ECLI:NL:RBMID:2010:BN8253

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
22 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/700141-10 [P]
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Jager
  • A. van der Ploeg-Hogervorst
  • J. Woltring
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie en witwassen van geldbedragen uit misdrijf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 22 september 2010, is de verdachte beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het witwassen van geldbedragen die afkomstig zijn van misdrijven, waaronder de vervaardiging van amfetamine en metamfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij een organisatie die zich richtte op het produceren van synthetische drugs. De verdachte werd op heterdaad betrapt in de nabijheid van een laboratorium waar metamfetamine werd geproduceerd. Tijdens de doorzoeking van zijn woning werden aanzienlijke hoeveelheden metamfetamine en contante geldbedragen aangetroffen, waarvan een deel vals was. De verdachte heeft verklaard dat het geld afkomstig was van de verkoop van onroerend goed in Bulgarije, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk, gezien het gebrek aan bewijs en de afwezigheid van legale inkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/700141-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 september 2010
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] [geboorteplaats]
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande
gedetineerd in de penitentiaire inrichting De Dordtse Poorten te Dordrecht, Kerkeplaat 25
raadsvrouw mr. Kool, advocaat te Rotterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk op tegenspraak behandeld op de zitting van 8 september 2010, waarbij de officier van justitie mr. De Smet-Dierckx en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen),in of omstreeks de periode van 01 juli
2009 tot en met 03 juni 2010, te Kerkwerve, in de gemeente Schouwen-Duiveland
en/of te Rotterdam, althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in
vereniging met een ander of anderen,althans alleen heeft deelgenomen aan een
organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en/of
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere
perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
namelijk het (telkens) opzettelijk vervaardigen,althans bereiden,
bewerken,verwerken,verkopen,afleveren,verstrekken of vervoeren van middelen
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (synthetische harddrugs, w.o.
metamfetamine);
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 juli 2009
tot en met 03 juni 2010,in elk geval in of omstreeks de periode van 01
oktober 2009 tot en met 03 juni 2010 te Kerkwerve, in de gemeente
Schouwen-Duiveland, teszamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen, (telkens) opzettelijk heeft vervaardigd, althans (telkens) opzettelijk heeft bereid, en/of bewerkt,
en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een)
hoeveelhe(i)d(en) van (een) stof(fen) bevattende metamfetamine en/of
amfetamine, en/of 3,4-methyleendioxyethylamfetamine (MDEA (XTC)) en/of
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA (XTC)) en/of tenamfetamine (MDA (XTC)),
althans en in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
art 2 lid 1 ahf/onder D Opiumwet
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 1 ahf/ond a alinea Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 03 juni 2010 te Kerkwerve, in de gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 19.362 gram, in elk geval
een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
4.
hij op of omstreeks 09 juni 2010, te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 14,95 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of amfetamine(XTC) en/of 3,4-methyleendioxyethylamfetamine (MDEA (XTC)) en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA (XTC)) en/of tenamfetamine (MDA (XTC)), althans en in elk geval (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
5.
hij op één of meer tijdstip(pen),in of omstreeks de periode van 01 juli 2009 tot en met 03 juni 2010, te Kerkwerve, in de gemeente Schouwen-Duiveland, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans
alleen (telkens) (een) voorwerp(en), te weten één of meer geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en)
dat bovenomschreven voorwerp(en) (telkens) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, van welk vorenomschreven misdrijf verdachte en/of zijn mededader(s) een gewoonte hebben/heeft gemaakt;
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Verdachte is door [medeverdachte 2] diverse keren gezien bij de container, soms in gezelschap van [medeverdachte 3] en soms in gezelschap van [medeverdachte 1]. Ook uit de camerabeelden blijkt van zijn aanwezigheid in en rondom het laboratorium in de zeecontainers, waar hij op 3 juni 2010 ook op heterdaad is aangehouden. Hij was in het bezit van de op de container passende sleutel. In de container is ruim 19 kilo metamfetamine aangetroffen. Bij zijn aanhouding had hij 670 euro op zak en bij de doorzoeking in verdachtes woning aan de [adres woning verdachte], die hij voor 1700 euro per maand huurde, is 14,95 kilo metamfetamine aangetroffen. Verdachte had geen legale bron van inkomsten, zodat het, bij het ontbreken van een afdoende verklaring, niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen een criminele herkomst hebben.
