ECLI:NL:RBMID:2010:BN4027

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
21 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/715244-09 [P]
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Nomes
  • A. Vos
  • J. Haesen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting met invloed van lange duur huisarrest op strafmaat

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 21 juli 2010, stond de verdachte terecht voor poging tot verkrachting. De feiten dateren van 7 juni 2009, toen de verdachte, onder invloed van alcohol, de woning van het slachtoffer binnenging terwijl zij sliep. De verdachte heeft geprobeerd het slachtoffer te vingeren en heeft zich op haar gelegd, wat leidde tot verzet van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij daadwerkelijk seksueel binnendrong, maar dat hij wel een poging daartoe deed. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van dwang, omdat het slachtoffer sliep, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte handelingen heeft verricht die de poging tot verkrachting vormden, maar sprak hem vrij van de meer ernstige beschuldigingen. De rechtbank hield rekening met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zijn blanco strafblad en de lange duur van het huisarrest bij het bepalen van de straf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot 93 dagen jeugddetentie, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar. Tevens werd een schadevergoeding van € 1.000,00 aan het slachtoffer toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/715244-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 juli 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woongegevens],
raadsman mr. B. Vermeirssen, advocaat te Goes.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juli 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Overmeer, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 juni 2009, te Oostkapelle, in de gemeente Veere, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte één of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- om ongeveer 03:00 uur, althans op een voor de nachtrust bestemd tijdstip, ongevraagd en/of onnodig de woning waarin die [slachtoffer] verbleef is binnengegaan en naar de verduisterde slaapkamer van die [slachtoffer] is gegaan, en/of
- zijn geslachtsdeel (gedeeltelijk) heeft ontbloot, en/of
- op het bed van die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] is gaan zitten, en/of
- de bovenarmen(en) van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden, en/of
- (schuin) op/tegen die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] is gaan liggen/zitten, en/of
- onverhoeds één of meer van zijn vingers in de vagina van die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht,
- en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 07 juni 2009, te Oostkapelle, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, één of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte, om ongeveer 03:00 uur, althans op een voor de nachtrust bestemde tijd, terwijl die [slachtoffer] in haar bed lag te sluimeren/slapen, één of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
art 243 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 07 juni 2009, te Oostkapelle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], (telkens) tegen de wil van de [slachtoffer] en/of (telkens) onverhoeds
- om ongeveer 03:00 uur, althans op een voor de nachtrust bestemd tijdstip, ongevraagd en/of onnodig de woning waarin die [slachtoffer] verbleef is binnengegaan en/of naar de verduisterde slaapkamer van die [slachtoffer] is gegaan, en/of
- zijn geslachtsdeel (gedeeltelijk) heeft ontbloot, en/of
- op het bed van die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] is gaan zitten en/of één of meer van zijn vingers bij/naar de/het vagina/schaamstreek/onderlichaam van die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] heeft gebracht en/of geprobeerd heeft zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] te brengen, en/of
- (schuin) op/tegen die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] is gaan liggen/zitten, en/of
- een deken/dekbed tussen hem en die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] (gedeeltelijk) heeft verwijderd, en/of
- die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] bij haar arm(en) heeft vastgepakt en/of vastgehouden, en/of
- zijn tong/mond tegen/bij/naar de mond van die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] heeft gebracht, en/of
- zijn (stijf) geslachtsdeel, althans zijn onderlichaam, één of meermalen tegen/bij/naar de/het vagina/schaamstreek/onderlichaam van die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] heeft gestoten/gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover ook terzake het onder 1 meer subsidiair telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 07 juni 2009, te Oostkapelle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer], van wie verdachte wist dat die [slachtoffer] in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, één of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
- om ongeveer 03:00 uur, althans op een voor de nachtrust bestemd tijdstip, ongevraagd en/of onnodig de woning waarin die [slachtoffer] verbleef is binnengegaan en/of naar de verduisterde slaapkamer van die [slachtoffer] is gegaan, en/of
- zijn geslachtsdeel (gedeeltelijk) heeft ontbloot, en/of
- op het bed van die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] is gaan zitten en/of één of meer van zijn vingers bij/naar de/het vagina/schaamstreek/onderlichaam van die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] heeft gebracht en/of geprobeerd heeft zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] te brengen, en/of
- (schuin) op/tegen die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] is gaan liggen/zitten, en/of
- een deken/dekbed tussen hem en die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] (gedeeltelijk) heeft verwijderd, en/of
- die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] bij haar arm(en) heeft vastgepakt en/of vastgehouden, en/of
- zijn tong/mond tegen/bij/naar de mond van die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] heeft gebracht, en/of
- zijn (stijf) geslachtsdeel, althans zijn onderlichaam, één of meermalen tegen/bij/naar de/het vagina/schaamstreek/onderlichaam van die -sluimerende/slapende- [slachtoffer] heeft gestoten/gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 243 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen, in de zin van het brengen van één of meer vingers in de vagina van het slachtoffer. Het slachtoffer doet hiervan namelijk geen aangifte en verdachte legt hierover wisselende verklaringen af. Voorgaande brengt met zich mee dat verdachte vrij gesproken moet worden van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.
