parketnummer: 12/700171-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 augustus 2010
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen verdachte
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te[adres sub 3]
raadsman mr. Van Aken, advocaat te Zierikzee
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 juli 2010, waarbij de officier van justitie mr. Bethlehem en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, te weten dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2008
tot en met 25 september 2008 in de gemeente Terneuzen en/of (elders) in
Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf (te weten als
werknemer van "coffeeshop MIAMI"),
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, één of meer
(handels)hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj
(gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), zijnde hennep en/of hasjiesj
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op of omstreeks 26 september 2008 in de gemeente Terneuzen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 46 kilo en/of 720 joints (tabak met hennep)
en/of 564 gram tabak vermengd met hennep, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, en/of ongeveer 5955 gram, in elk geval van een
hoeveelheid van meer dan 30 gram hasjiesj, (gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd), namelijk:
- in een pand aan de [adres sub 1] 1] te Terneuzen een hoeveelheid van ongeveer
16361 gram hennep en/of 5955 gram hasjiesj en/of 300 gram skuff, en/of
- in een pand aan de [adres sub 2] te Terneuzen 720 joints en/of 1230 gram
hennep en/of 564 gram tabak vermengd met hennep, en/of
- in een pand aan de [adres sub 3] te Terneuzen 650 gram hennep en/of 12926
gram skuff en/of 5068 gram hennep (knipafval) en/of
- in of nabij een gezamenlijke brandgang van het te Terneuzen aan de
[adres sub 1] gelegen Chinees restaurant en de panden [adres sub 2] en
[adres sub 4], 9300 gram hennep (de inhoud van de bij verdachte
[verdachte] bij diens aanhouding aangetroffen dozen met hennep)
zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op of omstreeks 26 september 2008 te Terneuzen,
een wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch pistool (merk STAR,
kaliber 9 mm), en/of munitie van categorie III, te weten 37
pistool-kogelpatronen (merk PMC, kaliber 9mm luger), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Bewijsvergaring/observatie
4.1.1 Het standpunt van de verdediging
De verdediging betoogt primair dat de wijze van observeren onvoldoende wettelijke grondslag biedt, waardoor er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Zij voert daartoe aan dat uit het dossier blijkt dat op 27 februari 2007, 20 juli 2007 en 22 januari 2008 door de politie controles zijn verricht bij coffeeshop Miami. Het bevreemdt de verdediging dat pas een jaar na de eerste controle wordt overgegaan tot observatie op basis van de Politiewet aan de voor- en achterzijde van Miami. De observaties op 2, 3 en 4 juli 2008 hebben feitelijk het karakter van een stelselmatige observatie. De wettelijke grondslag voor die observaties wordt niet genoemd noch is er op dat moment sprake van een bevel tot stelselmatige observatie. De verdediging vraagt zich af of de later gegeven bevelen tot stelselmatige observatie tegen die achtergrond bezien stand kunnen houden. In eerste instantie ging het om observatie van de voor- en achterzijde van de coffeeshop, maar later richtten de bevelen tot stelselmatige observatie zich enkel op verdachte. De verdediging is van mening dat deze bevelen én al eerder hadden moeten worden verleend én bovendien wekt het bevreemding dat enkel ten aanzien van verdachte vervolgens een bevel tot stelselmatige observatie wordt verleend.
Subsidiair betoogt de verdediging dat - indien de rechtbank van oordeel is dat het bewijs wel rechtmatig is verkregen - in strijd is gehandeld met een goede procesorde. Zij voert daartoe aan dat het procesdossier incompleet is. Uit pagina 7 van het dossier blijkt dat slechts een aantal processen-verbaal van de observaties deel uitmaken van het dossier, terwijl de conclusie wordt getrokken dat klaarblijkelijk voornamelijk verdachte tassen en dozen over een muur zou afgeven. De processen-verbaal waaruit zou blijken dat verdachte tassen of kartonnen dozen over een scheidingsmuur heeft afgegeven bevinden zich niet in het dossier. Het op deze basis gebruikte bewijsmateriaal dient uitgesloten te worden.