Ten aanzien van de periode is de officier van justitie van oordeel dat verdachte vanaf 1 juli 2009, het moment waarop door [medeverdachte 3] de zeecontainers werden gehuurd, betrokken is geweest bij de voorbereiding van de productie en de productie van de metamfetamine.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is primair aangevoerd dat teveel tijd verstreken is tussen de MMA-melding van 17 november 2009 en het maken van foto’s op 5 december 2009 enerzijds en de camera-observatie in april 2010 anderzijds. Met het verstrijken van die tijd, ruim vier maanden, is het recht op opsporing komen te vervallen. Het recht om, met inbreuk op de privacy van [medeverdachte 2], diens erf te betreden is een opsporingsmethode die enige wettelijke basis nodig heeft. Er is daartoe geen machtiging afgegeven en artikel 2 van de Politiewet volstond daarvoor niet meer. Het onderzoek is onrechtmatig geweest en de vruchten van dat onderzoek moeten als “fruits of the poisonous tree” worden uitgesloten van het bewijs. Vrijspraak dient te volgen.
De aanvraag voor machtiging tot observatie is onduidelijk nu een machtiging voor een korte periode, namelijk twee dagen, van 21 tot 23 april 2010 wordt gevraagd, terwijl een bevel wordt afgegeven voor een langere periode. De onderbouwing van de aanvraag voor verlenging van de machtiging is onvoldoende nu alleen wordt gerelateerd over twee personen die ’s nachts aanwezig zijn. Voorts is niet duidelijk waar de camera precies hing en ontbreekt het beeldmateraal in het dossier.
Nu de machtiging ten onrechte is afgegeven dient ook hier het daarna verkregen bewijs te worden uitgesloten en dient vrijspraak te volgen.
De raadsvrouw is subsidiair van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 en dat ten aanzien van feit 5 nietigheid van de dagvaarding moet volgen.
Zij voert daartoe aan dat verdachte incidenteel aanwezig is geweest in de containers. De beelden van 26 en 27 april 2010 tonen aan dat hij daar toen is geweest, maar het zegt niets over de dagen daarvoor en daarna. De productie van de metamfetamine kon pas plaatsvinden nadat de stroom was aangelegd. In dat licht is de MMA-melding een vreemd verhaal. Medio april 2010 gaat verdachte uit een verkeerd soort loyaliteit helpen als manusje-van-alles. Hij heeft gedurende zes weken werkzaamheden van een bepaalde aard verricht, zoals vegen en afval opruimen.
Het aanwezig hebben van 19 kilo metamfetamine kan niet bewezen worden omdat verdachte geen beschikkingsmacht over dan wel wetenschap had van die hoeveelheid. De in de woning van verdachte aangetroffen stof is MCPP, een niet-strafbare xtc-achtige stof, welke mogelijk vervuild is geweest met metamfetamine. De verhouding tussen die stoffen is van essentieel belang. Nu die verhouding niet is vastgesteld moet vrijspraak volgen.
Het geld dat onder verdachte is aangetroffen en het geld dat hij voor huur van auto’s en van zijn woning heeft betaald is afkomstig van de verkoop van appartementjes en stukjes grond in Bulgarije. Voorts is verdachte een handige man die zwart werkte.
De visie op de tenlastegelegde periode is bedoeld ook van toepassing te zijn op feit 1.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het tijdsverloop tussen de MMA-melding en de foto’s enerzijds en de camera-observatie anderzijds niet onredelijk lang is geweest. Zij overweegt dat de gegunde tijd mede moet worden gerelateerd aan de aard van het delict. Het exploiteren van een laboratorium voor synthetische drugs is een doorlopend delict in tegenstelling tot een acuut delict als bijvoorbeeld een aanslag. Daarbij passen verschillende wijzen van aanpak. De MMA-melding van 19 november 2009 vormde aanleiding voor het verifiëren van gegevens op basis waarvan kon worden bezien of er grond bestond om te ageren naar aanleiding van die melding. Dit heeft op 5 december 2009 geresulteerd in een overzicht van het terrein door middel van luchtfoto’s, waarop de diverse bouwwerken, waaronder de zeecontainers, op het perceel in kaart zijn gebracht.
De vermeende schending van de privacy van [medeverdachte 2] door het betreden van diens perceel ziet niet op de belangen van verdachte, zodat de rechtbank dit gedeelte van het verweer passeert.
