parketnummer: 12/715485-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 juli 2010
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen verdachte
[verdachte]
geboren op [geboortegegevens]
wonende te [adres]
raadsman mr. Smit, advocaat te Middelburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting met gesloten deuren van 7 juli 2010, waarbij de officier van justitie mr. Overmeer en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, te weten dat:
zij op of omstreeks 20 oktober 2009 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk brand heeft gesticht in een pand gelegen aan het
Haringvlietplein,
immers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) haar mededader(s) toen
aldaar (telkens) opzettelijk
- papier en/of karton in een bloempot aangestoken met een aansteker en/of dit
vuur enige tijd gevoed door hier papier en/of karton bij/op te
gooien/leggen, en/of
- papier en/of karton in een betonmolen/cementkuip aangestoken met een
aansteker en/of dit vuur enige tijd gevoed door hier papier en/of
karton en/of kertsversiering en/of een pallet bij/op te gooien/leggen, en/of
- (een) nog brandende sigarettenpeuk(en) op de grond gegooid alwaar tapijt
en/of (een aanzienlijke hoeveelheid) papier lag,
in elk geval (telkens) opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met papier
en/of karton en/of kerstversiering en/of een pallet, althans met (een)
brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die stof(fen) geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar
voor goederen, te weten voor voormeld pand en/of het/de naastgelegen pand(en)
en/of de in dat/die pand(en) aanwezig goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
zij op of omstreeks 20 oktober 2009 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam,
- papier en/of karton in een bloempot aangestoken met een aansteker en/of dit
vuur enige tijd gevoed door hier papier en/of karton bij/op te
gooien/leggen, en/of
- papier en/of karton in een betonmolen/cementkuip aangestoken met een
aansteker en/of dit vuur enige tijd gevoed door hier papier en/of
karton en/of kertsversiering en/of een pallet bij/op te gooien/leggen, en/of
- (een) nog brandende sigarettenpeuk(en) op de grond gegooid alwaar tapijt
en/of (een aanzienlijke hoeveelheid) papier lag,
(mede) ten gevolge waarvan het aan haar en/of haar mededaders schuld te wijten
is geweest, dat die stof(fen) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval, dat er brand is ontstaan, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen,
te weten voor voormeld pand en/of het/de naastgelegen pand(en) en/of de in
dat/die pand(en) aanwezig goederen, ontstond;
art 158 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
parketnr. 705001/10
zij op of omstreeks 3 mei 2009, in elk geval op een tijdstip in of omstreeks
de periode van 29 april 2009 tot en met 4 mei 2009, te Zierikzee, gemeente
Schouwen-Duiveland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de Kleine
Zelkeweg en in gebruik bij CZAV, althans bij een ander of anderen dan bij
verdachte en/of haar mededader(s);
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 138 lid 4 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, hoewel zij ontkent aanwezig te zijn geweest, zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het stichten van brand in een bloempot en een cementkuip in een loods aan het Haringvlietplein te Zierikzee (feit 1 primair). Zij baseert zich daarbij op de verklaringen van de medeverdachten, die hebben verklaard dat verdachte aanwezig is geweest en zelfs één van de aanstichters was. Zij acht deze verklaringen betrouwbaar, omdat deze medeverdachten niet alleen verdachte beschuldigen maar ook zichzelf belasten met hun verklaringen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat door papiertjes in een bloempot, die daarvoor niet geschikt is, in brand te steken, terwijl er gemeen gevaar voor goederen te duchten is, er sprake is van brandstichting. Dat er gevaar voor goederen is geweest blijkt uit het feit dat er een scherm dat rond de bloempot stond is vernield.
