parketnummer: 12/707034-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 juli 2010
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen verdachte
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Kalle, advocaat te Middelburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting met gesloten deuren van 7 juli 2010, waarbij de officier van justitie mr. Overmeer en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals op vordering van de officier van justitie gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging luidt als volgt:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 1 januari 2009
2009 te Middelburg door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer sub 1] (geboren
[geboortedatum slachtoffer sub 1]) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer sub 1], hebbende verdachte één of meer vinger(s) in de vagina
van die [slachtoffer sub 1] gebracht en/of meermalen, althans eenmaal, heen en weer heeft
bewogen (vingeren) en/of meermalen, althans eenmaal, de penis van verdachte
door die [slachtoffer sub 1] laten beetpakken en/of laten aftrekken en bestaande dat
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of
die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte de armen/handen van die
[slachtoffer sub 1] bekneld/klem had gezet tussen zijn nek/hoofd en een muur (ten tijde
van het vingeren) en/of het beetpakken en brengen/geleiden van een hand van
die [slachtoffer sub 1] naar de penis van verdachte en/of het (hierbij) die [slachtoffer sub 1] de
woorden toe te voegen 'Hou mijn lul maar vast, geef er maar rukjes aan',
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (mede) door verdachtes
fysieke overwicht (aldus) voor die [slachtoffer sub 1] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 1 januari 2009
te Middelburg, met [slachtoffer sub 1], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet
die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer sub 1], hebbende verdachte één
of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer sub 1]
geduwd/gebracht en/of en/of meermalen, althans eenmaal, heen en weer heeft
bewogen (vingeren) en/of meermalen, althans eenmaal, de penis van verdachte
door die [slachtoffer sub 1] laten beetpakken en/of laten aftrekken;
art 245 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet
mocht kunnen volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 1 januari 2009
te Middelburg een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of
misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door
misleiding, te weten door verdachtes fysieke en psychische
overmacht/overwicht, een persoon, [slachtoffer sub 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer sub 1] waarvan
verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van
achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige
handelingen, te weten het brengen van één of meer vinger(s) in de vagina van
die [slachtoffer sub 1] en/of het meermalen, althans eenmaal, heen en weer bewegen van die
vinger(s)(vingeren) en/of het meermalen, althans eenmaal, laten beetpakken
en/of laten aftrekken van de penis van verdachte, te plegen of zodanige
handelingen van verdachte te dulden;
art 248a Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 30
maart 2008 tot en met 30 mei 2008 te Middelburg en/of Vlissingen en/of elders
in Nederland, met [slachtoffer sub 2], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet
die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer sub 2],
hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer sub 2] geduwd/gebracht;
art 245 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 2 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 30 maart 2008 tot en met 30 mei 2008 te
Middelburg en/of Vlissingen en/of elders in Nederland, een of meermalen door
giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door
verdachtes fysieke en psychische overmacht/overwicht en/of door het
veelvuldig, althans meermalen, benadrukken/vragen/meedelen dat verdachte seks
wilde hebben en/of door het veelvuldig, althans meermalen, mee te delen dat na
te noemen persoon preuts en/of een mietje en/of een watje was, een persoon,
[slachtoffer sub 2], geboren op [geboortedatum slachtoffer sub 2] waarvan verdachte wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog
niet had bereikt, opzettelijk meermalen, althans eenmaal, heeft bewogen
ontuchtige handelingen, te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de
vagina van die [slachtoffer sub 2], te plegen of zodanige handelingen van verdachte te
dulden;
art 248a Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 maart 2008
tot en met 10 april 2008 te Middelburg en/of Vlissingen en/of elders in
Nederland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer sub 2] heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het bij de vagina pakken en/of het over de vagina
wrijven van die [slachtoffer sub 2] en/of het laten beetpakken en/of laten aftrekken van
de penis van verdachte door die [slachtoffer sub 2] en bestaande dat geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit het vastpakken van een hand van die [slachtoffer sub 2] en deze
geleiden/brengen naar de penis van verdachte en/of door de onverhoedsheid
