ECLI:NL:RBMID:2010:BO9772

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
21 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
95730
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.M. Klarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan zeildoek en eigendomsvoorbehoud in algemene voorwaarden

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Middelburg, stond de vraag centraal of een eigendomsvoorbehoud in de algemene voorwaarden van [A] de verplichting tot eigendomsoverdracht van een zeildoek aan [B] uitsloot. De kantonrechter oordeelde dat het eigendomsvoorbehoud niet betekende dat [A] geen eigendom hoefde te verschaffen. [A] had een reclame zeildoek geleverd dat door [C] was geplaatst en later beschadigd was geraakt. De schade aan het zeildoek leidde tot een geschil over de betaling van de resterende prijs door [B].

De rechter concludeerde dat [A] aansprakelijk was voor de schade, omdat zij niet zorgvuldig had gehandeld bij het verwijderen van het zeildoek. Het feit dat het zeildoek in een vuilcontainer was gedeponeerd zonder toestemming van [B] was onacceptabel. De kantonrechter oordeelde dat [B] het recht had om een deel van de betaling op te schorten vanwege de schade die was geleden.

De uitspraak hield in dat de vordering van [A] in conventie werd afgewezen, terwijl in reconventie [A] werd veroordeeld tot betaling van € 3.691,- aan [B]. De rechter benadrukte dat de verplichtingen uit de overeenkomst bleven bestaan, ondanks het eigendomsvoorbehoud. De uitspraak werd gedaan op 21 juni 2010 door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en de proceskosten werden toegewezen aan [A] als de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
Locatie Middelburg
zaak/rolnr.: 195730 / 09-7064
vonnis van de kantonrechter d.d. 21 juni 2010
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[partij A],
gevestigd te [adres],
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
verder te noemen: [A],
gemachtigde: A.P.M. Meijer,
t e g e n :
[Z],
wonende te Zonnemaire, gemeente Schouwen-Duiveland,
aldaar handelende onder de naam
[partij B]
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
verder te noemen: [B],
in persoon.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 13 november 2009,
- conclusies van antwoord, repliek en dupliek in conventie, respectievelijk tevens van eis, antwoord en repliek in reconventie,
- conclusie van dupliek in reconventie.
de beoordeling van de zaak
in conventie en in reconventie:
1.1. Met een offerte d.d. 10 maart 2008 heeft [A] aan [B] aangeboden: “geheel vrijblijvend en e.e.a. volgens onze algemene levering- verkoopvoorwaarden:
Hangend Enkel afmeting 1800 x 1000 cm. incl. full color bedrukt doek inclusief verlichting € 7.959,- excl. BTW”.
over de levering is bepaald: “Uw adres [woonplaats], inclusief plaatsing en verwijdering.”
1.2. [B] heeft deze offerte geaccepteerd. [A] heeft het reclame zeildoek in een frame laten plaatsen door [C], en wel bij [X] te [woonplaats], de klant van [B]. [A] heeft het daar ook weer laten verwijderen door [C]. Daarbij is het zeildoek beschadigd. Het is in een vuilcontainer terecht gekomen.
1.3. [B] heeft een bedrag van € 6.835,21 aan [A] betaald, maar heeft betaling van het resterende bedrag opgeschort. In een e-mail d.d. 17 september 2009 is deze opschorting door [B] als volgt toegelicht:
“Bij het verwijderen van het doek aan het einde van de beurs is het doek beschadigd. Gevolg hiervan is dat [X] een nieuw doek moet aanschaffen voor de beurs van oktober a.s. Naar onze mening en die van [X] is de beschadiging ontstaan door het onzorgvuldig handelen van [A]. Hierover hebben wij [A] aangesproken en deze heeft aangegeven dat het doek GEEN eigendom is van onze klant. Echter is de omschrijving op de factuur: “Frame hangend enkel incl. full color zeildoek”. “
2.1. In conventie heeft [A] betaling gevorderd van het resterende bedrag ad € 2.279,-, verhoogd met rente en incassokosten, en daarna verminderd met een betaling ad € 1.200,-, per saldo € 1.579,05 met verdere rente. [A] heeft hierbij onder meer aangevoerd:
[A] is met [B] een overeenkomst aangegaan voor het plaatsen en verwijderen van het bestelde zeildoek. Daarbij is door [B] niet aangegeven dat hij het zeildoek na verwijdering in eigendom wilde behouden. [A] beroept zich hierbij op haar algemene voorwaarden, in het bijzonder punten 7.1. en 7.7.
