zaak/rolnr.: 207773 / 10-1659
vonnis van de kantonrechter d.d. 17 november 2010
gemachtigde: mr. L.E. van Hevele,
gemachtigde: mr. E. Baecke.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- inleidende dagvaarding d.d. 28 mei 2010,
- verstekvonnis d.d. 16 juni 2010,
- verzet, gedaan bij exploot d.d. 2 augustus 2010,
- conclusie van antwoord in oppositie,
- conclusie van repliek in oppositie.
de beoordeling van de zaak
1.1. In of omstreeks september 2009 heeft [A] zich ingeschreven voor een cursus bij het ROC. [A] woonde toen aan het adres [X] en heeft dat adres aan ROC opgegeven. ROC heeft voor de cursus bij factuur d.d. 28 september 2009 € 177,- aan [A] in rekening gebracht en gezonden naar het opgegeven adres. [A] heeft niet betaald.
1.2. ROC heeft [A] betalingsherinneringen bij brieven d.d. 10 november 2009 en 3 december 2009 gezonden naar het adres [X]. [A] is verhuisd naar het adres [Y], hetgeen op 3 december 2009 is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA).
1.3. ROC heeft [A] doen dagvaarden bij exploot d.d. 28 mei 2010 tot betaling van de factuur verhoogd met incassokosten en rente, totaal € 224,41 rente rechtens. Het exploot van dagvaarding is door de deurwaarder aangeboden aan het adres [X] en omdat hij daar niemand aantrof aan wie afschrift kon worden gelaten, heeft hij het exploot in een gesloten envelop daar achtergelaten. [A] is niet voor de kantonrechter verschenen, zodat zij bij vonnis d.d. 16 juni 2010 bij verstek is veroordeeld.
1.4. De deurwaarder heeft het verstekvonnis op 6 juli 2010 aan [A] betekend op haar huidige adres: [Z].
2.1. [A] heeft tijdig verzet gedaan tegen dit vonnis en heeft gesteld dat de inleidende dagvaarding nietig is, omdat deze niet haar correcte woonplaats vermeldt, zoals op straffe van nietigheid is voorgeschreven bij art. 45, lid 2, sub d, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv.) [A] heeft subsidiair gesteld dat de gemeente inmiddels de factuur voldaan heeft en dat sommaties haar niet hebben bereikt, behalve de betalings-herinnering d.d. 10 november 2009.
2.2. ROC heeft betwist dat de dagvaarding nietig is en aangevoerd dat het voor risico van [A] moet komen dat zij heeft verzuimd een eventuele adreswijziging door te geven. Voorts stelt ROC dat een eventuele nietigheid in de dagvaarding wordt gedekt door de verschijning thans in rechten van [A]. ROC betwist dat haar vordering door de gemeente werd voldaan. ROC stelt dat op 16 juli het bedrag ad € 177,- werd ontvangen en dat daarnaast een betalingsregeling van € 20,- per maand met [A] is getroffen. ROC stelt dat betalingen het eerst in mindering strekken op kosten en rente.
3.1. De kantonrechter stelt vast dat de inleidende dagvaarding inderdaad niet de correcte woonplaats van [A] vermeldt. De deurwaarder heeft klaarblijkelijk verzuimd een adres-verificatie uit te voeren. Dit is een tekortkoming van de deurwaarder.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam heeft bij beslissing d.d. 16 december 2008 (LJN YB0023) overwogen:
“4.2. Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat controle op adresgegevens standaard onderdeel van de procedure dient te zijn. in elk geval bij de betekening van de dagvaarding. Betekening aan het juiste adres vormt gelet op de gevolgen immers een belangrijk facet van rechtsbescherming. Het is van groot belang dat ambtshandelingen worden verricht op basis van recente gegevens. Als afnemer in de zin van de Wet op de Gemeentelijke Basis Administratie met een publieke taak heeft een gerechtsdeurwaarder, voor dat doel, bovendien directe toegang tot deze administratie, zodat voldoening aan die plicht ook niet praktisch bezwaarlijk is. De gerechtsdeurwaarder kan bij het betekenen van een ambtelijk stuk niet zonder meer afgaan op aanwijzingen van zijn opdrachtgever. Evenmin mag hij afgaan op oude adresgegevens die niet opnieuw zijn gecheckt. Bij twijfel dient in elk geval de juistheid van een adres te worden verifieerd.”