4.1.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de observaties in eerste instantie hebben plaatsgevonden op grond van artikel 2 van de Politiewet en dat pas daarna sprake is van stelselmatige observatie. De observaties in juli 2008 hebben niet plaatsgevonden op een persoon, maar op de voor- en achterdeur van de coffeeshop. Gelet op de duur van observaties, de intensiteit en de beperkte inbreuk op de levenssfeer van personen is de officier van justitie van mening dat deze observaties mochten en konden plaatsvinden op grond van artikel 2 van de Politiewet. Zij verwijst daarbij naar de jurisprudentie en hetgeen deze rechtbank eerder in de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte sub 1] en [medeverdachte sub 2] hierover in haar vonnissen heeft overwogen.
4.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De voor- en achterdeur van de coffeeshop Miami, waar verdachte werkzaam was, is in de maand juli 2008 gedurende vijf dagen telkens enkele uren per dag geobserveerd door verbalisanten. Deze observaties beperkten zich tot voor iedereen waarneembare gedragingen. Er is sprake van stelselmatige observatie indien het observeren van een persoon tot gevolg kan hebben dat een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van zijn leven wordt verkregen. Observaties die het karakter van stelselmatigheid missen en waarbij dus niet een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven wordt verkregen, kunnen volgens vaste jurisprudentie worden gebaseerd op artikel 2 van de Politiewet 1993. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de duur, de intensiteit, de plaats en de wijze waarop de observaties werden verricht, deze slechts een zo beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte maakten dat artikel 2 van de Politiewet 1993 en artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering daarvoor een toereikende grondslag bieden. Deze observaties waren dan ook rechtmatig. Hetzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor de bevelen tot stelselmatige observaties. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs.
Met betrekking tot het verweer van de verdediging dat in strijd is gehandeld met een goede procesorde overweegt de rechtbank het volgende. Het is aan de rechtbank om over het bewijs te oordelen en dit te waarderen. Zij stelt vast dat niet alle processen-verbaal met betrekking tot de observaties in het dossier zijn gevoegd. De processen-verbaal die zich wel in het dossier bevinden zijn ambtsedig opgemaakt en worden ondersteund door foto’s van hetgeen is waargenomen. Op basis hiervan kan worden vastgesteld dat verdachte diverse keren een of meerdere tassen in de brandgang achter de coffeeshop Miami over de scheidingsmuur aangeeft aan een andere persoon. Verdachte is, nadat hem de cautie is gegeven, door de politie ondervraagd over hetgeen zij hebben waargenomen. Verdachte heeft toen verklaard dat hij in opdracht van de eigenaar van de coffeeshop deze tassen over de muur zette en dat hij dit bijna dagelijks deed. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat door de verbalisanten druk op hem werd uitgeoefend en dat er ook zaken in de processen-verbaal staan waarover hij niet of anders heeft verklaard. De rechtbank is van ongeoorloofde druk niet gebleken. Verdachte heeft zijn verhoren nagelezen en zijn handtekening er onder gezet. De stelling van verdachte wordt voor het eerst ter terechtzitting geponeerd en is bovendien niet nader onderbouwd. Ook is niet verzocht om de verbalisanten nader te horen bij de rechter-commissaris dan wel ter terechtzitting. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar de opmerking van de raadsman van verdachte dat verdacht het mogelijk zo heeft gevoeld dat hij onder druk is gezet, terwijl dit in werkelijkheid mogelijk niet het geval is geweest. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de verklaringen van de verdachte in vrijheid zijn afgelegd en zal deze ook tot het bewijs bezigen.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het op basis van de observaties verkregen bewijs niet dient te worden uitgesloten.