Op basis van die gegevens kon worden beoordeeld of en hoe verder onderzoek moest worden gedaan. Dit heeft, in combinatie met de noodzakelijke prioritering in verband met de beschikbare capaciteit van de politie, op 12 april 2010 geleid tot het instellen van nader onderzoek naar de containers, waarbij verbalisanten een zoemend geluid hoorden en een chemische lucht roken. Vanaf dat moment is de zaak voortvarend aangepakt en is de opsporingsmethode van camera-observatie ingezet. In het dossier is gerelateerd dat de beelden van de camera-observatie beschikbaar zijn en kunnen worden opgevraagd. De raadsvrouw heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Bovendien zijn de beelden beschreven in processen-verbaal van bevindingen. De belangen van de verdediging zijn daardoor niet geschaad.
Op 20 april 2010 is op één aanvraag de machtiging voor camera-observatie en de verlenging daarvan gevraagd. Het bevel is afgegeven voor dertig dagen, van 21 april 2010 tot en met 21 mei 2010. In het proces-verbaal verlenging van het bevel camera-observatie voor de periode van 22 mei 2010 tot en met 19 juni 2010 is gerelateerd dat twee onbekende mensen in de nacht van 24 april 2010 omstreeks 22.00 uur, de container betraden en deze verlieten op 25 april 2010, omstreeks 02.47 uur. De rechtbank acht het verzoek voldoende onderbouwd om over te gaan tot de afgifte van een bevel verlenging camera-observatie, zeker in onderlinge samenhang met de eerdere melding, de foto’s en de waarneming van nachtelijke activiteiten.
Dit brengt de rechtbank tot haar oordeel dat het opsporingsonderzoek rechtmatig is geweest en dat de daaruit voortkomende bewijsmiddelen mogen worden gebruikt.
Ten aanzien van het verweer op feit 4, dat de verhouding metamfetamine tot een andere stof bekend moet zijn overweegt de rechtbank dat die verhouding niet van belang is omdat bewezen zal worden verklaard dat verdachte voorhanden had “een materiaal bevattende amfetamine.
Zij verwerpt de verweren.
De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen, en overweegt daartoe het volgende.
Door [medeverdachte 3] werden op het erf achter de loods aan de [adres loods] twee zeecontainers gehuurd van eigenaar [medeverdachte 2] voor 357 euro per maand. De huur werd vanaf juli 2009 door [medeverdachte 3] contant betaald. In maart 2010 is op verzoek van [medeverdachte 3] electriciteit (krachtstroom) aangelegd door middel van een kabel die vanuit de loods naar de zeecontainers werd doorgetrokken. [medeverdachte 3] reed in een blauwe Caddy. Een Caddy, kenteken [kentekennummer], werd in de periode 31 maart 2010 tot 16 mei 2010 gehuurd bij [naam autoverhuur] Autoverhuur BV op naam van [vriendin medeverdachte 3], de vriendin van [medeverdachte 3]. Op 24 april 2010 werden uit deze Caddy jerrycans geladen en in de containers gebracht. Op 28 april 2010 werden vanuit de containers dozen in deze Caddy geladen. Vanaf 17 mei 2010 tot 31 december 2010 is door [medeverdachte 3] een Caddy, kenteken [kentekennummer 2], gehuurd. Deze Caddy heeft in de nacht van 22 op 23 mei 2010 op het terrein bij de zeecontainers gestaan. In het begin kwam verdachte met [medeverdachte 3] mee en later kwam hij ook wel alleen in een zilverkleurige Peugeot of in een zilvergrijze VW Golf. De zilverkleurige Peugeot, kenteken [kentekennummer 3], werd door verdachte eveneens gehuurd bij [naam autoverhuur] Autoverhuur BV. Ook [medeverdachte 1] kwam bij de containers. De laatste drie à vier maanden kwamen ze vaker.
De beelden van camera-observaties van 24 april 2010 tot en met 28 april 2010 zijn op DVD gezet. Verbalisanten hebben op die beelden activiteiten bij de zeecontainers waargenomen. De Caddy, kenteken [kentekennummer], kwam op 24 april 2010, circa 17.00 uur, het terrein opgereden, een man stapte uit en droeg vanuit de Caddy 26 jerrycans, 4 vaten en 6 dozen de containers in en vanuit de container werden 10 zakken de Caddy ingeladen, waarna de man de container afsloot en met de Caddy wegreed. Dezelfde dag 21.58.23 uur kwamen twee personen aangelopen en gingen met de sleutel de container in en verbleven tot 25 april 2010 te 02.48.01 uur, bijna 5 uren, in de container. Diezelfde dag om 22.29.08 uur gingen twee personen de container in, kwamen er omstreeks 23.55.00 even uit om vervolgens tot 26 april 2010 te 04.47.26 uur, ook weer bijna 5 uren, in de container te blijven. Dit patroon herhaalde zich nog twee keren op 26 en 27 april 2010. Op 28 april 2010 werden weer dozen, 6 stuks, door een persoon in de Caddy, kenteken [kentekennummer], geladen.