Ook acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen na het intrappen van de binnendeur wederrechtelijk is binnengedrongen in een gebouw van CZAV te Zierikzee. Zij baseert zich daarbij op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 ten laste gelegde, nu verdachte ten stelligste ontkent dat zij daar aanwezig is geweest op het moment dat er brand werd gesticht. Weliswaar bevinden zich in het dossier veel verklaringen van medeverdachten/getuigen waaruit zou kunnen blijken dat zij er wel is geweest, maar deze personen proberen haar de schuld in de schoenen te schuiven, omdat zij “import” in Zierikzee is. Zij wijst daarbij op het feit dat de rol van verdachte in de verklaringen die getuigen en medeverdachten bij de rechter-commissaris hebben afgelegd anders wordt geduid dan in de verklaringen die zij bij de politie hebben afgelegd. Daarnaast is de technische oorzaak van de brand niet komen vast te staan, waardoor er twijfel is. De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte de hoofdaanstichter is van de brand, maar daar is de verdediging niet van gebleken op basis van de verklaringen in het dossier.
Het onder 2 ten laste gelegde kan naar de mening van de verdediging wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op 20 oktober 2009 is er een uitslaande brand geweest in een leegstaand pand van Ambiance aan het Haringvlietplein te Zierikzee . Medeverdachte [medeverdachte 1] had een sleutel van de toegangsdeur van het pand en gebruikte het pand tijdelijk als verblijf- en slaapplaats. In het pand had hij een zithoek gemaakt waar hij met vrienden kon chillen . Een dag voor de brand heeft verdachte samen met [medeverdachte 1] in het pand papier, boeken en karton naar beneden gegooid . In de loods lagen verder hele stapels folders opgeslagen . Op 20 oktober 2009 heeft [medeverdachte 2] verdachte omstreeks 15.30 uur op school opgehaald en zijn zij naar het pand waar [medeverdachte 1] verbleef gegaan. Aldaar waren ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Over hetgeen toen is gebeurd hebben zij een verklaring afgelegd.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte papiertjes in een pot heeft aangestoken. Zij is daarmee gestopt na een waarschuwing van [medeverdachte 1] en is vervolgens verder gegaan met het verbranden van papiertjes in een cementkuip/cementmolen. In die molen verbrandde zij naast papieren ook karton en kerstversiering . Verdachte heeft ook nog een stuk karton op de molen gelegd. [medeverdachte 1] heeft als laatste nog een dichte pallet op de cementmolen gelegd - naar eigen zeggen - om het vuur te doven . Zij zijn op een gegeven moment naar buiten gegaan, omdat het hele pand vol stond met rook .
[Medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij samen met verdachte papiertjes in een bloempot heeft gelegd en deze heeft aangestoken. Door de hitte die daardoor is ontstaan is een veiligheidsglas gesprongen en is het vuur verspreid. [medeverdachte 1] heeft dit uitgetrapt . Verdachte heeft ook papiertjes in een cementkuip gegooid en aangestoken en [medeverdachte 1] of [medeverdachte 3] hebben daar een witte, doorzichtige stof ingegooid. Daarnaast hebben [medeverdachte 3] en verdachte karton op de cementmolen gelegd .
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat er papier in brand is gestoken in een pot. Er klapte een veiligheidsraampje in tweeën daar vlak boven. De vlammen waren ongeveer een meter hoog. Verdachte en [medeverdachte 2] gooide telkens weer papier in de pot. Het glas van een douchecabine is door de hitte kapot geklapt. Dit glas viel uit elkaar op de pot en daardoor is ook de pot kapotgegaan. Er kwam toen in één keer een hoge vlam uit de pot. Het papier dat in brand stond verspreidde zich toen over de vloer. Hij heeft het vuur samen met [medeverdachte 1] uitgetrapt. Vervolgens heeft verdachte in een cementton papier aangestoken met een aansteker. [medeverdachte 3] heeft in plastic gehulde boeken op het vuur gegooid om het zodoende - naar eigen zeggen - te doven. Verdachte heeft toen weer papier aangestoken en in de ton gegooid. Ook gooide zij er karton op dat ook in de brand vloog. [medeverdachte 1] heeft er tot slot een pallet opgegooid. [medeverdachte 3] heeft getracht het vuur te doven, maar is weggegaan op het moment dat het vuur nog niet uit was. Hij had wel het idee dat het hele pand in de fik kon gaan.