4.2 De feiten
4.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 (afleveren, vervoeren en aanwezig hebben) en 2 ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging heeft gepleegd. Zij baseert zich daarbij onder andere op de waarnemingen van de verbalisanten dat verdachte met grote regelmaat via de brandgang achter de coffeeshop tassen aan de bedrijfsleider van de coffeeshop, te weten [medeverdachte sub 2], aangeeft of dat verdachte tassen over de scheidingsmuur zet, omloopt en vervolgens de tassen meeneemt naar de achterkant van de panden aan de [adres sub 2] en [adres sub 5]. Blijkens pagina 7 van het dossier wordt de coffeeshop bijna dagelijks bevoorraad. In de dozen die op 26 september 2008 onder verdachte in beslag zijn genomen zaten verdovende middelen. Vervolgens zijn er een aantal panden doorzocht. Verdachte staat ingeschreven op het pand [adres sub 1] te Terneuzen. Dit pand is eigendom van [medeverdachte sub 1], de eigenaar van de coffeeshop. In deze woning zijn boodschappentassen met hennep aangetroffen. Op de [adres sub 2] te Terneuzen woont [medeverdachte sub 2], de bedrijfsleider van de coffeeshop. Ook dit pand is van [medeverdachte sub 1]. In deze woning zijn joints, hennepresten, henneptoppen en boodschappentassen die ruiken naar hennep aangetroffen. Deze tassen zijn soortgelijk aan de tassen die tijdens de observaties zijn waargenomen. Via de brandgang is er toegang tot deze panden en verdachte wist ook van de verwevenheid van de panden. Tot slot is in de [adres sub 3] te Terneuzen hennep aangetroffen. Deze hennep was op dezelfde manier geseald als de hennep die op
26 september 2008 onder verdachte in beslag is genomen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in opdracht van [medeverdachte sub 1] hennep vervoerde en dat hij ook verdovende middelen bewaarde voor de coffeeshop.
De officier van justitie is van mening dat het niet geloofwaardig is dat er in de tassen die blijkens de observaties met enige regelmaat door verdachte in de brandgang over de muur werden gezet wasgoed van [medeverdachte sub 1] zat, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard. Verdachte heeft verklaard dat hij de verklaringen bij de politie onder dwang heeft gelegd. De officier van justitie acht dit niet geloofwaardig, nu zij niet aannemelijk acht dat de verbalisanten op deze wijze hun baan op het spel zouden zetten. Daarnaast heeft [medeverdachte sub 1] zelf bij de politie verklaard dat hij in verband met de inval op 26 september 2008 een week geen softdrugs kon verkopen.
De officier van justitie acht voorts ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op het proces-verbaal van aantreffen van pistool en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit, nu op basis van het dossier niet vaststaat dat verdachte bij deze feiten betrokken is, althans dat er te weinig wettig en overtuigend bewijs voor handen is. Zij voert daartoe aan dat er in de ten laste gelegde periode geen voorraden bij verdachte zijn aangetroffen en er geen controles zijn geweest en/of strafbare gedragingen zijn geconstateerd bij coffeeshop Miami of één van de in het dossier genoemde panden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij regelmatig tassen met vuil wasgoed bij zich had en afval verwijderde uit de coffeeshop.
Met betrekking tot het onder 2 aan verdachte ten laste gelegde feit betoogt de verdediging dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken. Zij is van mening dat enkel hetgeen onder het vierde gedachtestreepje ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van het binnentreden in de [adres sub 3] te Terneuzen (derde gedachtestreepje) merkt de verdediging op dat de machtiging tot binnentreden ter bevriezing in het dossier ontbreekt. Nu de rechtmatigheid van het binnentreden niet vast staat is de verdediging van mening dat er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs en dat verdachte derhalve van dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Subsidiair voert zij aan dat hetgeen in de [adres sub 3] te Terneuzen is aangetroffen niet hoofdzakelijk uit hennep/stuff en/of knipafval bestond, maar veeleer onbruikbaar restmateriaal dat verdachte uit hoofde van zijn functie bij Miami bij het huisvuil moest zetten. De vraag is of de vermelde hoeveelheden overeenstemmen met de daadwerkelijke hoeveelheid hennep/stuff en/of knipafval.
Ten aanzien van de onder het eerste en tweede gedachtestreepje ten laste gelegde voert de verdediging aan dat verdachte niet in deze panden woonde. Er zijn in het dossier onvoldoende aanwijzingen dat verdachte zich op 26 september 2008 heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van dergelijke voorraden softdrugs in deze panden.