2.2. [B] heeft onder meer gesteld, kort samengevat:
De algemene voorwaarden zijn niet tijdig aan [B] verstrekt en zijn daarom niet geldig. De offerte is door [B] niet ondertekend. Door de beschadiging van het zeildoek heeft [B] schade geleden. Wij hebben [A] in gebreke gesteld. De prijs voor het vervaardigen van een doek bedraagt € 26,50 per m2. Het zeildoek in kwestie was 180 m2. Daarom eist [B] een bedrag van € 4.770,- ter compensatie van de schade.
3.1. Het standpunt van [A] komt erop neer dat de overeenkomst tussen partijen niet inhoudt dat [A] de eigendom van het zeildoek moet leveren. Dat standpunt wordt verworpen. Zoals uit de offerte blijkt, diende [A] een reclame zeildoek te leveren. Het plaatsen en weer verwijderen van het zeildoek bij [X] te [woonplaats] moet daarbij worden gezien als een aanvullende dienst. Uit het feit dat het zeildoek na het plaatsen ook weer verwijderd zou worden kan niet worden afgeleid dat het zeildoek niet in eigendom geleverd zou gaan worden. Zo kan dat in redelijkheid niet worden opgevat, mede gelet op de waarde van een zeildoek van deze afmetingen.
3.2. [A] beroept zich voorts op punt 7 van haar algemene voorwaarden. Dat bevat echter een gewoon eigendomsvoorbehoud in de zin van art. 3:92 BW. Punt 7.1. impliceert dat de eigendom overgaat, zodra alle verplichtingen uit de overeenkomst zijn nagekomen door de wederpartij. Indien er geen verplichting tot levering van eigendom zou bestaan, zou een dergelijk eigendomsvoorbehoud een slag in de lucht zijn.
3.3. [A] geeft aan punt 7.7. een onjuiste strekking. Er zou staan dat de geleverde zaken eigendom zijn en blijven van [A], tenzij de wederpartij schriftelijk een verzoek tot voorbehoud doet. In werkelijkheid echter luidt punt 7.7.:
“Wederpartij kan de volgens overeenkomst geleverde zaken die eigendom zijn en blijven van Gebruiker, uitsluitend schriftelijk voor verwijdering in aanmerking laten komen.”
Taalkundig maakt [A] hier van de beperkende bijzin: “die eigendom zijn en blijven van Gebruiker” de hoofdzin. Dat is niet correct. Punt 7.7. betekent niet meer dan dat zaken waarop een eigendomsvoorbehoud rust, alleen op schriftelijk verzoek worden verwijderd. Daarmee wordt een laatste detail geregeld van het gewone eigendomsvoorbehoud, dat in punt 7.1. is vervat. Punt 7.7. houdt niet – in strijd met punt 7.1. – in dat geleverde zaken eigendom zijn en blijven van [A].
3.4. Een eigendomsvoorbehoud is een zekerheidsrecht voor de volledige nakoming van de overeenkomst door de wederpartij. Het geeft [A] niet het recht om naar goeddunken te handelen met het geleverde zeildoek als een eigen zaak, alsof er geen contractuele verplichtingen van [A] jegens [B] zouden bestaan. De verplichting van [A] om het zeildoek ook weer te verwijderen diende zorgvuldig te worden uitgevoerd. [A] heeft opgemerkt dat bij verwijdering te allen tijde de kans bestaat dat een doek beschadigd raakt en dat een dergelijk risico redelijkerwijs niet voor rekening komt van [A].
