justitie in onderhavige zaak niet de geijkte straf is voor feiten als onderhavige.
Voorts dient rekening gehouden te worden met de omstandigheid dat het slechts om een klein percentage van de bedrijfsvoering ging en er ook veel goed ging binnen het bedrijf. Zo voldeed het bedrijf aan de HACCP-normen en hingen er overal binnen het bedrijf instructies. Tot slot merkt de raadsman op dat het bedrijf te maken had met zeer strenge en zelfs onredelijke keuringseisen en dat tevens duidelijk is geworden dat de VWA niet optimaal functioneert en vele interne problemen had. In deze geladen sfeer moest er binnen het bedrijf wel gewerkt worden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft als directeur van de slachterij Porkland Holding BV meerdere malen opdracht gegeven om vlees dat niet (meer) bestemd was voor de menselijke consumptie en als destructiemateriaal had dienen te worden verwerkt te onttrekken aan de destructieverwerking en in de handel te brengen.
Het onttrekken en vervolgens in de handel brengen van destructiemateriaal als zijnde vlees bestemd voor de menselijke consumptie brengt risico’s voor de volksgezondheid met zich mee en kan bij publiekelijk bekend worden hiervan schade toebrengen aan de vleeshandel. Om te doen voorkomen alsof het vlees bestemd was voor de menselijke consumptie heeft verdachte de herkomst van het vlees verhuld. Verdachte heeft hierbij alleen oog gehad voor eigen financieel gewin.
Hierbij is niet van belang dat niet is kunnen worden vastgesteld dat mensen daadwerkelijk ziek zijn geworden van het consumeren van dit vlees. De overtreden voorschriften beogen immers gezondheidsrisico’s uit te sluiten.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank mee laten wegen dat verdachte een fors strafblad heeft voor soortgelijke strafbare feiten, hetgeen hem er niet van weerhouden heeft om zich opnieuw schuldig te maken aan dergelijke strafbare feiten. Naar het oordeel van de rechtbank zegt dit iets over de mentaliteit van verdachte waarbij hij kennelijk het geldelijke gewin zwaarder laat wegen dan de volksgezondheid.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland opgesteld door [reclasseringsmedewerker] d.d. 10 september 2007. Hierin wordt onder andere medegedeeld dat verdachte het ten laste gelegde heeft ontkend. Uit het onderzoek zijn geen probleemgebieden naar voren gekomen. Verdachte is opgegroeid met het boerenleven en heeft enkele jaren geleden een slachterij en een fokkerij opgericht. Hierbij had hij vijf werknemers in dienst. Een jaar geleden heeft hij een van zijn werknemers ontslagen omdat deze man door verdachte betrapt zou zijn op diefstal van vlees. Volgens verdachte zou deze man schadelijk vlees in de omloop hebben gebracht. Verdachte heeft laten weten zich veel zorgen te maken over zijn bedrijven. Wanneer hij voor langere periode in detentie moet blijven wordt de kans aanwezig geacht dat de bedrijven van verdachte failliet zullen worden verklaard. Sinds de detentie heeft verdachte last van verlammingsverschijnselen aan zijn voet. Een strafadvies wordt niet gegeven vanwege het feit dat verdachte het ten laste gelegde ontkent.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van alle drie de ten laste gelegde feiten. Nu de rechtbank slechts het onder 2 en 3 ten laste gelegde ten dele bewezen acht zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Bij het bepalen van de strafmaat en –soort heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het bewezen verklaarde slechts op enkele varkens steunt, maar dat er voldoende aanwijzingen naar voren zijn gekomen op grond waarvan aangenomen kan worden dat er sprake is geweest van een grotere schaal waarop vergelijkbaar strafwaardig is gehandeld. Uit die verklaringen blijkt dat de (feitelijk) leidinggevenden van het bedrijf, ten behoeve van geldelijk gewin, in het belang van de volksgezondheid gegeven regels structureel negeerden, zodat niet van een incident gesproken kan worden.Tevens is er door verdachte geadverteerd voor het bedrijf dat ook slechte varkens geleverd konden worden.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat kan worden volstaan met het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, in combinatie met een maximale werkstraf.
In de voormelde constatering van de overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ziet de rechtbank aanleiding om de hoogte van de werkstraf met 30 uur te bekorten.
7. Het beslag
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten 3 flesjes AR-T entstof en 2 flesjes ERY + PARVO entstof terug gegeven dienen te worden aan verdachte.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 4 van de Destructiewet en artikel 19 Landbouwwet juncto artikel 3 lid 4 van de Regeling vleeskeuring, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit 1;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
2. Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 4 van de Destructiewet, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij opdacht heeft gegeven tot het plegen van het strafbare feit, meermalen gepleegd;
3. Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 19 van de Landbouwwet, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij opdacht heeft gegeven tot het plegen van het strafbare feit.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 210 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 105 dagen;
- veroordeelt verdachte voorts tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 170 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt vast dat het onvoorwaardelijk deel van de vrijheidsstraf gelijk is aan de duur van het voorarrest;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Beslag
Gelast de teruggave van 3 flesjes AR-T entstof en 2 flesjes ERY + PARVO entstof
aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sinack, voorzitter, mr. Steenbeek en mr. Van Boven-Hartogh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Jonge en P.L. Francke, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 juni 2010.
P.L. Francke is niet in staat
dit vonnis mede te ondertekenen.