ECLI:NL:RBMID:2010:BN3569

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
13 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/700067-09
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Nomes
  • A. Vos
  • J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift inzake onthouding processtukken in strafzaak tegen verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Middelburg op 13 juli 2010 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de verdediging van de verdachte, die was aangehouden op verdenking van moord dan wel doodslag op haar echtgenoot. De raadsman van de verdachte had de officier van justitie verzocht om de nadere onderzoeksvragen die aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) waren gesteld, evenals andere nieuwe processtukken, aan de verdediging ter beschikking te stellen. De officier van justitie weigerde dit en onthield de kennisneming van bepaalde stukken in het belang van het onderzoek.

De rechtbank heeft in haar overwegingen het begrip 'processtukken' besproken, waarbij zij zich baseerde op jurisprudentie van de Hoge Raad. De rechtbank oordeelde dat onthouding van processtukken is toegestaan wanneer het belang van het onderzoek dit vordert, en dat de officier van justitie voldoende aannemelijk moet maken dat er een reële vrees bestaat dat de verdachte de waarheidsvinding zou kunnen belemmeren door kennis te nemen van de inhoud van de stukken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie in dit geval voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de onthouding van de nadere vraagstelling aan het NFI en de onderzoeksresultaten.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de zaak, de complexiteit van het onderzoek en het feit dat de verdachte niet in voorlopige hechtenis zit. De beslissing van de rechtbank was dat het bezwaarschrift ongegrond werd verklaard, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van het onderzoek zwaarder wegen dan het belang van de verdachte om zich voor te bereiden op haar verdediging. De rechtbank heeft de beslissing ter openbare terechtzitting uitgesproken, waarbij de griffier niet in staat was de beslissing te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
Parketnummer: 12/700067-09
RK-nummer: 10/271
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 32 van het wetboek van strafvordering
Beslissing onthouding processtukken in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte]
geboren op [geboortegegevens]
wonende te [woongegevens].
1. De procedure
Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- het bezwaarschrift van 2 juli 2010 met bijlagen, dat is ingediend door mr. Vermeirssen, en dezelfde dag is binnengekomen ter griffie van deze rechtbank;
- de overige stukken.
Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift in raadkamer van 6 juli 2010 zijn de raadsman van verdachte, mr. Vermeirssen, advocaat te Goes, en de officier van justitie
mr. Valente gehoord.
2. De feiten
Verdachte is op 9 maart 2009 aangehouden op verdenking van moord dan wel doodslag van haar echtgenoot. Zij is op 9 maart 2009 in verzekering gesteld en op 13 maart 2009 is een bevel tot bewaring verleend voor de tijd van veertien dagen. De voorlopige hechtenis is op 13 maart 2009 onder voorwaarden geschorst.
De raadsman van verdachte heeft bij brieven van 25 januari 2010 en 2 maart 2010 de officier van justitie verzocht om aan de verdediging de nadere onderzoeksvragen die door de officier van justitie aan het Nederlands Forensisch Instituut zijn gesteld naar aanleiding van eerdere onderzoeksresultaten schriftelijk ter kennis te stellen. Voorts heeft de raadsman de officier van justitie verzocht om nieuwe stukken zonder vertraging in kopie aan hem toe te zenden.
De officier van justitie heeft bij brief van 29 juni 2010 aan de raadsman meegedeeld dat zij, in het belang van het onderzoek, aan de verdachte voorlopig de kennisneming van bepaalde stukken onthoudt.
Naar aanleiding hiervan heeft de raadsman op 2 juli 2010 een bezwaarschrift ex artikel 32 van het Wetboek van Strafvordering ingediend.
3. Het standpunt van de verdediging
In raadkamer heeft de raadsman van verdachte, onder verwijzing naar het bezwaarschrift, gesteld dat het onthouden van de stukken alleen gerechtvaardigd is, indien ernstig te vrezen valt dat de verdachte, door kennis te nemen van de inhoud van deze processtukken, de waarheidsvinding ernstig zou kunnen belemmeren. Het is moeilijk voorstelbaar dat op dit moment het onderzoeksbelang, de waarheidsvinding, zwaarder weegt dan het belang van de verdachte om haar verdediging voor te bereiden. De zaak loopt immers al 1,5 jaar en verdachte en getuigen zijn uitgebreid verhoord. Een ieder die enigszins betrokken kan zijn bij deze zaak is op de hoogte. Het is juist in het belang van de waarheidsvinding dat de nadere onderzoeksvragen aan het Nederlands Forensisch Instituut en het resultaat ervan voor de verdediging bekend worden, zodat er om een tegenonderzoek kan worden verzocht en er controle kan plaatsvinden. Onder verwijzing naar een uitspraak van 31 juli 2009 van de Rechtbank Utrecht (LJN: BJ4375) is aangevoerd dat, in verband met het lange tijdsverloop, de enkele stelling dat het onderzoeksbelang prevaleert onvoldoende is om het onthouden van stukken te kunnen rechtvaardigen.
De raadsman heeft verzocht te bevelen dat de officier van justitie de stukken waarvan thans de kennisneming aan de verdachte is onthouden, waaronder in elk geval de nadere onderzoeksvragen aan het Nederlands Forensisch Instituut en de resultaten daarvan, aan hem verstrekt.
