ECLI:NL:RBMID:2010:BP2147

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
8 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
75435 / KG ZA 10-182
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning op grond van hypotheekrecht en weigering van medewerking door schuldenaar

In deze zaak vordert de eiseres, een bank, op basis van een hypotheekakte de ontruiming van een woning door de gedaagde, die weigert toegang te verlenen. De eiseres heeft op 1 juli 2005 een hypotheekrecht verkregen op de woning van de gedaagde. Na het opzeggen van de leningen op 9 juli 2007 wegens wanbetaling, heeft de eiseres de executie van de woning aangezegd. De voorzieningenrechter heeft eerder toestemming gegeven voor het beheer van de woning door de eiseres, maar de gedaagde blijft medewerking weigeren. De eiseres vordert nu dat de gedaagde de woning binnen vijf dagen na betekening van het vonnis ontruimt, met de mogelijkheid voor de eiseres om dit zelf te doen indien de gedaagde in gebreke blijft.

De gedaagde betwist de ontvankelijkheid van de eiseres en stelt dat de opzegging van de kredietovereenkomst niet rechtmatig is. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eiseres ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat alle contracten bij de afdeling bijzonder beheer zijn gebleven. De rechtmatigheid van de opzegging van de kredieten wordt niet inhoudelijk beoordeeld, maar er wordt van uitgegaan dat deze rechtsgeldig is.

