zaak/rolnr.: 190737 / 09-4891
vonnis van de kantonrechter d.d. 1 februari 2010
1. de besloten vennootschap
2. de besloten vennootschap
3. de besloten vennootschap
DELTA NETWERKBEDRIJF B.V.,
4. de besloten vennootschap
5. de besloten vennootschap
DELTA COMFORT SERVICE B.V.,
alle gevestigd te [adres], en
6. de naamloze vennootschap
verder in enkelvoud te noemen: [A],
gemachtigde: GGN Zeeland,
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 6 augustus 2009,
- mondelinge toelichting.
de beoordeling van de zaak
1. [A] stelt dat zij op het [adres] energie geleverd aan [B] in de periode maart 2004 t/m juli 2005 is geleverd. Op 26 augustus 2005 heeft [A] daarvoor een eindafrekening verzonden. [A] stelt dat [B] in totaal een bedrag van € 1.225,52 onbetaald heeft gelaten. [A] heeft een overzicht van facturen en betalingen en van de eindafrekening in het geding gebracht.
2. [A] vordert dit bedrag van [B] op, vermeerderd met op de algemene voorwaarden gegronde buitengerechtelijke kosten ad € 300,-- en rente ad € 287,07, totaal € 1.812,59, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 mei 2009 en de veroordeling van [B] in de proceskosten.
3. [B] heeft verweer gevoerd. Zij stelt dat zij in de periode maart 2004 t/m juli 2005 niet op het [adres] woonde. Verder voert zij aan dat [A] haar vordering eerder had moeten indienen. Nu is zij niet meer staat terug te zoeken of de vordering al dan niet klopt.
4. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.1. De vordering van [A] is erop gebaseerd dat zij in genoemde periode aan [B] energie heeft geleverd. Als dat het geval is, dan moet worden aangenomen dat deze energie ook door [B] is verbruikt, aangezien de aard van dit soort leveringen zo is dat deze geleverd wordt doordat de ontvanger via leidingen de betreffende energie afneemt. De afnemer moet zich dan bewust zijn geweest van het feit dat hij energie ontvangt, waaruit volgt dat de leverancier daarvoor een vergoeding toekomt ten laste van de afnemer.
De betwisting door [B] dat zij in de periode maart 2004 t/m juli 2005 op het [adres] heeft gewoond, zoals door [A] gesteld, houdt in wezen in een betwisting van de stelling dat de betreffende energie aan haar is geleverd c.q. deze door haar is afgenomen.
Tegenover deze betwisting is het aan [A] om te bewijzen dat zij de betreffende energie in de betreffende periode aan [B] heeft geleverd. De door haar als productie 4 in het geding gebrachte brief van 25 juli 2005 biedt onvoldoend bewijs. De kantonrechter zal [A] desgewenst in de gelegenheid stellen bewijs te leveren.
4.2. De stelling van [B] , dat zij [A] haar vordering te laat heeft ingediend waardoor zij niet meer in staat de vordering te onderzoeken verstaat de kantonrechter als een beroep op verjaring. Deze stelling is pas bij dupliek geponeerd waardoor [A] daarop nog niet heeft kunnen reageren.
4.3. De kantonrechter zal de zaak daarom verwijzen naar de rol opdat [A] een akte kan nemen om alsnog te reageren op genoemd verweer, waarbij [A] tevens kan opgeven of zij het hiervoor bedoelde bewijs wil leveren en op welke wijze.
Als [A] een akte neemt mag [B] daarop reageren.
verwijst deze zaak naar de rolzitting van 1 maart 2010 te 10.00 uur,opdat [A] bij akte kan reageren op hetgeen in dit vonnis onder 4.1 en 4.2 is overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R.P.Verhoeven, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.