Verdachte ontkent dat zij op 20 oktober 2009 in het pand van Ambiance te Zierikzee is geweest. De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van de medeverdachten, voor zover zij verklaren dat verdachte er wel bij aanwezig was, onbetrouwbaar zijn. Zij proberen verdachte de schuld in de schoenen te schuiven. De rechtbank acht dit niet aannemelijk. Zij overweegt daartoe het volgende. [medeverdachte 2] heeft een dag na de brand verklaard dat verdachte ook papiertjes in brand heeft gestoken in de loods op 20 oktober 2009. [medeverdachte 2] en verdachte waren op dat moment nog vriendinnen. Daarnaast heeft [medeverdachte 2] niet alleen een belastende verklaring tegen verdachte afgelegd, maar ook zichzelf heeft zij in deze verklaring niet gespaard. Dit zelfde geldt voor de overige medeverdachten. Zij hebben een paar dagen na de brand bij de politie een verklaring afgelegd, waarbij zij niet alleen hebben verklaard over de rol van verdachte, maar ook over hun eigen rol bij de brandstichting. [medeverdachte 1], [ medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. Ook daar hebben zij allemaal verklaard dat verdachte op 20 oktober 2009 aanwezig was en ook vuurtjes heeft gemaakt. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de medeverdachten geloofwaardig zijn. Van feiten of omstandigheden op basis waarvan geoordeeld zou moeten worden dat geprobeerd wordt verdachte de schuld in de schoenen te schuiven of dat de verklaringen anderszins onjuist dan wel ongeloofwaardig zijn is niet gebleken.
Op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeschuldig is aan het op
20 oktober 2009 brand stichten in een bloempot en een cementmolen in een pand van Ambiance te Zierikzee. De rechtbank overweegt daartoe dat een bloempot of cementmolen niet bestemd en geschikt zijn om in brand te steken. Daarbij komt dat verdachte en haar medeverdachten dat op een plaats hebben gedaan die daarvoor absoluut niet geschikt is, te weten binnen in een oude loods waar op de grond veel papier en rommel lag.
De verdediging heeft aangevoerd dat niet uitgesloten kan worden dat de brand een andere technische oorzaak heeft gehad, nu niet is vastgesteld wat de oorzaak van de brand is geweest. De oorzaak van de brand doet naar het oordeel van de rechtbank niet ter zake. Door het verbranden van papiertjes en andere brandbare materialen in een bloempot en cementmolen is er gemeen gevaar voor de loods, aangrenzende panden en de zich daarin bevindende goederen te duchten geweest. De rechtbank verwijst in dat kader naar de hiervoor genoemde verklaringen waaruit blijkt dat er sprake was van hoge vlammen, dat er glas is geklapt en dat het vuur zich ook op de grond verspreidde en moest worden uitgetrapt. Voorts verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] d.d. 13 december 2009, waaruit volgt dat er andere panden in de omgeving waren.
Verdachte heeft nagenoeg alle in de ten laste gelegde feitelijke handelingen zelf uitgevoerd en bovendien heeft zij niets ondernomen om te voorkomen dat er brandjes werden gesticht. Zij heeft zich op geen enkel moment gedistantieerd van wat er gebeurde. Integendeel, volgens haar medeverdachten ging het initiatief bij het maken van de vuurtjes juist van verdachte uit. Zij heeft aldus het risico dat er schade aan de loods kon worden toegebracht welbewust op de koop toegenomen. Voorafgaand aan het in brand steken van brandbare materialen, hebben verdachte en haar medeverdachten in de loods tegels kapot gegooid. Daarbij is een sfeer van ontremming ontstaan. In deze sfeer zijn zij overgegaan tot hetgeen is ten laste gelegd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte welbewust heeft deelgenomen aan hetgeen in de loods is gebeurd en dat zij daaraan ook een wezenlijke bijdrage heeft geleverd, zodat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, wat verdachte tot medepleger maakt van brandstichting.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat er brandende sigarettenpeuken op de grond zijn gegooid, nu alleen [medeverdachte 2] hierover verklaart. Van dit deel van de tenlastelegging zal verdachte derhalve worden vrijgesproken. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, zoals hieronder vermeld.
