2
72137 / KG ZA 10-39
1 april 2010
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
72137 / KG ZA 10-3931 maart 2010
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 72137 / KG ZA 10-39
[eiseres, de vrouw],
wonende te Middelburg,
eiseres,
advocaat: mr. E. Sijnesael,
[gedaagde, de man],
wonende te Vlissingen,
gedaagde,
advocaat: mr. S.J. Nijssen.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.
De procedure.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding;
de mondelinge behandeling op 30 maart 2010.
De feiten.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] te [plaats] gehuwd. Bij beschikking van [datum] van deze rechtbank is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Partijen hebben de navolgende minderjarige kinderen:
[betrokkene 1], geboren te [geboorteplaats 1], op [geboortedatum 1];
[betrokkene 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2].
Partijen zijn beiden met het gezag over de minderjarige kinderen belast.
In de echtscheidingsbeschikking van [datum] is bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben en is tussen de man en de kinderen een omgangsregeling vastgesteld.
De man heeft in augustus 2009 de kinderen ontvoerd naar Algerije. De vrouw heeft de benodigde procedures ter realisatie van de teruggeleiding van de kinderen gestart en dit heeft er toe heeft geleid dat de kinderen na zes maanden naar Nederland zijn teruggekomen.
Nog voordat de kinderen teruggeleid zijn naar Nederland is de man in Nederland aangehouden. De man heeft tot voor kort in voorlopige hechtenis gezeten. Ingevolge de beslissing van het gerechthof te Den Haag is de man uit zijn voorlopige hechtenis geschorst, zulks onder oplegging van bijzondere voorwaarden.
De inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen de man heeft op [datum] plaatsgevonden. De zaak is aangehouden.
De vrouw heeft bij deze rechtbank een verzoek tot wijziging gezag en een verzoek tot ontzeggen van de omgangsregeling ingediend. Beide procedures lopen nog.
Het geschil en de beoordeling daarvan.
De vrouw vordert -na wijziging van eis- dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. de man zal verbieden om na betekening van dit vonnis gedurende een periode van 6 maanden:
a. zich te begeven en zich te bevinden binnen een straal van 1 km van de [adres 1], alsmede binnen een straal van 1 km van de [adres 2];
b. op enigerlei wijze -door persoonlijk fysiek contact, dan wel per brief, telefoon, fax of een ander middel van communicatie- de vrouw of de minderjarige kinderen van partijen actief te benaderen;
II. zal bepalen dat de man bij iedere overtreding van de verboden onder I:
primair: voor de duur van 3 x 24 uur in gijzeling kan worden genomen;
subsidiair: een dwangsom van € 500,00 verbeurt;
III. de man zal veroordelen in de kosten van dit geding, alsmede de kosten verbonden aan het in gijzeling nemen en houden.
Aan haar vordering heeft de vrouw ten grondslag gelegd dat zij vreest dat de man de ontvoering van de kinderen zal herhalen. De vrees van de vrouw wordt vergroot doordat de man niet inziet dat de ontvoering van de kinderen de belangen van de kinderen heeft geschaad. Het verblijf van zes maanden in Algerije is voor de kinderen, zo blijkt uit een recent screeningsrapport van Emergis, een traumatische ervaring geweest. De vrouw is van mening dat de bijzondere voorwaarden die het gerechtshof te Den Haag heeft verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis van de man onvoldoende zekerheid bieden dat de man de kinderen niet opnieuw zal ontvoeren. Onduidelijk is bijvoorbeeld hoe lang deze voorwaarden nog van kracht zullen zijn.
De man heeft verweer gevoerd. Volgens de man wordt de vordering van de vrouw enkel en alleen ingegeven door de vrees voor een herhaling van een ontvoering. Afgezien van het feit dat de man dit niet van zin is, bieden de bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd bij de schorsing van de voorlopige hechtenis volgens hem al voldoende waarborg dat hij niet in herhaling zal vallen. Deze voorwaarden komen er kort gezegd op neer dat de man zich niet schuldig mag maken aan enig strafbaar feit en dat hij zijn paspoorten heeft moeten inleveren. Verder leidt toewijzing van het gevorderde contactverbod ertoe dat de man het contact met zijn kinderen wordt onthouden, terwijl er op grond van de beschikking van [datum] nog steeds omgang tussen de man en de kinderen dient plaats te vinden. Om vorenstaande redenen dient de vordering van de vrouw te worden afgewezen.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Het primaire betoog van de man komt er op neer dat de bijzondere voorwaarden die door het gerechtshof Den Haag aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn verbonden voldoende waarborg bieden dat de man de ontvoering van de kinderen niet zal herhalen. Dit verweer treft naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen doel. De bijzondere voorwaarden die de man zijn opgelegd zien er op dat de man geen strafbare feiten zal plegen. Dit is niet een verbod als thans door de vrouw gevorderd, zodat reeds hierom dit verweer moet worden verworpen. Verder is, zoals de vrouw terecht aanvoert, onduidelijk hoe de uitspraak in de strafzaak tegen de man zal luiden en is ook onzeker hoe lang de bijzondere voorwaarden verbonden aan de schorsing nog van kracht zullen zijn.
