RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
Locatie Middelburg
zaak/rolnr.: 198188 / 10-343
vonnis van de kantonrechter d.d. 20 september 2010
[partij A],
wonende te [adres],
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
verder te noemen: [A],
gemachtigde: mr. D.F. Lansbergen,
de stichting
Stichting Agogische Zorgcentra Zeeland,
gevestigd te [adres],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
verder te noemen: AZZ,
gemachtigde: mr. N.M. Slump.
.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 18 januari 2010,
- conclusies van antwoord, repliek en dupliek in conventie, respectievelijk tevens van eis, antwoord en repliek in reconventie,
- conclusie van dupliek in reconventie.
de beoordeling van de zaak
in conventie en in reconventie:
1.1. [A] is op 19 augustus 1985 in dienst getreden bij AZZ als groepsleidster. Haar arbeidsduur bedroeg in 1996 24 uren per week en aan het einde van het dienstverband 32 uren per week. Tot 1994 werkte zij op het Medisch Kleuterdagverblijf (MKD) te [vestigingsplaats X]. Sinds een fusie met het MKD te [vestigingsplaats Y] werkte zij te [vestigingsplaats Y]. Eind 2006 is [A] gaan werken op [een instelling] waar jongeren verblijven.
1.2. Op woensdag 26 september 2007 is [A] op [de instelling] mishandeld door een 15-jarige, waardoor zij ernstig letsel opliep. Zij heeft daarvoor AZZ aansprakelijk gesteld. [A] was lange tijd, tot maart 2008, arbeidsongeschikt, maar is in het kader van haar reïntegratie reeds eind oktober 2007 passende werkzaamheden gaan verrichten. AZZ heeft vele loopbaangesprekken met [A] gehouden. Men was het erover eens dat een terugkeer naar [de instelling] uitgesloten was. [A] wilde ook liever niet meer op groepen werken. [A] ambieerde een andere, ambulante functie, bijvoorbeeld als IPT-er. Diverse sollicitaties van [A] naar dergelijke functies binnen AZZ werden echter telkens afgewezen. Bij monde van [S], manager Jeugdhulpverlening (verder: de manager JHV), heeft AZZ herhaaldelijk aan [A] meegedeeld dat er binnen AZZ geen mogelijkheden voor herplaatsing voor haar waren. AZZ wilde [A] begeleiden naar een werkkring buiten AZZ, maar [A] voelde daar niet voor.
1.3. Tijdens een loopbaangesprek op 10 juni 2008 heeft [A] meegedeeld dat zij toch nog wilde proberen om op groepen werk te krijgen binnen AZZ. Naar aanleiding van deze gewijzigde opstelling van [A] heeft de manager JHV tijdens een gesprek op 16 juni 2008 aan [A] een tijdelijke plaatsing voor drie maanden aangeboden op het Medisch Orthopedisch Centrum (MOC) met een begeleidingstraject, waarvan de inhoud nader zou moeten worden besproken. Wanneer [A] goed zou functioneren verplichtte AZZ zich een definitieve plaats voor haar te vinden als groepsleidster binnen de jeugdhulpverlening. Wanneer [A] niet zou voldoen, zou een extern traject ingezet worden. Tijdens een vervolggesprek op 17 juni 2008 heeft [A] bedenk-tijd gevraagd, alsook een schriftelijke bevestiging dat zij onder het Sociaal Plan valt als herplaatsingskandidaat. De inhoud van het begeleidingstraject is niet besproken, omdat AZZ eerst wilde weten of [A] met het aanbod instemde.
1.4. Per e-mail van 8 juli 2008 gericht aan de manager JHV heeft [A] als volgt gereageerd op het aanbod:
Ik vind het positief dat er is nagedacht over de groep waar ik kan starten. Het lijkt mij erg leuk om op het MOC te beginnen.
Ik blijf echter wel streven naar een passende en structurele oplossing binnen de Stichting AZZ. Ik ben van mening dat de concrete uitwerking van je voorstel zorgvuldig moet gebeuren. Er zullen goede afspraken gemaakt moeten worden, volgens de visie van AZZ, op een transparante manier. Hiermee bedoel ik dat er helder en open gecommuniceerd gaat worden en dat dit op respectvolle manier gebeurd zonder verborgen agenda’s. Uiteindelijk moeten de gemaakte afspraken zo zijn dat wij, zowel AZZ als ik, ons hierin kunnen vinden. Ik denk dat het in ieders belang is dat dit zorgvuldig gebeurd. Zowel AZZ als ik gaan er tenslotte in investeren .