De verdediging betoogt ten aanzien van het onder 3 aan verdachte ten laste gelegde eveneens vrijspraak, nu er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Zoals hiervoor ook met betrekking tot feit 2 is bepleit, ontbreekt de schriftelijke machtiging tot binnentreden en overgaan tot bevriezing. Indien de rechtbank van oordeel is dat er wel sprake is van rechtmatig verkregen bewijs merkt de verdediging op dat verdachte dit feit heeft bekend.
4.2.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Naar aanleiding van een proces-verbaal van ambtenaren van de belastingdienst en processen-verbaal van de politie ontstaat het vermoeden dat in de directe omgeving van coffeeshop Miami een onbekende hoeveelheid softdrugs wordt bewaard. In juni 2008 wordt daarom het onderzoek Lopik gestart. Op basis van artikel 2 van de Politiewet vonden in de maand juli 2008 enkele observaties plaats op de voor- en achterzijde van de coffeeshop. Op 3 en 4 juli 2008 wordt gezien dat verdachte met een wit/blauwe tas in de richting van de achterdeur van het pand aan de [adres sub 6] te Terneuzen loopt en dat hij vervolgens de tas over een muur aan een man overgeeft . Op 21 juli 2008 wordt gezien dat verdachte en een onbekende man tassen over de muur aan de achterzijde van de coffeeshop aangeven aan een man aan de andere kant van de muur . Ook op 23 juli 2008 is waargenomen dat een man een blauw/witte tas over de muur aan de achterzijde van de coffeeshop aan een andere man geeft .
In de periode van 20 augustus tot en met 5 september 2008 werden vervolgens de bewegingen aan de achterzijde van de coffeeshop met behulp van een videocamera vastgelegd. Op het verkregen beeldmateriaal wordt op verschillende dagen in deze periode gezien dat een persoon een tas over de muur aan iemand aan de andere kant geeft dan wel dat hij een tas op de muur zet, rondloopt en de tas aan de andere kant van de muur pakt .
Op 26 september 2008 wordt vervolgens door verbalisanten gezien dat verdachte twee dozen uit zijn auto laadde en deze in de hoek zette op de afgesloten parkeerplaats aan de achterkant van de [adres sub 6] en [adres sub 7] te Terneuzen. Verdachte is kort daarop aangehouden in de brandgang die onder andere toegang geeft tot de achterzijde van coffeeshop Miami. Kort daarvoor was hij met één doos over de muur tussen de parkeerplaats en de brandgang geklommen . In de dozen zat hennep met een netto totaal gewicht van 9.300 gram .
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in opdracht van zijn baas, de eigenaar van Miami, de tassen of dozen bij ene [betrokkene sub 1] in Hoek en later in Koewacht ophaalde en naar de coffeeshop bracht. Zijn bazen zijn [medeverdachte sub 1] en [medeverdachte sub 3] . Hij heeft verder verklaard dat hij nagenoeg dagelijks tassen over de muur zette. Hij zette ongeveer 25 à 30 kilo per week over de muur . [medeverdachte sub 2] ([medeverdachte sub 2]) pakte vaak de tassen of dozen van hem aan aan de andere kant van de muur . Voorts heeft verdachte in dit verband nog verklaard dat als een bakker brood verkoopt hij zich toch ook moet bevoorraden . De verklaring van verdachte dat in de tassen die door hem over de muur zijn gezet wasgoed van de familie [medeverdachte sub 1] zat, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Immers, niet valt in te zien om welke reden verdachte wasgoed van de familie [medeverdachte sub 1] zou moeten ophalen bij ene [betrokkene sub 1] in Hoek en Koewacht en dit niet via de (voor)deur van de coffeeshop naar binnen brengt maar achterom via de brandgang over een muurtje. Bovendien staat vast dat toen verdachte op 26 september 2008 op soortgelijke wijze twee dozen over de muur wilde zetten, in deze dozen geen wasgoed maar hennep zat. Voorts zijn in de woning van [medeverdachte sub 2] aan de [adres sub 2] te Terneuzen als ook in de woning aan de [adres sub 1] te Terneuzen boodschappentassen aangetroffen die soortgelijk zijn aan de tijdens de observatie waargenomen boodschappentassen .