waarmee dit gebeurde en/of door verdachtes fysieke en/of psychische overwicht
op die [slachtoffer sub 2];
art 246 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer sub 1], zoals onder 1 subsidiair aan hem is ten laste gelegd. Zij baseert zich daarbij op de (snelle) aangifte van 24 maart 2009 van [slachtoffer sub 1], de verklaringen van getuigen aan wie [slachtoffer sub 1] haar verhaal heeft gedaan en de MSN-berichten tussen verdachte en [slachtoffer sub 1]. Zij vordert vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde, omdat zij van mening is dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer sub 1] heeft gedwongen. Ook ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten vordert de officier van justitie vrijspraak. Zij heeft daarbij opgemerkt dat er wel wettig bewijs is, maar dat zij niet de overtuiging heeft dat de verdachte die feiten heeft begaan. Bij de officier van justitie bestaat twijfel of de seksuele handelingen van verdachte tegen de wil van [slachtoffer sub 2] hebben plaatsgevonden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten en verzoekt verdachte vrij te spreken. Zij wijst daarbij ten aanzien van feit 1 op het feit dat verdachte ontkent dat hij het slachtoffer heeft gevingerd. Naar de mening van de verdediging is er onvoldoende steunbewijs om tot een bewezenverklaring te komen en dit geldt ook ten aanzien van het aftrekken. Met betrekking tot feit 2 wijst de verdediging er op dat er seksuele gemeenschap heeft plaatsgevonden tussen aangeefster en verdachte, maar dat dit is gebeurd met wederzijds goedvinden. De verdediging heeft daarbij ook gewezen op een uitspraak van de Hoge Raad waarin is bepaald dat het ontuchtige karakter kan ontbreken bij vrijwillig contact als er sprake is van een gering leeftijdsverschil binnen een relatie. Over de excuses in de MSN-berichten stelt de verdediging dat dat excuses zijn vanwege de spijt van de meisjes achteraf en niet vanwege het gebeurde zelf. Verder merkt de verdediging op dat MSN een heel snel medium is en dat dat in het nadeel werkt van verdachte, omdat hij dyslectisch is. Met betrekking tot feit 2 en 3 wijst de verdediging erop dat de moeder van de verdachte met verdachte en [slachtoffer sub 2] heeft gesproken over geslachtsverkeer, zodat dwang niet aannemelijk is. Verder is [slachtoffer sub 2] niet gekleineerd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor de primair ten laste gelegde verkrachting. Zij overweegt daartoe het volgende. Op grond van de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat de opzet van verdachte er op was gericht om het slachtoffer door middel van dwang, geweld of andere feitelijkheden te dwingen tot het tegen haar zin ondergaan van seksuele handelingen. [slachtoffer sub 1] heeft op 24 maart 2009 aangifte tegen verdachte gedaan wegens verkrachting. Zij heeft verklaard dat zij eind november 2008 op een avond buiten met verdachte heeft gezoend en dat hij haar vervolgens een steegje heeft ingetrokken alwaar hij haar heeft gevingerd en zij hem heeft moeten aftrekken. Verdachte stond tegen een muur en zij had haar handen om zijn nek. Volgens aangeefster kon zij niet weg, omdat haar handen klem zaten tussen de nek van verdachte en de muur. Tegenover deze verklaring van aangeefster staat de verklaring van verdachte dat hij inderdaad met aangeefster heeft gezoend maar dat het daarbij is gebleven, omdat zij niet verder wilde gaan. De aangifte wordt naar het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de dwang niet, althans niet voldoende, ondersteund door een ander bewijsmiddel, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Naast de aangifte van [slachtoffer sub 1] bevindt zich in het dossier een verklaring van [betrokkene sub 1], de huidige vriend van aangeefster, aan wie zij heeft verteld dat verdachte haar tegen haar wil heeft gevingerd en haar gedwongen heeft hem af te trekken. Ook aan [betrokkene sub 2], een vriendin, heeft aangeefster verteld dat verdachte dingen heeft gedaan met haar die zij niet wilde, maar hierbij is aangeefster, zo blijkt uit de verklaring van [betrokkene sub 2], niet in detail getreden. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de getuigen [betrokkene sub 1] en [betrokkene sub 2] gebaseerd zijn op informatie die [slachtoffer sub 1] aan de getuigen heeft verstrekt. De getuigen hebben de informatie over het feit waarvan verdachte wordt verdacht dan ook slechts 'van horen zeggen'. Dit betekent dat de enige bron van informatie over het feit [slachtoffer sub 1] is. Hoewel de verklaringen van [betrokkene sub 1] en [betrokkene sub 2] op zichzelf bezien als ondersteunend bewijs kunnen dienen, zal de rechtbank deze verklaringen niet voor het bewijs gebruiken. Naar het oordeel van de rechtbank bieden deze verklaringen onvoldoende aanknopingspunten om er zelfstandige bewijskracht aan te ontlenen. In dit verband is ook van betekenis dat de verklaring van [betrokkene sub 1] op 10 juni 2009 en de verklaring van [betrokkene sub 2] op 28 juli 2009, dat wil zeggen: in ieder geval een half jaar nadat het feit zou hebben plaatsgevonden, is afgelegd. Ook in verband met dit tijdsverloop moet terughoudend met de verklaringen van [betrokkene sub 1] en [betrokkene sub 2] worden omgegaan.