Het is voor mij erg belangrijk dat ik mij voor de start op het MOC veilig voel. Ik vind het positief dat er aan begeleiding gedacht wordt maar ik heb nog aanvullende vragen over de uitwerking van het voorstel. Ik zal deze vragen op papier zetten en zou graag zien dat deze beantwoord gaan worden. Voordat ik een definitieve toezegging doe om op het MOC te starten wil [ik] de afspraken met mijn advocaat, dhr Lansbergen, doornemen. Ik ben kostwinner en heb 22 dienstjaren bij AZZ. Ik hoop dat er begrip voor is dat ik ook aan mijn rechtspositie moet denken. Ik wil nogmaals benadrukken dat ik positief sta tegenover het voorstel. Ik spreek de verwachting uit dat we hier gezamenlijk op een goede manier uitkomen.
1.5. Bij brief d.d. 10 juli 2008 heeft de manager JHV geantwoord dat AZZ graag samen met [A] er op een goede manier wil uitkomen, maar dat vanwege vakanties op korte termijn geen vervolgacties kunnen worden uitgezet. Later is [A] uitgenodigd voor een gesprek op 26 augustus 2008. Bij brief d.d. 25 augustus 2008 heeft de advocaat van [A] verzocht dat gesprek uit te stellen omdat er nog veel onduidelijkheid bestaat over de tijdelijke plaatsing bij het MOC. AZZ heeft het gesprek niet willen uitstellen.
1.6. Op 26 augustus 2008 heeft de manager JHV van AZZ aan [A] het volgende stuk voorgelegd dat zij niet heeft willen ondertekenen.
Beoordelingstraject [partij A]
26 augustus 2008
Bijgaand treft u de redenen voor de start van een beoordelingstraject voor de functie van groepsleider en het plan van aanpak.
Redenen:
[1 t/m 5]
Samenvattend […] is er grote twijfel over uw geschiktheid in een hulpverlenende cq inhoudelijke functie mede omdat ‘in relatie staan’ bij u gepaard gaat met strijd en u onvoldoende inzicht heeft in uw eigen functioneren en handelen. Deze punten werden ook al benoemd in diverse verslagen in 2006. Ook toen was uw functioneren als pedagogisch medewerker punt van zorg en reden voor een verbetertraject. […]
Als doelen van het beoordelingstraject zijn gesteld:
- Samenwerken/Functioneren in een team,
- zelfreflectie
- feedback ontvangen en uw handelen aanpassen aan de gekregen feedback.
Als proces is voorgeschreven dat [A] wekelijkse reflectieverslagen zal moeten schrijven op basis van gevraagde en verkregen feedback van collega’s op de leerdoelen. Deze verslagen worden maandelijks geëvalueerd met de clustermanager [K] (verder: de clustermager). Na drie maanden is er een eindevaluatie met advies aan de manager JHV, die vervolgens een beslissing zal nemen over het vervolg.
1.7. [A] had op 1 september 2008 op het MOC moeten beginnen, maar heeft zich op of omstreeks 29 augustus 2008 ziek gemeld. [A] is opgeroepen bij de bedrijfsarts. Deze heeft op 5 september 2008 wegens al langer bestaande, toenemende spanningsklachten geoordeeld dat [A] tijdelijk, tot 15 september 2008 arbeidson-geschikt zal zijn. [A] had echter van 12 tot 21 september 2008 vakantie. AZZ heeft aan [A] meegedeeld dat zij op 22 september 2008 voor werkzaamheden moest verschijnen op het MOC. [A] heeft dat niet gedaan. Op verzoek van AZZ heeft [A] op 24 september 2008 opnieuw de bedrijfsarts bezocht. Deze heeft vervolgens gerapporteerd:
“[A] heeft spanningsklachten in verband met haar conflict met de werkgever. Hierover heeft de bedrijfsarts vorige week al aangegeven dat de huidige klachten logisch zijn gezien de spanningen, maar dat er geen sprake is van ziekte. Er is gewoon een arbeidsconflict die [dat] niet opgelost moet worden met ziekteverzuim, want dan wordt een niet medisch probleem gemedicaliseerd. Hierin past eerder een mediator, als deze fase al niet gepasseerd is. Gezien de huidige spanningen is het voor de bedrijfsarts heel duidelijk de vraag of [A] nog wel kan functioneren in de huidige setting. Indien dat zo is, past vrijstelling van arbeid […] De hersteldmelding van 15 september blijft volgens de bedrijfsarts van toepassing. Mogelijk moet dit meer het beëindigingsmoment van de ziekteperiode genoemd worden, omdat er geen sprake is van werkhervatting, maar wel beëindiging van het “ziekte etiket” […]”
1.8. [A] heeft daarna aan AZZ meegedeeld dat zij zicht had op een dienstverband voor één jaar bij de [school] te [vestigingsplaats Y] als ambulant begeleider en heeft verzocht om een detachering. Dat is de aanleiding geweest voor een gesprek op 2 oktober 2008. AZZ zag twee mogelijkheden: detachering of vrijstelling van arbeid, maar beide voor maximaal één jaar. AZZ heeft een voorstel gedaan voor het geval [A] na een jaar niet bij de [school] in dienst zou kunnen blijven. [A] heeft vragen gesteld over haar pensioen en jubileumuitkering en bedenktijd gevraagd. Partijen hebben nadien onderhandeld over enkele onderwerpen.