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in raadkamer verklaard dat het openbaar ministerie inmiddels over de nadere onderzoeksresultaten van het Nederlands Forensisch Instituut beschikt. Deze resultaten zullen op korte termijn in een expertmeeting worden besproken. De verwachting is dat dit kan leiden tot het horen van nog niet eerder gehoorde getuigen. Volgens de officier van justitie valt ernstig te vrezen dat verdachte, door kennis te nemen van de nadere onderzoeksvragen aan het Nederlands Forensisch Instituut en de hierop verkregen resultaten, de waarheidsvinding ernstig zou kunnen belemmeren. Uit de verkregen resultaten is voor de verdachte mogelijk af te leiden om welke getuigen het gaat en deze getuigen zullen dan door haar kunnen worden benaderd. Het onderzoeksbelang bij het onthouden van de stukken weegt dan ook zwaarder dan het belang van de verdachte bij de kennisneming van de stukken. Nu het onderzoek naar aanleiding van de nadere vraagstelling nog niet is afgerond, zijn de stukken nog niet in het dossier gevoegd. Naar verwachting zal het onderzoek in september 2010 zijn afgerond en de gevraagde stukken zullen dan aan de verdediging worden verstrekt.
5. Het oordeel van de rechtbank
Het bezwaarschrift is tijdig ingediend en voldoet aan de daaraan te stellen formele vereisten.
Het begrip processtukken is in de wet niet nader gedefinieerd. Volgens de Hoge Raad (arrest van 7 mei 1996, LJN: AB9820) vallen in ieder geval onder processtukken de stukken behelzende de resultaten van het opsporingsonderzoek, waaronder in ieder geval vallen de stukken die redelijkerwijze van belang kunnen zijn hetzij in voor de verdachte belastende hetzij in voor hem ontlastende zin. Alle stukken die onder dit criterium vallen, dienen in het dossier te worden opgenomen. Het betreft de stukken die van belang kunnen zijn voor het bewijs en die als bewijsmiddel kunnen dienen, dan wel stukken die van belang zijn voor enige andere door de rechter te nemen beslissing.
Onthouding van processtukken is toegestaan, wanneer het belang van het onderzoek dit vordert. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank slechts sprake wanneer ernstig te vrezen valt dat de verdachte, door kennis te nemen van de inhoud van de processtukken, de waarheidsvinding ernstig zou kunnen belemmeren. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie in voldoende mate aannemelijk moet maken dat een dergelijke vrees bestaat. De rechtbank dient een afweging te maken tussen het belang van het onderzoek en het belang dat de verdediging heeft bij de kennisname van de processtukken. De rechtbank is van oordeel dat naarmate de complexiteit van het onderzoek en/of de ernst van de feiten geringer is en naar gelang het stadium waarin het opsporingsonderzoek zich bevindt verder is gevorderd en de te verwachten duur van de onthouding langer is, hogere eisen kunnen worden gesteld aan de onderbouwing die de officier van justitie geeft van de vrees voor ernstige belemmering van de waarheidsvinding.
De rechtbank stelt op basis van de ter zitting gegeven toelichting van de officier van justitie vast dat aan verdachte de nadere vraagstelling van de officier van justitie aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en de op die vraagstelling verkregen onderzoeksresultaten van het NFI worden onthouden. Van overige stukken die worden onthouden is niet gebleken. Dit zijn naar het oordeel van de rechtbank processtukken in de hiervoor genoemde zin, namelijk stukken die redelijkerwijze van belang kunnen zijn hetzij in voor de verdachte belastende hetzij in voor haar ontlastende zin. Genoemde stukken dienen in beginsel in het dossier te worden opgenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie, gelet op de tijdens de raadkamer gegeven toelichting, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het onderzoeksbelang vordert dat genoemde stukken aan de verdachte worden onthouden. De nadere onderzoeksresultaten van het NFI vragen kennelijk om een beoordeling tijdens een expertmeeting en de verwachting van de officier van justitie is dat op basis van die beoordeling zal worden besloten tot het horen van nog niet eerder gehoorde getuigen. De rechtbank heeft geen aanleiding dit in twijfel te trekken. De stellingen van de verdediging bieden daarvoor evenmin aanknopingspunten. Daarvan uitgaande is voldoende aannemelijk dat de stukken die worden onthouden voor de verdachte gegevens kunnen bevatten die aanleiding kunnen geven tot belemmering van de waarheidsvinding. De mogelijkheid bestaat dat verdachte na kennisneming van de onthouden processtukken de te horen getuigen zal (laten) benaderen.
Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende aannemelijk dat ernstig te vrezen valt dat de verdachte de waarheidsvinding ernstig zou kunnen belemmeren als zij kennis neemt van de onthouden processtukken.
De rechtbank heeft bij haar beslissing gewicht toegekend aan het feit dat het gaat om een onderzoek naar een zeer ernstig feit, de verdachte zich niet in voorlopige hechtenis bevindt en het, gelet op de beschikbare stukken en de duur van het onderzoek, een complex onderzoek betreft. Voorts is van betekenis dat de officier van justitie in raadkamer heeft meegedeeld dat de stukken waarom is verzocht naar verwachting in september 2010 aan de verdediging zullen worden verstrekt.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. Nomes, voorzitter, mr. Vos en mr. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Verdonk, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 juli 2010.
De griffier is niet in staat de beslissing te ondertekenen.