De officier van justitie is van mening dat het meer subsidiair tenlastegelegde feit, poging verkrachting, wel kan worden bewezen. Zij heeft daartoe verwezen naar de aangifte van [slachtoffer] alsmede de verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn pleitnota verweer gevoerd. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte vrij te spreken van de primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten is de verdediging van mening dat er geen sprake is geweest van het seksueel binnendringen bij het slachtoffer en er op dat onderdeel niet tot een bewezenverklaring van deze feiten kan worden gekomen.
Wat betreft de meer subsidiair ten laste gelegde poging verkrachting heeft de raadsman ten eerste aangevoerd dat de feitelijke handelingen zoals die onder de gedachtestreepjes zijn vermeld, betrekking hebben op de periode dat het slachtoffer nog niet bij bewustzijn was en nog niet in staat was om haar wil te uiten, waardoor er van de door de wet vereiste ‘dwang’ geen sprake is geweest en aldus vrijspraak dient te volgen. De verdediging heeft vervolgens gesteld dat, indien de rechtbank voorbij gaat aan het voorgaande, er sprake is geweest van vrijwillige terugtred. De verdediging heeft hiertoe verwezen naar de verklaringen van het slachtoffer en verdachte waaruit volgens de verdediging blijkt dat verdachte onmiddellijk ophield met zijn handelingen nadat het slachtoffer zijn naam riep en zei dat hij weg moest gaan. Naar de mening van de verdediging is aan de kant van verdachte sprake geweest van een spontane besluitvorming tot het stoppen van de onvoltooide poging, die dan ook van de wil van verdachte afhankelijk is geweest.
De verdediging is wel van mening dat een bewezenverklaring van de als meest subsidiair tenlastegelegde poging tot gemeenschap met een wilsonbekwame kan volgen, met dien verstande dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het derde en het laatste gedachtestreepje, aangezien voor het plegen van deze feitelijkheden onvoldoende bewijs is.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat bij het vaststellen van de (volgorde van de) feiten uit van de aangifte van [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer). De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de feiten zoals geschetst in de aangifte, aangezien de aangifte gedetailleerd is, deze voor wat betreft de feiten en de volgorde daarvan grotendeels wordt ondersteund door de verklaring van verdachte en niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan aan de juistheid van de aangifte zou moeten worden getwijfeld. Gelet hierop alsmede gelet op het feit dat verdachte de bewuste avond ook naar eigen zeggen zeer veel alcohol had gedronken, gaat de rechtbank voor zover het slachtoffer meer of anders heeft verklaard dan verdachte, uit van de juistheid van de verklaring van het slachtoffer.