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 3 mei 2009 wederrechtelijk is binnengedrongen in een bedrijf van CZAV. Zij overweegt daartoe het volgende. Op 4 mei 2009 heeft [een man] aangifte gedaan van inbraak in een bedrijf van CZAV aan de Kleine Zelkeweg te Zierikzee in de periode van 29 april 2009 tot 4 mei 2009 . Hij zag dat een houten toegangsdeur was geforceerd en dat er mensen waren binnengeweest. Binnen waren er verschillende brandblussers leeggespoten. Verdachte heeft bekend dat zij samen met [medeverdachte 2] en vier jongens in de toren tegenover Brogum is binnen geweest. Zij hebben daarvoor volgens verdachte niets hoeven kapot te maken. Ter terechtzitting heeft zij deze verklaring herhaald . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij samen met een aantal vrienden, waaronder verdachte, uit nieuwsgierigheid in de toren bij Brogum is binnen geweest. [betrokkene sub 1] heeft de deur ingetrapt. Later zijn zij weer naar de toren gegaan en hebben daar brandblussers leeggespoten. [medeverdachte 1] en [betrokkene sub 2] hebben verklaard dat [betrokkene sub 1] of [betrokkene sub 3] respectievelijk ene [betrokkene sub 1] de deur heeft opengetrapt en dat zij daarna binnen brandblussers hebben leeggespoten. Beiden verklaren dat verdachte aanwezig was toen de deur werd geforceerd. Op de mobiele telefoon van verdachte zijn twee filmpjes aangetroffen die op 3 mei 2009 zijn opgenomen. In deze filmpjes is te zien dat een aantal jongeren in de graansilo van CZAV aan de Kleine Zelkeweg te Zierikzee brandblussers leegspuiten . De verklaring van verdachte dat ze naar binnen kon gaan zonder iets kapot te maken acht de rechtbank gelet op voornoemde verklaringen van de medeverdachten ongeloofwaardig. Gelet op de wijze waarop verdachte en haar medeverdachten de graansilo zijn binnengegaan, te weten door het forceren van een deur, acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
zij op of omstreeks 20 oktober 2009 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk brand heeft gesticht in een pand gelegen aan het
Haringvlietplein,
immers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) haar mededader(s) toen
aldaar (telkens) opzettelijk
- papier en/of karton in een bloempot aangestoken met een aansteker en/of dit
vuur enige tijd gevoed door hier papier en/of karton bij/op te
gooien/leggen, en/of
- papier en/of karton in een betonmolen/cementkuip aangestoken met een
aansteker en/of dit vuur enige tijd gevoed door hier papier en/of
karton en/of kertsversiering en/of een pallet bij/op te gooien/leggen, en/of
- (een) nog brandende sigarettenpeuk(en) op de grond gegooid alwaar tapijt
en/of (een aanzienlijke hoeveelheid) papier lag,
in elk geval (telkens) opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met papier
en/of karton en/of kerstversiering en/of een pallet, althans met (een)
brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die stof(fen) geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar
voor goederen, te weten voor voormeld pand en/of het/de naastgelegen pand(en)
en/of de in dat/die pand(en) aanwezig goederen, te duchten was;
parketnr. 705001/10
zij op of omstreeks 3 mei 2009, in elk geval op een tijdstip in of omstreeks
de periode van 29 april 2009 tot en met 4 mei 2009, te Zierikzee, gemeente
Schouwen-Duiveland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de Kleine
Zelkeweg en in gebruik bij CZAV, althans bij een ander of anderen dan bij
verdachte en/of haar mededader(s);.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen:
- een leerstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie, in de vorm van Tools4U,
- een werkstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen vervangende jeugddetentie met aftrek van voorarrest, en
- een voorwaardelijk jeugddetentie voor de duur van twee maanden met een proeftijd van één jaar en de bijzondere voorwaarde van jeugdreclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte moet meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek. Tevens is gevorderd de maatregel van hulp en steun op te leggen.