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich - met anderen - heeft schuldig gemaakt aan het afleveren en vervoeren van hennep en hashish in de periode van
1 juli 2008 tot en met 25 september 2008.
Feit 2 en 3
Rechtmatigheid binnentreden
De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier geen machtiging tot binnentreden ter bevriezing voor de woning aan de [adres sub 3] te Terneuzen bevindt. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 juni 2009 (LJN: BH9929) bepaald, dat de stelling dat de machtiging tot binnentreden zich bij de stukken van het geding dient te bevinden, geen steun vindt in het recht. Immers, ook langs een andere weg kan worden vastgesteld dat met een dergelijke machtiging is binnengetreden.
Uit het strafdossier, in het bijzonder uit het proces-verbaal van onderzoek in een woning dat is opgenomen op pagina 202 van het dossier, blijkt dat daarin is gerelateerd dat de verbalisanten in het kader van een strafrechtelijk onderzoek op 26 september 2008 in de woning aan de [adres sub 3] te Terneuzen zijn binnengetreden voorzien van een schriftelijk machtiging tot binnentreden ter bevriezing in verband met een doorzoeking door de rechter-commissaris. Deze machtiging hebben zij ook aan de bewoonster getoond, waarna zij in de woning zijn toegelaten.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat de machtiging tot binnentreden ontbreekt, onvoldoende is om te concluderen dat het bewijs onrechtmatig is verkregen. Zij verwerpt derhalve het verweer strekkende tot vrijspraak in verband met bewijsuitsluiting vanwege onrechtmatig binnentreden.
Feit 2
Op 26 september 2008 heeft op verschillende adressen een doorzoeking plaatsgevonden. Daarbij is het volgende aangetroffen.
In de woning die verdachte huurde aan de [adres sub 1] te Terneuzen en waar hij ook stond ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie werd een grote hoeveelheid hennep en hashish aangetroffen . Het betrof een partij van in totaal netto 16.361 gram, 5.955 gram hashish en 300 gram skuff .
In de woning van [medeverdachte sub 2] aan de [adres sub 2] te Terneuzen werd een grote hoeveelheid hennep aangetroffen. Tevens werd een tonnetje met daarin joints aangetroffen . Het betrof een partij van in totaal netto 1.230 gram hennep en 720 joints .
In de woning van [medeverdachte sub 4] aan de [adres sub 3] te Terneuzen werd een grote hoeveelheid hennep aangetroffen . Het betrof een partij van in totaal netto 650 gram hennep, 12.926 gram skuff en 5.068 gram hennep .
Skuff is de naam voor de THC-kristallen die worden verkregen van de toppen van een weedplant wanneer deze toppen worden vermalen en het maalsel wordt gezeefd door een fijne zeef. De kristallen van de plant bevatten niet alleen THC, maar ook andere stoffen. Het is erg geconcentreerd en geeft heftigere effecten dan gewone weed. Van skuff kan hashish worden gemaakt .
Verder is verdachte op 26 september 2008 op heterdaad aangehouden terwijl hij in de brandgang achter de [adres sub 1] en de panden [adres sub 2] grote kartonnen dozen over een muur zette . In de dozen zat hennep met een netto totaal gewicht van 9.300 gram .
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij bij zijn vriendin [medeverdachte sub 5] in de woning aan de [adres sub 3] te Terneuzen verblijft. Het restmateriaal hennep dat in deze woning is aangetroffen is van hem als ook een paar gram hennep . De skuff is van de zaak . Verdachte heeft verder verklaard dat hij weliswaar staat ingeschreven op het adres [adres sub 1], maar dat hij daar nooit komt . In deze woning zijn diverse documenten aangetroffen op naam van coffeeshop Miami dan wel [medeverdachte sub 1] .
De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat ook restmateriaal hennep bevat. De in de tenlastelegging vermelde hoeveelheden stemmen overeen met de daadwerkelijk aangetroffen hoeveelheden hennep, skuff en knipafval. De inhoud van de dozen alsmede de in de voornoemde panden aangetroffen middelen zijn getest en in alle gevallen was het resultaat positief op de aanwezigheid van THC .