De rechtbank stelt het volgende vast. Verdachte is op 6 juni 2009 met zijn broer en wat vrienden naar de Beachclub in Domburg gegaan. Hij heeft op deze avond zo veel alcohol genuttigd dat hij niet meer goed kon lopen. Op een gegeven moment zijn ze naar het huis van verdachtes broer gegaan, waar verdachte ruzie kreeg met zijn broer. Verdachte is hierop naar het huis van zijn ouders in Oostkapelle gegaan. Onderweg naar huis, inmiddels 7 juni 2009, kreeg verdachte zin in seks. Hij dacht aan zijn overbuurmeisje, het slachtoffer, en wist dat de deuren bij haar thuis nooit afgesloten waren. Verdachte besloot om naar de slaapkamer van het slachtoffer te gaan, waar zij lag te slapen. Hij liep de kamer in en liet vervolgens zijn broek iets zakken. Zijn penis was uit zijn broek en deze was stijf. Hij ging op haar bed zitten en probeerde het slachtoffer te vingeren. Dit vingeren lukte niet en verdachte is vervolgens op het slachtoffer gaan liggen en heeft haar proberen te zoenen. Het slachtoffer werd op dat moment wakker en lag op haar rug. Zij voelde dat er iemand op haar lag en haar probeerde te zoenen, hetgeen ondanks verzet geresulteerd heeft in een kus op de mond van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft direct haar hoofd weggedraaid. Verdachte hield de bovenarmen van het slachtoffer vast en trok de deken onder zich vandaan, waardoor er geen deken dan wel dekbed meer tussen hen in lag. Verdachte stootte met zijn penis tegen de schaamstreek van het slachtoffer aan. Hij wilde zijn penis in de vagina van het slachtoffer brengen, maar dit is niet gelukt omdat het slachtoffer wegdraaide. Aan de handelingen van verdachte kwam een eind doordat hij uit bed viel, nadat hij door het slachtoffer bij zijn keel werd beetgepakt en zij hem een knietje gaf. Het slachtoffer herkende toen zij wakker werd de stem van verdachte, als zijnde de stem van haar overbuurjongen. Na het knietje heeft het slachtoffer hem naar huis gestuurd. Ze zei: “[Verdachte] ga naar huis”. Verdachte schrok hiervan en is naar huis is gegaan. Het slachtoffer is overstuur naar haar ouders gegaan, die lagen te slapen, en haar moeder heeft verklaard dat het even na 03.00 uur was.
De rechtbank overweegt dat de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen zijn, aangezien op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter zitting niet vaststaat dat verdachte één of meer vingers in de vagina van het slachtoffer heeft gebracht en aldus seksueel is binnengedrongen in het lichaam van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft hierover niet verklaard, zodat de rechtbank op dit punt geheel afhankelijk is van de verklaringen van verdachte. Verdachte heeft echter geen eensluidende verklaring afgelegd over het al dan niet brengen van één of meer vingers in de vagina van het slachtoffer. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de meer subsidiair ten lastegelegde poging tot verkrachting heeft de verdediging primair aangevoerd dat er geen sprake is geweest van de daarvoor vereiste dwang, aangezien het slachtoffer ten tijde van het verrichten van de feitelijkheden sliep. De rechtbank verwerpt dit verweer en verwijst naar de aangifte, waaruit blijkt dat het slachtoffer wakker werd op het moment dat verdachte op haar lag en haar voor de eerste maal probeerde te zoenen. Ook verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer wakker werd nadat hij haar probeerde te vingeren en zij vervolgens ging tegenstribbelen. De feitelijkheden die nadien zijn gepleegd, waaronder het liggen op het slachtoffer en het vasthouden van haar arm, zijn zodanig dat het slachtoffer zich daaraan niet kon onttrekken en daarmee is gedwongen de handelingen van verdachte te ondergaan.