De officier van justitie is tot deze eis gekomen op basis van het aandeel van verdachte en de volharding van verdachte in haar ontkenning. Daarnaast is zij van mening dat verdachte de initiatiefnemer is geweest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Ten aanzien van een op te leggen voorwaardelijke straf en de maatregel van hulp en steun voor het onder 2 ten laste gelegde refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank. Zij merkt daarbij nog wel op dat de door de officier van justitie gevorderde straf veel te hoog is naar haar mening.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het opleggen van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden en de ernst van de gepleegde feiten en met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van een verdachte.
Verdachte heeft samen met anderen papiertjes en ander brandbaar materiaal in brand gestoken in een bloempot en cementmolen die in een bedrijfspand stonden. Als gevolg daarvan heeft dit pand en de zich daarin bevindende goederen alsmede hebben andere panden in de nabijheid van het bedrijfspand, en goederen in die panden, gevaar gelopen.
Daarnaast is verdachte samen met anderen wederrechtelijk binnengedrongen in een graansilo. Verdachte heeft door haar handelen geen respect getoond voor het eigendomsrecht van de eigenaar.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld als ook met het over verdachte uitgebrachte rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 22 januari 2010. Daaruit blijkt dat de Raad zich zorgen maakt over het functioneren van verdachte. Er lijkt bij haar sprake te zijn van sociaal-emotionele problemen. Verdachte zoekt graag spanningen op en vertoont daarbij grensoverschrijdend gedrag. Ze is beïnvloedbaar en gevoelig voor groepsnormen. De Raad is van mening dat de kans op herhaling heel aannemelijk is. Zij adviseert aan verdachte op te leggen een leerstraf in de vorm van Tools4U plus, en eventueel een werkstraf. Daarnaast adviseert zij een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde toezicht door de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt dat zij moet meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek.
Bureau Jeugdzorg Zeeland heeft een rapport d.d. 10 juni 2010 betreffende verdachte opgemaakt. Daaruit blijkt dat verdachte zich aan de afspraken met de jeugdreclassering in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gehouden. Bureau Jeugdzorg schat de kans op herhaling als gemiddeld in. Zij hebben dezelfde straf geadviseerd als de Raad voor de Kinderbescherming.
Ter terechtzitting is namens Bureau Jeugdzorg meegedeeld dat verdachte het moeilijk heeft gehad op school, maar dat zij desondanks toch haar diploma heeft weten te behalen. Haar vriendengroep blijft een punt van aandacht. In het rapport is geadviseerd aan verdachte onder andere een leerstraf in de vorm van Tools4U plus op te leggen. Dit houdt in dat de moeder van verdachte ook twee bijeenkomsten moet bijwonen. Zij heeft echter aangegeven dat zij alleen bij het begin- en het eindgesprek aanwezig wil zijn. Indien de rechtbank veroordeelt tot deze leerstraf dient de gewone, individuele variant te worden opgelegd.
De rechtbank zal gelet op de feiten in combinatie met de jeugdige leeftijd van verdachte alsmede gelet op de straffen die ten aanzien van de medeverdachten zijn gevorderd en opgelegd, een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. Zij zal aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf opleggen om zo verplichte begeleiding door de jeugdreclassering mogelijk te maken. De rechtbank zal in dat kader niet als aanvullende voorwaarde het meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek opnemen, nu de Raad voor de Kinderbescherming zich bij brief van 17 juni 2010 heeft geconformeerd aan het advies van de jeugdreclassering die een dergelijke aanvullende voorwaarde niet heeft geadviseerd. Gelet op het hiervoor overwogene zal ook de leerstraf Tools4U van 20 uur aan verdachte worden opgelegd.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 primair: medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd;
Feit 2: medeplegen van het in een besloten lokaal, bij een ander in gebruik,
wederrechtelijk binnendringen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een leerstraf, te weten Tools4U voor de duur van 20 uren;
- beveelt dat indien verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 10 dagen;
- heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op, zulks met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door mr. Nomes, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Vos en mr. Haesen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 juli 2010.