1.9. [A] is per 1 december 2008 voor één jaar in dienst getreden bij de [school]. Vanaf die datum genoot zij onbetaald verlof bij AZZ. Partijen zijn na 1 december 2008 een mediation gestart, die echter begin maart 2009 is mislukt. AZZ heeft een verzoek tot ontbinding ingediend, dat bij beschikking d.d. 28 mei 2009 is afgewezen op de grond dat de verandering van omstandigheden geen grond oplevert voor een beëindiging van de arbeidsovereenkomst op korte termijn. Op verzoek van AZZ heeft [A] de arbeidsovereenkomst op 11 december 2009 opgezegd met onmiddellijke ingang. AZZ had zich bij voorbaat met opzegging per 11 december 2009 akkoord verklaard, zodat de arbeids-overeenkomst tussen AZZ en [A] per die datum is geëindigd.
2.1. [A] heeft betaling gevorderd van:
a. € 2.216,08 bruto wegens de eindejaarsuitkering van 2008,
b. € 1.138,00 bruto wegens de jubileumgratificatie,
c. € 1.196,89 bruto wegens vakantietoeslag opgebouwd over juni t/m november 2008,
d. € 2.247,41 bruto wegens 114,40 niet-genoten vakantie-uren, met een verklaring voor recht voor die uren,
e. alles met een bruto/netto specificatie, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente,
f. vergoeding van het Kerstpakket 2008 ad € 30,- netto met rente,
g. vergoeding van incassokosten ad € 700,- excl. BTW,
h. een bruto/netto-specificatie van de maand november 2008 op straffe van een dwangsom.
2.2. AZZ stelt voorop dat de ziekmelding van [A] per 1 september 2008 niet te goeder trouw was en heeft aangevoerd:
[A] had op 28 augustus 2008 een gesprek met haar toekomstige leidinggevende [K]. Deze heeft in een e-mail daarvan verslag gedaan. Enkele citaten:
“Wel gaat zij starten op het MOC omdat zij juridisch geen andere keuze heeft, omdat het anders neerkomt op werkweigering….(…) Zegt geen verslagen te zullen schrijven en mee te werken aan het eenzijdig opgelegde plan…(…) Ze kan op geen enkele wijze achter de keuze van het MOC staan omdat het niet haar ding is ….(…) Ze kan nog een paar stappen zetten, maar dan is het schaakmat. Dit beseft zij maar al te goed. Zij volgt het formele traject volgens het boekje (juridisch advies).”
In plaats van te beginnen in haar nieuwe baan heeft [A] zich op 1 september 2008 ziek gemeld. [A] was blijkens het gesprek van donderdag 28 augustus 2008 hiermee aan het “schaken” want zij was niet ziek. Zij wilde gewoon niet beginnen in haar nieuwe baan. Omdat zij wist dat zij niet kon weigeren, meldde zij zich maar ziek. De regels omtrent ziekmelding zijn echter niet bedoeld voor werknemers die het niet eens zijn met de instructies van de werkgever. In feite maakte [A] zich schuldig aan werkweigering.
De centrale vraag in deze zaak is of de afwezigheid van het werk van [A] in de periode na 1 september 2008 voor rekening van AZZ moet komen op grond van art. 7:628 BW. Dat is niet het geval. Voor de periode van 22 september tot 1 december 2008 heeft AZZ onverschuldigd en onder protest loon betaald. AZZ heeft dit gedaan omdat AZZ – mede gelet op het inkomensbelang van [A] en haar eenoudergezin – de zaak in het zicht van een oplossing niet onnodig op de spits wilde drijven.
2.3. AZZ stelt dat zij per 25 december 2008 een bedrag ad € 5.800,46 netto onverschuldigd aan [A] heeft betaald. AZZ berekent daarover de wettelijke rente vanaf de dagen van uitbetaling van het loon. Daarop komen volgens AZZ in mindering:
- de eindejaarsuitkering ad € 1.919,23 bruto, ofwel € 1.043,73 netto,
- alsook vakantietoeslag over de periode van 1 juni tot 22 september 2008 ad € 732,86 bruto, ofwel € 403,83 netto, en
- een vergoeding voor 82,4 niet-genoten vakantie-uren ad € 1.618,77 bruto, ofwel € 891,98 netto.