[medeverdachte sub 1] is de eigenaar van de panden aan de [adres sub 1] en [adres sub 2] te Terneuzen . Hij verhuurde deze panden aan verdachte respectievelijk [medeverdachte sub 2]. Tijdens observaties - zoals hiervoor bij de bespreking van feit 1 door de rechtbank uiteengezet - is waargenomen dat verdachte bijna dagelijks tassen naar de coffeeshop bracht. [medeverdachte sub 2] is de bedrijfsleider van coffeeshop Miami . Door verbalisanten is tijdens voornoemde observaties in juli 2008 gezien dat er door verdachte blauw/witte tassen over de muur achter de coffeeshop werden gezet. In de woning van [medeverdachte sub 2] alsook in de woning aan de [adres sub 1] te Terneuzen werden boodschappentassen aangetroffen die soortgelijk zijn aan de tijdens de observatie waargenomen boodschappentassen . De rechtbank gaat er op grond van het hiervoor overwogene vanuit dat verdachte wist waar de verdovende middelen werden bewaard.
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich - met anderen - heeft schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van hennep, hashish, knipafval, skuff , tabak vermengd met hennep en joints.
Feit 3
Op 26 september 2008 heeft in de woning van verdachte aan de [adres sub 3] te Terneuzen een doorzoeking plaatsgevonden . Daarbij is onder andere een vuurwapen aangetroffen. In het wapen zat een houder met 12 patronen, welke houder niet geheel in het wapen was geduwd. Daarnaast is ook nog een tweede houder met 14 patronen aangetroffen. Het betrof een semi-automatisch pistool van het merk Star en daarbij behorende munitie . Dit is een wapen en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit wapen heeft aangeschaft, omdat hij wel eens problemen had met klanten van de coffeeshop in het kader van zijn werkzaamheden als portier.
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2008
tot en met 25 september 2008 in de gemeente [geboorteplaats] en/of (elders) in
Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf (te weten als
werknemer van "coffeeshop MIAMI"),
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, één of meer
(handels)hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj
(gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), zijnde hennep en/of hasjiesj
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 26 september 2008 in de gemeente [geboorteplaats],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 46 kilo hennep en/of 720 joints (tabak met hennep)
en/of 564 gram tabak vermengd met hennep, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, en/of ongeveer 5955 gram, in elk geval van een
hoeveelheid van meer dan 30 gram hasjiesj, (gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd), namelijk:
- in een pand aan de [adres sub 1] te Terneuzen een hoeveelheid van ongeveer
16361 gram hennep en/of 5955 gram hasjiesj en/of 300 gram skuff, en/of
- in een pand aan de [adres sub 2] te Terneuzen 720 joints en/of 1230 gram
hennep en/of 564 gram tabak vermengd met hennep, en/of
- in een pand aan de [adres sub 3] te Terneuzen 650 gram hennep en/of 12926
gram skuff en/of 5068 gram hennep (knipafval) en/of
- in of nabij een gezamenlijke brandgang van het te Terneuzen aan de
[adres sub 1] gelegen Chinees restaurant en de panden [adres sub 2] en
[adres sub 4], 9300 gram hennep (de inhoud van de bij verdachte
[verdachte] bij diens aanhouding aangetroffen dozen met hennep)
zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 26 september 2008 te Terneuzen,
een wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch pistool (merk STAR,
kaliber 9 mm), en/of munitie van categorie III, te weten 37
pistool-kogelpatronen (merk PMC, kaliber 9mm luger), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair schorsing van de behandeling van de zaak, zodat alsnog een reclasseringsrapport betreffende de persoon van verdachte en de omstandigheden waaronder hij gedreven is tot het begaan van deze strafbare feiten kan worden uitgebracht. Zij voert daartoe aan dat verdachte geen rol van betekenis heeft gehad dan wel slechts een ondergeschikte positie heeft ingenomen, terwijl de vraag rijst wat de achtergrond van verdachte is. Hij heeft een schuldenlast en het dienstverband bij coffeeshop Miami bood hem een mogelijkheid om zijn schulden af te lossen. Verdachte heeft - op aanraden van zijn raadsman - sinds vorige week contact met het maatschappelijk werk, omdat hij psychisch in de war is. Sinds zijn aanhouding in onderhavige zaak leidt hij een geïsoleerd bestaan.