Op 3 juni 2010 werd door verbalisant [verbalisant 1] waargenomen dat de grijze Peugeot 307, kenteken [kentekennummer 3], op het terrein stond, die hij daar ook op 24 en 25 mei 2010 had zien staan. Ook zag hij uit de container twee mannen komen aanlopen die contact maakten met een derde man die bij een Mercedes Vito bus stond. Omstreeks 22.50 uur werden deze drie personen, te weten [medeverdachte 1], verdachte en [medeverdachte 2] aangehouden.
De verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben de camerabeelden op DVD nogmaals bekeken nadat zij contact hadden gehad met de aangehouden verdachten en hebben onafhankelijk van elkaar op de beelden de gelijkenis van verdachte en (behoudens [verbalisant 2]) [medeverdachte 1] vastgesteld. Daarnaast zijn in de container aangetroffen mondkapjes bemonsterd. Het celmateriaal komt overeen met de DNA-profielen van verdachte en –niet uitgesloten- [medeverdachte 1]. In de containers zijn productiemiddelen voor het maken van metamfetamine volgens de verhoogde drukmethode met behulp van BMK, een colafles met vermoedelijk BMK en in totaal circa 19340 gram wit poeder, amfetamine, aangetroffen en inbeslaggenomen.
Verdachte heeft verklaard dat hij werkzaamheden verrichtte zoals vegen en afval afvoeren naar de milieustraat te Rotterdam, maar hij was eerder betrokken bij het inrichten van de containers dan [medeverdachte 1]. Op grond van bovenstaande acht de rechtbank opzet op het medeplegen van de vervaardiging van amfetamine binnen de periode van 1 maart 2010, het tijdstip waarop de electriciteit beschikbaar kwam, tot en met 3 juni 2010 bewezen. Zij stelt vast dat verdachte op diverse tijdstippen werkzaamheden heeft verricht die voor het produceren van amfetamine van belang waren. Hij vervulde daarmee een eigen rol binnen de organisatie, bestaande uit [medeverdachte 3], die onder meer de huur van de locatie regelde, [medeverdachte 1], die de technische kant verzorgde, en hijzelf.
Als medepleger is verdachte ook verantwoordelijk voor de aanwezigheid van de hoeveelheid metamfetamine die in de container is aangetroffen.
In de woning van verdachte aan de [adres woning verdachte], die hij voor 1700 euro per maand huurde , zijn drie zakken crèmekleurig poeder van elk 4,98 kilogram netto aangetroffen , in totaal derhalve circa 14,94 kilogram. Representatieve monsters zijn onderzocht door het NFI. In de monsters uit de zakken is metamfetamine aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat de zakken poeder niet van hem waren, dat hij ze in bewaring had en dat ze toebehoorden aan een niet door hem nader genoemde persoon. De rechtbank acht dat niet aannemelijk omdat de verklaring niet onderbouwd is en daardoor ook niet valt te verifiëren.
Voorts zijn onder verdachte geldbedragen aangetroffen, te weten in zijn fouillering 720 euro, waarvan één vals biljet van 50 euro, en in de door hem gehuurde auto, Peugeot 307, kenteken [kentekennummer 3], op de [adres loods] 580 euro. Daarnaast is door verdachte 10.634,45 euro contant voor de huur van auto’s betaald. Daar verdachte vanaf 1 januari 2007 tot en met 14 juni 2010 geen werk of uitkering had, moet het er voor worden gehouden dat het geld van misdrijf, in het bijzonder van de metamfetamineproductie, afkomstig was. Verdachte heeft verklaard dat hij in 2001/2002 onroerend goed in Bulgarije heeft verkocht en dat hij daarvan heeft geleefd. De rechtbank acht dat niet aannemelijk nu verdachte geen enkel stuk heeft overgelegd dat zijn verklaring ondersteunt. Het witwassen, in het economisch verkeer brengen van geld dat van misdaad afkomstig, heeft een zodanig structureel karakter nu dit gedurende een langere periode plaatsvond, dat van gewoonte sprake is.