In het dossier bevinden zich MSN-berichten tussen verdachte en [slachtoffer sub 1]. Deze zijn voor de officier van justitie van doorslaggevende betekenis geweest om tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit te komen. De rechtbank is van oordeel dat deze berichten niet zonder meer de overtuiging bieden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de gestelde ontuchtige handelingen. De berichten zijn vaag en weinig expliciet. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [slachtoffer sub 1] via MSN heeft geprobeerd verdachte een bekentenis te ontlokken en dat verdachte zich daardoor onder druk gezet heeft gevoeld ook omdat hij had vernomen dat [slachtoffer sub 2] aangifte tegen hem wilde doen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij via MSN zijn excuses heeft aangeboden aan [slachtoffer sub 1], omdat hij het vervelend vond dat [slachtoffer sub 1] achteraf gezien het zoenen niet fijn vond. Dit kan, gelet op de inhoud van de MSN-berichten, niet worden uitgesloten.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster pas geruime tijd na het gestelde feit aangifte heeft gedaan. Het feit zou eind november 2008 zijn gepleegd. Vervolgens heeft aangeefster eerst haar verhaal aan [betrokkene sub 1] en [betrokkene sub 2] gedaan. [betrokkene sub 1] heeft het daarna aan een teamleider op school verteld. Deze heeft gezegd dat [slachtoffer sub 1] aangifte moest doen. Ook heeft aangeefster nog contact gehad met [slachtoffer sub 2], die ook zegt misbruikt te zijn door verdachte. Aangeefster is pas op 16 maart 2009, dus ruim vier maanden nadat verdachte tegen haar wil seksuele handelingen met haar zou hebben gepleegd, naar de politie gegaan voor een informatief gesprek met een zedenrechercheur. Vervolgens is op
24 maart 2009 aangifte gedaan.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer sub 1]. Hij dient dan ook van het onder 1 subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Feit 2
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting staat vast dat verdachte en [slachtoffer sub 2] gedurende een paar maanden, te weten van ongeveer februari tot eind mei 2008, een relatie hebben gehad. In die periode hebben zij in de woning van verdachte een aantal malen seksuele gemeenschap gehad. De vraag is echter of hetgeen is gebeurd de instemming had van [slachtoffer sub 2]. [slachtoffer sub 2] heeft op 16 maart 2009 een informatief gesprek gehad met een zedenrechercheur. Zij heeft pas op 14 mei 2009 aangifte gedaan van het feit dat zij in de periode dat zij met verdachte verkering had door hem is gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. [slachtoffer sub 2] heeft verklaard dat zij de seksuele handelingen die verdachte bij haar heeft verricht niet wilde, maar dat zij zich daartoe door hem gedwongen voelde, omdat hij telkens op haar inpraatte en haar onder andere een mietje en preuts noemde. Daartegenover staat de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij inderdaad seksuele gemeenschap heeft gehad met [slachtoffer sub 2], maar dat dit is gebeurd met haar instemming. Zij heeft hem zelfs gezegd dat zij het fijn vond. Hij noemde haar wel eens mietje, maar dat was dan bedoeld als koosnaampje.