Het gerechtshof te Amsterdam heeft bij beslissing d.d. 23 februari 2010 (LJN BL6149) overwogen:
“5.2. Het hof hecht eraan te benadrukken dat verificatie van het adres van degene aan wie het exploot van dagvaarding dient te worden betekend, bij de Gemeentelijke Basisadmini-stratie van essentieel belang is en een standaardonderdeel van de procedure dient te zijn.”
De kantonrechter onderschrijft deze overwegingen volledig en maakt die tot de zijne. Adresverificatie behoort standaard te zijn bij het betekenen van dagvaardingen en zeker wanneer, zoals in dit geval, niemand werd aangetroffen aan wie afschrift kon worden gelaten.
3.2. Gelet op het voorgaande kan het ROC niet baten dat [A] geen adreswijziging had gestuurd. De deurwaarder had zonder meer het adres van [A] moeten verifiëren in de GBA. Dan zou in ieder geval ontdekt zijn dat [A] niet woonde aan het adres [X], zodat de dagvaarding niet aan dat adres had mogen worden betekend. De tekortkoming van de deurwaarder komt geheel voor rekening en risico van zijn opdrachtgever ROC.
4.1. Het exploot van de inleidende dagvaarding vermeldt niet de woonplaats van [A], hetgeen met nietigheid is bedreigd. Niet juist is dat de nietigheid zou worden gedekt doordat [A] alsnog in de procedure is verschenen. Na bij verstek te zijn veroordeeld heeft [A] zich in verzet beroepen op de nietigheid van de inleidende dagvaarding. Voor dat geval bepaalt art 122, lid 1, Rv. dat dat beroep op nietigheid wordt verworpen indien naar het oordeel van de rechter het gebrek de gedaagde niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad.
4.2. [A] stelt dat zij onredelijk is benadeeld, doordat zij zich niet heeft kunnen verweren en alsnog vóór de eerste zittingsdatum voor betaling zorg heeft kunnen dragen. [A] stelt dat zij zich daardoor nu voor geheel overbodige kosten gesteld ziet. ROC heeft een en ander niet, althans onvoldoende weersproken. Indien de dagvaarding aan het juiste adres betekend was geweest, had [A] vóór de eerste zittingsdag voor betaling van de hoofdsom kunnen zorg dragen en verweer kunnen voeren ten aanzien van de nevenvorderingen, zoals zij thans subsidiair heeft gedaan. Met [A] is de kantonrechter van oordeel dat [A] door het gebrek in het exploot van dagvaarding onredelijk is benadeeld, in het bijzonder doordat zij kosten heeft moeten maken om verzet te doen, nu zij de nevenvorderingen wenst te bestrijden. Reeds daarom wordt het beroep op nietigheid gehonoreerd. Aan een oordeel of het verweer ten aanzien van de nevenvorderingen gegrond is komt de kantonrechter niet toe.
4.3. Het verstekvonnis zal worden vernietigd en de inleidende dagvaarding zal alsnog nietig worden verklaard, met veroordeling van ROC in de proceskosten. Gelet op art. 141 Rv. komen de kosten van het verstek in dit geval niet ten laste van [A]. Aangezien aan [A] een toevoeging is verleend zal ROC ex art. 243 Rv. worden veroordeeld de proceskosten aan de griffier te voldoen.
verklaart het verzet gegrond;
vernietigt het verstekvonnis dat op 16 juni 2010 tussen partijen is gewezen;
verklaart de inleidende dagvaarding d.d. 28 mei 2010 nietig;
verwijst ROC in de kosten van het geding, welke aan de zijde van [A] tot op heden worden begroot op € 147,93 en veroordeelt mitsdien ROC om dit bedrag te betalen aan de griffier van de rechtbank Middelburg,
met welke bedrag de griffier met inachtneming van de wettelijke bepalingen zal verrekenen:
€ 60,- wegens salaris van de gemachtigde van [A], waaronder begrepen de eigen bijdrage van [A] en
€ 87,93 wegens de kosten van het verzetexploot van de gerechtsdeurwaarder.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.