Gelet op de samenhang van de gepleegde strafbare feiten, die onder meerdere delictsomschrijvingen zijn tenlastegelegd en bewezenverklaard, de periode waarbinnen deze werden gepleegd en de samenwerking en de rolverdeling van de betrokkenen, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een gestructureerd samenwerkingsverband, dat kan worden gekwalificeerd als een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 01 juli 2009 tot en met 03 juni 2010, te Kerkwerve, in de gemeente Schouwen-Duiveland en te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
namelijk het opzettelijk vervaardigen van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (synthetische harddrugs, w.o.metamfetamine);
2.
op tijdstippen in de periode van 1 maart 2010 tot en met 03 juni 2010 te Kerkwerve, in de gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft vervaardigd hoeveelheden van (een) stof(fen) bevattende metamfetamine en/of amfetamine, zijnde metamfetamine en amfetamine telkens (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op 03 juni 2010 te Kerkwerve, in de gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 19.340 gram van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
op 09 juni 2010, te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 14,95 kilogram van een materiaal bevattende metamfetamine zijnde metamfetamine en amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
5.
op tijdstippen in de periode van 01 juli 2009 tot en met 03 juni 2010, te Kerkwerve, in de gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens voorwerp, te weten geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij en/of zijn mededaders wisten dat bovenomschreven voorwerpen telkens - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, van welk vorenomschreven misdrijf verdachte en zijn mededaders een gewoonte hebben gemaakt;.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
6 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op grond van hetgeen zij bewezen acht op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest.
Zij vordert verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geld en onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen valse eurobiljet van 50 euro.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte bepleit een aanzienlijk lagere gevangenisstraf. Zij voert daartoe aan dat haar cliënt een ondergeschikte rol heeft gehad. Verdachte heeft een dochtertje voor wie hij een toegewijd vader is. Voorts stelt zij dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar dat de reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen. De raadsvrouw verzoekt met het opleggen van een voorwaardelijke straf rekening te houden met de nieuwe VI-regeling, zodat de vrijheidsstraf daardoor effectief niet langer wordt.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Het vervaardigen van metamfetamine is een ernstig strafbaar feit omdat deze stof een desastreuze werking heeft op gebruikers. Metamfetamine is immers een stof die sterk verslavend is en uiterst schadelijk is voor de gezondheid. Voorts levert een laboratorium als het onderhavige, waarbij chemische reacties tussen stoffen plaats vinden, (brand)gevaar op voor de omgeving en gerede kans op schade voor het milieu. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit eigenbelang en winstbejag.
De rechtbank betrekt in haar oordeel over de strafmaat dat de productie van metamfetamine op deze locatie ongeveer drie maanden heeft geduurd en dat het laboratorium een professioneel karakter had. Zij houdt voorts rekening met de meerdaadse samenloop van de criminele organisatie en het medeplegen van vervaardigen en aanwezig hebben van metamfetamine en het gewoontewitwassen.
De door de raadsvrouw en verdachte aangevoerde visie op de feiten ter vermindering van de straf wordt door de rechtbank niet overgenomen. Deze visie is niet aannemelijk geworden. Verdachte vervulde met het verrichten van werkzaamheden zijn eigen rol binnen het geheel, waardoor het laboratorium heeft kunnen functioneren. Zij houdt er tevens rekening mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij dus een gewaarschuwd man was. Deze veroordeling heeft hem er niet van kunnen weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Daarnaast heeft zij gelet op de straffen die aan de mededader en ook doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Gelet op de hoogte van de gevangenisstraf is er geen ruimte voor het opleggen van een voorwaardelijk deel.
8 Het beslag
8.1 De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (13 bankbiljetten van 50 euro en 1 bankbiljet van 20 euro) zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu
gebleken is dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren en deze geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen.
8.2 De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp (vals biljet van 50 euro) is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is immers dat het voorwerp bij het onderzoek naar het tenlastegelegde feit, is aangetroffen. Het voorwerp behoort aan verdachte toe en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 2: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder D, van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 4: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 5: Een gewoonte maken van witwassen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 (acht) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
Geld Nederlands – 13 x 50 euro en 1 x 20 euro; waarde 720,00 euro;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
Vals geld – biljet van 50 euro.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Jager, voorzitter, mr. Van der Ploeg-Hogervorst en mr. Woltring, rechters, in tegenwoordigheid van Heberlein-Guiran, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 september 2010.