Verdachte heeft verder ter terechtzitting verklaard dat zijn moeder er op enig moment achter kwam dat hij en [slachtoffer sub 2] seksuele gemeenschap met elkaar wilde hebben. Hoewel zij hen beiden nog te jong vond, heeft zij met verdachte en [slachtoffer sub 2] hierover gesproken en een en ander uitgelegd. Blijkens de rapportage van de psycholoog M. de Bree d.d. 20 mei 2010 heeft de moeder van verdachte tegen de psycholoog op dit punt een overeenkomstig verhaal verteld. De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer sub 2] op dit moment had kunnen aangeven dat zij er nog niet aan toe was, hetgeen zij kennelijk niet heeft gedaan. Uit haar verklaring blijkt voorts dat zij, ondanks dat verdachte telkens tegen haar wil seksuele handelingen bij haar verrichte, wel iedere keer weer naar hem toe ging.
Daarnaast betrekt de rechtbank bij haar overwegingen ook de verklaring van [betrokkene sub 3], die werkzaam is als teamleider op de school van [slachtoffer sub 2]. Hij zegt dat hij van het zorgteam van de school heeft vernomen dat [slachtoffer sub 2] bekend is met diverse problematiek en betrouwbaarheid. [betrokkene sub 4] heeft verklaard dat verdachte, nadat [slachtoffer sub 2] hem had beschuldigd van ontuchtige handelingen, aan hem een sms-bericht van [slachtoffer sub 2] heeft laten zien waarin zij schrijft dat zij de relatie zo fijn had gevonden. [betrokkene sub 5] met wie [slachtoffer sub 2] destijds goed bevriend was, heeft verder verklaard dat zij niet de indruk had dat [slachtoffer sub 2] bang was voor verdachte toen zij een relatie hadden.
Gelet op vorenstaande beoordeelt de rechtbank het als aannemelijk dat de seksuele handelingen tussen [slachtoffer sub 2] en verdachte hebben plaatsgevonden met instemming van [slachtoffer sub 2], hetgeen overigens niet uitsluit dat deze handelingen ontuchtig zijn geweest.
Vervolgens staat in de onderhavige zaak de vraag centraal of de handelingen die hebben plaatsgevonden een ontuchtig karakter hebben. Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar. De Hoge Raad heeft in haar arrest van 24 juni 1997 bepaald dat onder omstandigheden aan seksuele handelingen met een minderjarige tussen de twaalf en zestien jaar het ontuchtige karakter kan ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en er sprake is van een relatie.
In deze zaak dient naar het oordeel van de rechtbank de vraag te worden beantwoord of er omstandigheden waren, waardoor het ontuchtige karakter aan de door verdachte gepleegde handelingen is komen te vervallen. Verdachte was ten tijde van het plegen van de handelingen vijftien en een half jaar oud, terwijl aangeefster veertien jaar oud was. Zij hadden een affectieve relatie. De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak sprake is van een rechtens relevant gering leeftijdsverschil alsmede van een relatie en van vrijwilligheid, waardoor het ontuchtige karakter aan de tussen verdachte en aangeefster gepleegde seksuele handelingen ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op het voorgaande, geen sprake is van ontuchtige handelingen zoals de wetgever met de strafbaarstelling van de gedragingen in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht voor ogen heeft gestaan.
Nu het ontuchtige karakter van de seksuele handelingen ontbreekt kunnen ook de onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen worden.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal hem dan ook van deze feiten vrijspreken.
5 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer sub 1] vordert een schadevergoeding van € 1.250,00 ter zake van immateriële schade voor feit 1.
De benadeelde partij [slachtoffer sub 2] vordert een schadevergoeding van € 1.000,00 ter zake van immateriële schade voor de feiten 2 en 3.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de benadeelde partij [slachtoffer sub 1] bij wijze van voorschot een bedrag van € 300,00 zal worden toegewezen met daaraan gekoppeld de schadevergoedingsmaatregel en dat de benadeelde partij [slachtoffer sub 2] niet ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering, gelet op de gevorderde vrijspraak.
De verdediging heeft zich aangesloten bij hetgeen de officier van justitie heeft opgemerkt.
Verdachte is vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer sub 1] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer sub 2] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Nomes, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Vos en mr. Haesen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 juli 2010.