3.5. Hierin kan de kantonrechter [A] niet volgen. Het is zeer zeker mogelijk een zeildoek onbeschadigd te verwijderen. In alle redelijkheid valt niet in te zien, waarom [A] niet het risico zou moeten dragen van het tekortschieten in haar contractuele verplichting jegens [B] om het zeildoek zorgvuldig weer te verwijderen. Het staat vast dat dat niet is gebeurd, want [C] heeft het doek beschadigd en in een vuilcontainer gedeponeerd. [A] heeft betoogd dat [B] van te voren had moeten meedelen dat het doek na verwijdering aan haar moest worden teruggegeven. Maar naar het oordeel van de kantonrechter spreekt dat voor zich. In ieder geval kan [A] niet in redelijkheid volhouden dat een zeildoek ter waarde van € 9.114,21 in een vuilcontainer mag worden gedeponeerd zonder daarvoor toestemming te vragen aan [B] jegens wie [A] de verplichting had en behield de eigendom van het zeildoek te verschaffen. [A] is aansprakelijk, omdat zij [C] heeft ingeschakeld.
3.6. Weliswaar was [B] door het eigendomsvoorbehoud nog geen eigenares van het zeildoek, maar [B] heeft wel schade geleden in haar recht op overgang van de eigendom van een onbeschadigd zeildoek. De verbintenissen over en weer zijn immers blijven bestaan. Daarom was [B] bevoegd de betaling van een deel van de prijs op te schorten, zoals [B] gedaan heeft.
3.7. De conclusie is dat, indien de algemene voorwaarden van [A] geldig zijn, het daarin vervatte eigendomsvoorbehoud niet belet dat een deel van de betaling bevoegd werd opgeschort. Daarom kan in het midden blijven of de algemene voorwaarden van [A] geldig zijn.
3.8. Doordat bij gebreke van schadevergoeding de bevoegdheid tot opschorting van een deel van de betaling nog steeds voortduurt, is de vordering van [A] in hoofdsom niet opeisbaar. De vordering in conventie met nevenvorderingen zal daarom worden afgewezen.
4.1. [A] is jegens [B] aansprakelijk voor de beschadiging van het zeildoek. [A] is niet ingegaan op de prijs van € 26,50 per m2, die bovendien voldoende is gestaafd met onderliggende bescheiden. De schade van € 4.770,- is onvoldoende door [A] weersproken en daarom toewijsbaar.
4.2. Na schadevergoeding vervalt het opschortingsrecht en zal [B] alsnog de resterende prijs dienen te betalen. Aanstonds en ambtshalve zal de resterende prijs worden verrekend met de schadevergoeding teneinde verdere complicaties tussen partijen te voorkomen. De latere betaling door [B] van € 1.200,- wordt niet toegerekend aan rente en incassokosten, aangezien die niet verschuldigd zijn omdat [B] toen reeds bevoegd de betaling had opgeschort. Ten onrechte spreekt [A] van een betalings-regeling. Kennelijk om een procedure te voorkomen heeft [B] nog eens € 1.200,- voldaan. Op de prijs van € 9.114,21 incl. BTW is € 6.835,21 en later nog eens € 1.200,- voldaan, zodat daarvan € 1.079,- incl. BTW resteert. Na verrekening is in reconventie € 3.691,- toewijsbaar. Rente is door [B] niet gevorderd.
5. Zowel in conventie als in reconventie is [A] de in het ongelijk gestelde partij. Daarom zal [A] in beide worden verwezen in de proceskosten. Maar aangezien [B] in de persoon van [Z] schriftelijk heeft geprocedeerd zijn er geen reis- en verletkosten in de zin van de wet toewijsbaar.
DE BESLISSING
De kantonrechter:
in conventie:
wijst de vordering af;
in reconventie:
veroordeelt [A] om tegen bewijs van kwijting aan [B] te betalen een bedrag van € 3.691,-;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
in conventie en in reconventie:
veroordeelt [A] in de kosten van het geding, welke aan de zijde van [B] tot op heden worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.