Vast staat dat de man de kinderen in augustus 2009 heeft ontvoerd en gedurende een periode van 6 maanden in Algerije heeft vastgehouden, terwijl verder voorshands voldoende aannemelijk is dat de teruggeleiding van de kinderen naar Nederland niet zonder slag of stoot heeft plaatsgevonden. Voorts heeft de man tijdens de mondelinge behandeling geen inzicht getoond in de wijze waarop hij de belangen van de kinderen heeft geschaad. Integendeel, volgens de man zijn de kinderen in de periode dat zij in Algerije verbleven heel gelukkig geweest. Hieruit blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de man de ongeoorloofdheid van zijn handelen onvoldoende inziet en de vrees van de vrouw voor herhaling zeker niet van iedere grond is ontbloot. De enkele toezegging van de man dat hij niet van zin is de kinderen te ontvoeren, oordeelt de voorzieningenrechter in het licht van het vorenstaande van onvoldoende gewicht.
De man heeft verder nog betoogd dat toewijzing van het contactverbod in de weg staat aan de omgang met zijn kinderen. Ook dit verweer treft geen doel. Vast staat dat er als gevolg van de detentie van de man al lange tijd geen omgang tussen de man en kinderen heeft plaatsgevonden en in de gegeven omstandigheden is ook niet aannemelijk dat de omgangsregeling tussen de man en de kinderen op korte termijn onverkort zal worden hervat.
Hoewel een straat- en contactverbod inbreuk maken op het grondrecht van bewegingsvrijheid, acht de voorzieningenrechter, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dergelijke verboden in dit geval noodzakelijk ter bescherming van de rechten en vrijheden van de vrouw en de kinderen.
De door de vrouw onder I. a. en b. gevorderde verboden zijn zodanig geformuleerd, dat een verdere beperking in omvang en tijd niet noodzakelijk wordt geoordeeld. Evenwel zal, voor het geval de locatie van deze rechtbank binnen de straal van 1 kilometer vanaf de woning van de vrouw of de school van de kinderen valt, een uitzondering worden gemaakt voor de verplichte bezoeken van de man aan deze rechtbank.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om bij overtreding van het contact- en straatverbod het dwangmiddel van gijzeling toe te passen. Uit de ontvoering blijkt dat de man zich weinig gelegen laat liggen aan een rechterlijke uitspraak en verder heeft hij weinig inzicht getoond met betrekking tot de ongeoorloofdheid van zijn handelen. Onder die omstandigheden is aannemelijk dat dwangsommen een geringe preventieve werking zullen hebben. De voorzieningenrechter acht een termijn van 24 uur lijfsdwang voor iedere overtreding van de verboden gedragingen passend.
Gelet op de omstandigheid dat partijen ex-echtgenoten zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing.
De voorzieningenrechter:
verbiedt de man om gedurende zes maanden en vanaf betekening van dit vonnis:
a. zich te begeven en zich te bevinden binnen een straal van 1 km van de [adres 1], alsmede binnen een straal van 1 km van de [adres 2], zulks met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 3.8. is overwogen;
b. op enigerlei wijze -door persoonlijk fysiek contact, dan wel per brief, telefoon, fax of een ander middel van communicatie- de vrouw of de minderjarige kinderen van partijen actief te benaderen,
staat voor iedere keer dat de man in strijd handelt met het onder 4.1. onder a. en b. bepaalde tenuitvoerlegging bij lijfsdwang toe,
bepaalt de termijn gedurende welke de lijfsdwang kan worden tenuitvoergelegd op 24 uur,
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2010.