De verdediging heeft voorts het verweer gevoerd dat sprake is geweest van een vrijwillige terugtred. Beslissend voor de vrijwillige terugtred is de vraag of deze het gevolg was van een spontane besluitvorming en niet plaatsvond uitsluitend onder invloed van uitwendige prikkels. Van buiten komende factoren die mede ertoe hebben geleid dat het strafbare feit niet is voltooid, behoeven niet aan vrijwillige terugtred in de weg te staan. Een combinatie van factoren is mogelijk mits de dader een actief aandeel in de verhindering van het strafbare feit heeft gehad. Van vrijwilligheid is sprake zolang de dader nog de werkelijke keus had tussen doorgaan en stoppen. Naar het oordeel van de rechtbank is de voorgenomen verkrachting slechts niet voltooid ten gevolge van de omstandigheid dat het slachtoffer zich, nadat zij wakker was geworden, tegen de handelingen van verdachte heeft verzet waarbij zij verdachte ook een knietje heeft gegeven waarop verdachte de slaapkamer van het slachtoffer heeft verlaten. Het is niet aannemelijk geworden dat verdachte een actief aandeel in de verhindering van de poging verkrachting heeft gehad. Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging verkrachting, zoals meer subsidiair ten lastegelegd.
Zij zal verdachte echter vrijspreken van het bij dat feit onder het eerste, tweede en derde gedachtestreepje tenlastegelegde, aangezien op grond van de aangifte alsmede de verklaringen van verdachte blijkt dat het slachtoffer op dat moment nog sliep. Van de door de wet vereiste ‘dwang’ is op dat moment aldus geen sprake geweest.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 07 juni 2009, te Oostkapelle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door feitelijkheden [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], telkens tegen de wil van de [slachtoffer] en/of telkens onverhoeds
[slachtoffer] is gaan liggen, en
- een deken/dekbed tussen hem en die [slachtoffer] heeft verwijderd, en
- die [slachtoffer] bij haar arm heeft vastgehouden, en
- zijn mond tegen de mond van die [slachtoffer] heeft gebracht, en
- zijn (stijf) geslachtsdeel, één of meermalen tegen de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft gestoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Omtrent de geestvermogens van verdachte ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde feiten heeft dr. F. van Nunen, klinisch psycholoog, een onderzoek verricht. Hij heeft in zijn rapport d.d. 5 oktober 2009 omtrent zijn bevindingen gerapporteerd.
Uit het rapport komt naar voren dat verdachte lijdende is aan een stoornis in de impulsbeheersing. Ook is er bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling met affectief tekort, psychische kwetsbaarheid en persoonlijkheidsproblematiek met kenmerken als onrijpheid, afhankelijkheid en verdringing. Ook de cognitieve ontwikkeling verloopt enigszins gebrekkig in de zin dat onder andere sprake is van een laag gemiddeld intelligent niveau. Verder is er sprake van alcoholmisbruik.
In het rapport is beschreven dat de genoemde ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens verdachtes gedragskeuzes c.q. zijn gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde zodanig beïnvloedde, dat het ten laste gelegde daaruit mede verklaard kan worden. Van Nunen heeft geconcludeerd dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd voor het ten laste gelegde. Hij heeft daarbij het alcoholmisbruik slechts voor een deel meegewogen, aangezien verdachte iets dergelijks als het tenlastegelegde feit na alcoholgebruik nog niet eerder heeft meegemaakt, maar hij wel had kunnen weten dat alcoholmisbruik tot grensoverschrijdend gedrag kan leiden.
De rechtbank neemt het oordeel van de deskundige over.