Subsidiair betoogt de verdediging aan verdachte alleen een werkstraf op te leggen. Zij voert daartoe aan dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Hij is ontslagen bij de coffeeshop en heeft ook alle contacten daarmee verbroken.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het opleggen van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden en de ernst van de gepleegde feiten en met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van een verdachte.
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte sub 1] en [medeverdachte sub 2] schuldig gemaakt aan het vervoeren en afleveren van grote hoeveelheden hennep aan coffeeshop Miami en heeft daarmee rechtstreeks bijgedragen aan de strafbare feiten rond de achterdeur. Weliswaar heeft Nederland ten aanzien van hennep een gedoogbeleid, maar ook dit beleid kent zijn grenzen. Het gedogen is vooral gericht op de koop en verkoop van kleine hoeveelheden hennep en het gebruik daarvan. In dat geval worden strafbare feiten de facto toegestaan en niet vervolgd. Hoewel de rechtbank beseft dat er door het gedoogbeleid sprake is van een schemergebied, neemt dit niet weg dat het vervoeren en afleveren van hoeveelheden hennep als hier aan de orde nadrukkelijk niet gedoogd wordt en strafbaar is. Voorts heeft verdachte op diverse plaatsen buiten de coffeeshop grote hoeveelheden softdrugs aanwezig gehad die bedoeld waren voor de bevoorrading van de coffeeshop. De officier van justitie heeft ter zitting uitgelegd dat het openbaar ministerie tot vervolging heeft besloten omdat verdachte door het aanwezig hebben van grote hoeveelheden softdrugs het gedoogbeleid heeft ondermijnd.
Illustratief voor de sfeer waarin deze handel plaatsvindt, is dat verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en bijbehorende munitie. Aldus heeft verdachte gehandeld in strijd met het beleid van de overheid het illegaal bezit van wapens en munitie te beheersen en te bestrijden. Het is van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie een gevaarzettend karakter heeft, omdat dit gemakkelijk kan leiden tot het gebruik ervan en daarmee tot angst bij betrokkenen en tot lichamelijk letsel.
De rechtbank houdt er anderzijds rekening mee dat verdachte blijkens zijn strafblad niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De reclassering heeft, omdat dat zij verdachte twee keer vergeefs heeft uitgenodigd voor een gesprek, geen rapportage met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte kunnen uitbrengen. De verdediging heeft aanhouding van de behandeling van de zaak bepleit, opdat alsnog een reclasseringsrapport betreffende verdachte kan worden opgesteld. De rechtbank wijst dit verzoek af. Zij overweegt daartoe dat met hetgeen door en namens ter terechtzitting door de verdachte naar voren is gebracht de rechtbank zich voldoende geïnformeerd acht omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn beweegredenen.
De rechtbank is van oordeel het tijdsverloop tussen het plegen van het feit en de berechting van het feit niet dusdanig is geweest dat hiermee bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die eerder aan de mededaders zijn opgelegd. Anders dan bij hen is ten aanzien van verdachte ook bewezen verklaard dat hij een vuurwapen met munitie voorhanden heeft gehad. Dit is een ernstig feit dat bij de straftoemeting zal worden betrokken.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
7 Het beslag
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de twee onder verdachte in beslag genomen dozen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot het beslag.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten de verpakkingen van de door verdachte vervoerde hennep, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit is begaan met behulp van deze voorwerpen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33b, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen
in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd;
feit 2: Medeplegen van pzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie,
terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van
categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 116 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt in dit verband vast dat verdachte aldus het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde vrijheidsstraf reeds heeft ondergaan, voor zover het voorarrest niet op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten
2 dozen;
Voorlopige hechtenis
- heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op, zulks met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Roos, voorzitter, mr. Hopmans en mr. Haesen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 augustus 2010.