De voorzieningenrechter overweegt dat de ontruiming noodzakelijk is voor taxatie en bezichtigingen van de woning, maar dat de gedaagde nog één kans moet krijgen om medewerking te verlenen. De zaak wordt voor twee maanden aangehouden om de gedaagde de gelegenheid te geven om aan de verzoeken van de eiseres te voldoen. Indien de gedaagde in deze periode geen medewerking verleent, zal de voorzieningenrechter de ontruiming alsnog toestaan zoals gevorderd. Het vonnis is uitgesproken op 8 december 2010 door mr. M.C. de Regt.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht,
voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 75435 / KG ZA 10-182
Vonnis van 8 december 2010
in de zaak van
de naamloze vennootschap
[eiseres],
gevestigd te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. Th.P.J. Hanssen te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. G. Boot te De Bilt.
Partijen zullen hierna de [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- fax d.d. 15 november 2010 van mr. Boot met een productie
- fax d.d. 23 november 2010 van mr. Hanssen met een productie
- een tweetal faxen met producties d.d. 30 november 2010 van mr. Boot
- de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 1 december 2010 zijdens beide partijen overgelegde pleitnota’s.
De feiten
De [eiseres] heeft op 1 juli 2005 een eerste recht van hypotheek verkregen van [gedaagde] op de onroerende zaak gelegen te [adres] (hierna: de woning). De hypotheekakte luidt, voor zover van belang, als volgt:
“…e. beding van ontruiming
De [eiseres] is bevoegd om, indien zulks met het oog op de executie is vereist, het Verbondene onder zich te nemen en te verlangen dat dan ontruiming plaats heeft, zonodig uit kracht van de grosse van akte.”
De [eiseres] heeft op 9 juli 2007 de door haar aan [gedaagde] verstrekte leningen opgezegd aangezien [gedaagde] zijn financiële verplichtingen niet is nagekomen.
De [eiseres] wenst de woning op grond van haar hypotheekrecht in het openbaar te verkopen en heeft bij exploit van 29 januari 2010 de executie van de woning aangezegd, zowel aan de curator in het faillissement van [gedaagde] als aan [gedaagde] zelf.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 maart 2010 het verzoek van de [eiseres] haar op voet van artikel 3:267 BW te machtigen de woning in beheer te nemen, toegewezen en het verzoek [gedaagde] te gelasten zijn medewerking te verlenen aan bezichtigingen afgewezen. Deze beschikking is door het hof te
‘s-Hertogenbosch bij beschikking d.d. 7 juli 2010 bekrachtigd.
Het geschil
De [eiseres] vordert, samengevat, [gedaagde] te veroordelen de woning uiterlijk binnen 5 dagen na betekening van het vonnis leeg en ontruimd ter beschikking te stellen van de [eiseres] en -op straffe van lijfsdwang- ontruimd te houden, subsidiair voor de duur van 15 dagen na betekening, met machtiging van de [eiseres] om, indien [gedaagde] in gebreke blijft met de ontruiming, deze zelf te doen uitvoeren, desnoods met behulp van de sterke arm, een en ander op kosten van [gedaagde]. De [eiseres] stelt daartoe dat, nu [gedaagde] iedere medewerking weigert, zij zich, ondanks het beheer, geen toegang tot de woning kan verschaffen teneinde taxatie en/of bezichtigingen mogelijk te maken. Onder verwijzing naar de praktijk waarin deurwaarders niet bereid zijn tot ontruiming over te gaan zonder een rechterlijke machtiging daartoe, de jurisprudentie op dat gebied en het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 3:267 BW, stelt zij dat toestemming van de voorzieningenrechter vereist is teneinde gebruik te kunnen maken van het ontruimingsbeding uit de hypotheekakte. Ten aanzien van het verweer betreffende niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] geeft de [eiseres] aan dat alle contracten die bij de afdeling bijzonder beheer van de [eiseres] in behandeling waren, waaronder dat van [gedaagde], daar zijn gebleven en dus niet zijn overgegaan naar HBU of de Deutsche [eiseres].
[gedaagde] voert verweer. Primair betwist hij de ontvankelijkheid van de [eiseres] onder verwijzing naar overnames en deelverkopen waar de [eiseres] de afgelopen jaren mee te maken heeft gehad. Verder stelt [gedaagde] dat zolang niet duidelijk is vastgesteld dat er sprake is van rechtmatige opzegging van de kredietovereenkomst, de vergaande maatregelen als thans verzocht niet kunnen worden genomen. Bovendien moeten volgens hem de uit het beheersbeding voortvloeiende bevoegdheden ruimschoots voldoende zijn voor de [eiseres] om haar rechten uit te oefenen. Tenslotte acht [gedaagde] de vorderingen van de [eiseres] dermate vergaand dat iedere proportionaliteit daarmee terzijde wordt gesteld.
De beoordeling
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de [eiseres] overweegt de voorzieningenrechter het volgende. De [eiseres] heeft ter zitting onweersproken gesteld dat alle contracten die bij de afdeling bijzonder beheer van de [eiseres] in behandeling waren, waaronder dat van [gedaagde], daar zijn gebleven en dus niet zijn overgegaan naar HBU of de Deutsche [eiseres] en dat de gegevens daarvan bij de Kamer van Koophandel zijn neergelegd. Zij vermeldt daarbij dat de cliënten die een hypotheek hadden die wel is overgegaan naar een andere bank hieromtrent een persoonlijke brief hebben ontvangen. [gedaagde] heeft aangegeven zo’n brief niet te hebben ontvangen. Nu de raadsman van [gedaagde] ter zitting heeft aangegeven dat hij aanneemt dat het register bij de Kamer van Koophandel klopt, hoeft daarvan geen nader bewijs te worden geleverd en kan er voorshands van worden uitgegaan dat het contract van [gedaagde] bij de [eiseres] is gebleven.
De voorzieningenrechter is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de [eiseres] ontvankelijk is in haar vorderingen.
Ten aanzien van de door [gedaagde] ter discussie gestelde rechtmatigheid van de opzegging van het krediet door de [eiseres] overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Onder verwijzing naar hetgeen bij beschikking van de voorzieningenrechter d.d. 25 maart 2010 onder 2.5. en 2.6 is overwogen en voorts gezien hetgeen door het hof in haar beschikking d.d. 7 juli 2010 is overwogen onder 3.6. ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling van de opzegging van de kredieten, overweegt de voorzieningenrechter dat deze opzegging ook thans niet inhoudelijk beoordeeld zal worden en dat er in het kader van de onderhavige beoordeling vooralsnog wordt uitgegaan van de rechtsgeldigheid van de opzegging van de kredieten.
Vast staat dat de [eiseres] de woning executoriaal wil verkopen. Door de [eiseres] is onweersproken gesteld dat [gedaagde] ter gelegenheid van de zitting in hoger beroep bij het hof heeft aangegeven iedere noodzakelijke medewerking aan de verkoop van de woning te weigeren. Indien [gedaagde] geen medewerking aan de verkoop van de woning verleent, is ontruiming van die woning noodzakelijk om taxatie en bezichtigingen daarvan mogelijk te maken. Het in de hypotheekakte opgenomen ontruimingsbeding biedt hiervoor echter geen oplossing, nu als onweersproken vast staat dat de deurwaarder niet bereid is om op basis van deze notariële akte over te gaan tot ontruiming. Mede gelet op de bestaande jurisprudentie en het wetsvoorstel op dit gebied, is de voorzieningenrechter van oordeel dat, ondanks de aanwezigheid van een ontruimingsbeding, zijn toestemming noodzakelijk is voor het uitoefenen van de bevoegdheid van de hypotheeknemer om een zaak onder zich te nemen. Beoordeeld dient dan te worden of het onder zich nemen met het oog op de executie vereist is en of het in het licht van de omstandigheden van het geval een passende maatregel is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat zulks het geval is.
Echter, gelet op de zwaarte van het middel van ontruiming en de impact ervan op het leven van [gedaagde] en zijn gezinsleden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] nog één maal in de gelegenheid dient te worden gesteld zijn medewerking te verlenen aan taxatie en bezichtigingen van de woning op eerste verzoek van de [eiseres]. De voorzieningenrechter zal dan ook dienovereenkomstig beslissen en de zaak voor de duur van twee maanden aanhouden in afwachting van het verloop daarvan. De zaak zal pro forma op een zitting worden geplaatst teneinde partijen in de gelegenheid te stellen het gewenste verdere procesverloop aan te geven.
Thans wordt reeds overwogen dat, indien [gedaagde] in voornoemde periode niet de door de [eiseres] gewenste medewerking verleent aan taxatie en bezichtigingen van de woning, de voorzieningenrechter de ontruiming alsnog zal toestaan zoals gevorderd.
De beslissing
De voorzieningenrechter gebiedt [gedaagde] voor de duur van 2 maanden vanaf de datum van betekening van dit vonnis, telkens op eerste verzoek van de [eiseres] zijn medewerking te verlenen aan ieder van de [eiseres] afkomstige schriftelijke verzoek betreffende taxatie en/of bezichtiging van de woning,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
verwijst de zaak naar de pro forma zitting van dinsdag 8 februari 2011,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2010.