Verdachte is strafbaar, nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. Wel zal de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met de conclusie van de deskundige inhoudende dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde licht verminderd toerekeningsvatbaar was.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen jeugddetentie voor de duur van 93 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. De tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten dient in mindering gebracht te worden. Als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijke deel heeft de officier van justitie, gelet op de rapportages, gevorderd dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt een behandeling bij de instelling De Waag te Middelburg. In dit verband is ook gevorderd de maatregel Hulp en Steun op te leggen. De officier van justitie heeft bij het bepalen van bovengenoemde eis, in het voordeel van verdachte, rekening gehouden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, het lange tijdsverloop tot de behandeling ter zitting en het huisarrest. Het huisarrest heeft het afgelopen jaar deel uitgemaakt van de schorsingsvoorwaarden voorlopige hechtenis. Verdachte heeft in dat jaar alleen toestemming gehad om naar zijn school en stageplaats te gaan. Voor het verrichten van werkzaamheden op deze stageplaats, heeft verdachte geen geld ontvangen. De officier van justitie is van mening dat verdachte op die manier al in belangrijke mate is gestraft en het nu van belang is dat de noodzakelijke behandeling zal starten.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat, gelet op de lange duur tot de behandeling ter zitting en de belasting van de bijzondere (schorsings)voorwaarden, een voorwaardelijke werkstraf aan de orde is. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren met een proeftijd van 1 jaar. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarde sluit de verdediging zich aan bij hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Zij verzoekt de rechtbank daarbij, in het belang van de ontwikkeling van verdachte, als bijzondere voorwaarde een slachtoffer-dadergesprek op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting. Verdachte heeft daarmee op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijk en psychische integriteit van het slachtoffer, te weten zijn buurmeisje. De gevolgen van het handelen van verdachte zijn ingrijpend. De ervaring leert dat slachtoffers van misdrijven als deze nog langdurig nadelige gevolgen hiervan ondervinden. Uit de ter zitting voorgehouden schriftelijke slachtofferverklaring is gebleken dat het slachtoffer ook daadwerkelijk psychische schade heeft geleden en nog lijdt. Daarnaast brengen feiten zoals het onderhavige angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg in de maatschappij. De rechtbank acht dit feit bovendien bijzonder ernstig, nu het heeft plaats gevonden in het huis van het slachtoffer en verdachte is gestart met zijn handelingen op het moment dat het slachtoffer sliep. Een plaats waar en een moment waarop een ieder zich juist veilig moet kunnen voelen.
Uit de Justitiële Documentatie van verdachte volgt dat verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen in het kader van enig strafbaar feit. De rechtbank heeft hier bij het bepalen van de hierna te noemen straf, in het voordeel van verdachte, rekening mee gehouden.
Blijkens het rapport van psycholoog F. van Nunen d.d. 5 oktober 2009 is verdachte opgegroeid in een gezinssituatie met aanzienlijk affectief tekort. Verdachte heeft zich onvoldoende kunnen ontwikkelen en is onrijp, psychisch kwetsbaar en afhankelijk gebleven. In het rapport komt tevens naar voren dat verdachte over laaggemiddelde intelligente mogelijkheden beschikt. Zoals hierboven onder 5. reeds vermeld moet verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd ten aanzien van het strafbare feit. Uit het rapport komt naar voren dat de bij verdachte bestaande stoornis in de impulsbeheersing van belang kan zijn voor de kans op herhaling. Volgens Van Nunen is het voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte van belang dat er gewerkt wordt aan de stoornis in de impulsbeheersing en het alcoholmisbruik, maar ook moet de persoonlijkheid, waarin deze symptomen gebed zijn, aangepakt worden. Verder is het geïndiceerd dat er verbetering optreedt in de gezinssituatie, hetgeen door gezinsgesprekken bewerkstelligd kan worden. Van Nunen heeft de rechtbank geadviseerd om het voorgaande te realiseren in het kader van een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde begeleiding/behandeling van en/of namens de jeugdreclassering op te leggen, in welk kader een poli- of deeltijdbehandeling bij een daarvoor gespecialiseerde forensische GGZ instantie kan plaatsvinden.
Ook in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 4 november 2009 komt de problematiek zoals hierboven beschreven aan de orde. De Raad voor de Kinderbescherming concludeert dat de kans op herhaling laag is. Wat betreft haar strafadvies sluit zij grotendeels aan bij Van Nunen. Zij heeft de rechtbank geadviseerd om een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen en daarbij een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun namens de jeugdreclassering met de verplichting om mee te werken aan Functional Family Therapie (hierna: FFT) vanuit De Viersprong. Tijdens de behandeling vanuit De Viersprong kan gewerkt worden aan de persoonlijke problematiek van verdachte alsmede de gezinsproblematiek. De Jeugdreclassering heeft bij rapportage van 28 juli 2009 een soortgelijk advies als dat van de Raad voor de Kinderbescherming uitgebracht.
Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat in het kader van de schorsingsvoorwaarden voorlopige hechtenis de FFT vanuit De Viersprong positief is afgerond en een behandeling bij De Waag is opgestart. De begeleidster van De Viersprong heeft ter zitting het belang van het afronden van de behandeling bij De Waag naar voren gebracht. Tijdens deze behandeling zal er nog verder worden gewerkt aan de persoonlijke problematiek van verdachte, hetgeen volgens de begeleidster van De Viersprong noodzakelijk is voor de ontwikkeling van verdachte.
De door de verdachte gepleegde poging verkrachting rechtvaardigt in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank heeft echter bij het bepalen van de straf, in het voordeel van verdachte, rekening gehouden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid, zijn blanco strafblad, het lange tijdsverloop tot de behandeling ter zitting en het als laag ingeschatte recidiverisico. Verdachte heeft zich, in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis, moeten houden aan een aantal schorsingsvoorwaarden. Eén van de voorwaarden hield in dat verdachte zich, tot de behandeling ter zitting, moest houden aan huisarrest, behoudens het volgen van onderwijs en het volgen van een stage. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat verdachte zich goed heeft gehouden aan deze voorwaarde, maar dat het daardoor een heel zwaar jaar is geweest waarin verdachte nauwelijks bewegingsvrijheid had. De rechtbank heeft dit bij het bepalen van de straf in belangrijke mate laten meewegen.
De rechtbank is, mede gelet op het huisarrest dat een jaar heeft geduurd van oordeel dat verdachte de gevolgen van de zaak al in belangrijke mate heeft ondervonden en het nu van belang is dat de behandeling van de problematiek van verdachte voortgezet wordt. Om die reden zal de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen. Ook dient de voorwaardelijke straf de ernst van het feit tot uitdrukking te laten komen en verdachte ervan te weerhouden om zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan enig strafbaar feit.
Alles afwegend ziet de rechtbank geen redenen om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf en komt zij tot het oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 93 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar passend en noodzakelijk is. Hoewel de Raad voor de Kinderbescherming een proeftijd van twee jaren heeft geadviseerd, acht de rechtbank dit niet noodzakelijk, aangezien verdachte al een jaar lang heeft voldaan aan schorsingsvoorwaarden en in dat kader reeds, met positief resultaat behandelingen heeft ondergaan. Aan het voorwaardelijke deel wordt de bijzondere voorwaarde verbonden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag. In dat kader zal de maatregels hulp en steun worden opgelegd. Het door de verdediging verzochte dader-slachtoffergesprek zal geen onderdeel uitmaken van de bijzondere voorwaarde, aangezien moet worden voorkomen dat het slachtoffer een verplichting zou ervaren om aan dit gesprek deel te nemen.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.750,00 terzake immateriële schade.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij bij wijze van voorschot zal worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.000,00 - vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip waarop het strafbare feit is gepleegd - met de verplichting tot betaling van het genoemde bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Zij heeft gevorderd dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, onder verwijzing naar zijn pleitnota, verzet tegen toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de onderbouwing van de vordering onjuist is. Subsidiair is hij van mening dat de vordering slechts tot een bedrag van € 500,00 dient te worden toegewezen. Hij heeft zich tegen het opleggen van de gevorderde schademaatregel in de zin van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht verzet, aangezien verdachte minderjarig is, weinig inkomsten heeft en het voor verdachte onmogelijk is om de vordering binnen korte termijn te voldoen. Tevens heeft de verdediging naar voren gebracht dat het slachtoffer, na een slachtoffer-dadergesprek, mogelijk van de vordering tot schadevergoeding wil afzien.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Deze maatregel maakt het mogelijk dat De Staat namens de benadeelde partij het toegewezen bedrag incasseert, bovendien wordt met het opleggen van de maatregel benadrukt dat vergoeding van de schade aan de benadeelde partij niet vrijblijvend is. Anders dan de raadsman van verdachte ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding deze maatregel achterwege te laten.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77x, 77y, 77z, 77aa en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging verkrachting
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Jeugdreclassering, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij de forensische polikliniek De Waag te Middelburg;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.000,00, ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 7 juni 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 1.000,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door mr. Nomes, voorzitter tevens kinderrechter, mr. Vos en mr. Haesen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Verdonk, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 juli 2010.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.