AZZ concludeert dat [A] na verrekening € 3.779,80 netto terug moet betalen aan AZZ en dat zij dus niets aan [A] verschuldigd is. Primair vordert AZZ in reconventie betaling van dit saldo met wettelijke rente. Voor het geval verrekening niet mocht worden toegestaan vordert AZZ in reconventie terugbetaling van € 5.800,46 netto met de wettelijke rente vanaf de dagen van uitbetaling van het loon. Nevenvorderingen van AZZ strekken (zowel primair als subsidiair) tot vergoeding van incassokosten ad € 714,00 incl. BTW en toestemming tot verrekening met eventueel in conventie toe te wijzen bedragen.
3.1. De centrale vraag is inderdaad of de oorzaak, waardoor [A] van 22 september 2008 tot 1 december 2008 geen arbeid heeft verricht, in redelijkheid voor rekening van AZZ als werkgever behoort te komen (art. 7:628, lid 1, BW). AZZ ziet als de oorzaak uitsluitend onwil en tactisch handelen van [A], waarbij ziekmelding als wapen wordt gebruikt. Hierin volgt de kantonrechter AZZ niet. De bedrijfsarts heeft [A] wel degelijk arbeidsongeschikt geacht, zij het dat hij die conform de STECR richtlijn heeft beperkt tot 15 september 2008, en wel omdat de arbeidsongeschikt niet werd veroor-zaakt door ziekte in de zin van art. 7:629, lid 1, BW, maar door een arbeidsconflict. Terecht heeft de bedrijfsarts het arbeidsconflict niet willen medicaliseren. Anderzijds heeft de bedrijfsarts wel spanningsklachten geconstateerd en AZZ daarom geadviseerd [A] vrij te stellen van arbeid en het conflict tot een oplossing te brengen, al dan niet door mediation. Men leze nogmaals het rapport van de bedrijfsarts dat hiervoor onder 1.7. is geciteerd. Ten onrechte gaat AZZ voorbij aan de door de bedrijfsarts gerapporteerde spanningsklachten. AZZ wilde kennelijk slechts zien dat [A] haar arbeidsonge-schiktheid simuleerde, maar gelet op het rapport van de bedrijfsarts was er hier een klassiek geval van situatieve arbeidsongeschiktheid. Onder ongewijzigde omstandigheden stonden de spanningsklachten van [A] een werkhervatting in de weg zolang het onderlig-gende conflict niet werd opgelost.
3.2. Uit een sollicitatie van [A] begin september 2008 naar haar oude functie als groepleidster op het MKD te [vestigingsplaats Y] meent AZZ te moeten af te leiden dat er geen sprake was van een zo ernstige conflictsituatie dat zij daardoor niet zou kunnen werken. Daarbij ziet AZZ echter over het hoofd dat [A] wellicht meende zo aan het beoordelingstraject te ontkomen: de bron van haar spanningsklachten, zoals ook AZZ heel wel heeft beseft.
3.3. [A] heeft de juistheid betwist van het verslag per e-mail van het gesprek op 28 augustus 2008 met de clustermanager (hiervoor geciteerd onder 2.2.). De toonzetting van de clustermanager in deze e-mail getuigt niet van welwillendheid jegens [A], laat staan van begrip voor haar situatie. Ongetwijfeld heeft [A] zich in het gesprek met de clustermanager afgezet tegen het beoordelingstraject. Geenszins onaannemelijk is dat zij heeft gezegd niet te zullen meewerken aan dat traject met wekelijkse reflectieverslagen en anderszins. De kantonrechter zal doen wat AZZ had behoren te doen en onderzoeken of de negatieve opstelling ten aanzien van het beoordelingstraject van [A] te begrijpen is.
3.4. Daarvoor moet men enkele maanden teruggaan en vaststellen dat er in de eerste helft van 2008 een impasse was ontstaan tussen partijen: AZZ was tot de conclusie gekomen dat [A] niet binnen haar organisatie herplaatsbaar was, maar [A] voelde niets voor een werkkring buiten AZZ. Een opening ontstond toen [A] op 10 juni 2008 meedeelde dat zij toch nog wilde proberen om op groepen werk te krijgen binnen AZZ. Dat was aanleiding voor het aanbod van AZZ van een tijdelijke plaatsing op het MOC met een begeleidingstraject.
3.5. In deze procedure wil AZZ het voorstellen alsof “begeleidingstraject” en “beoordelingstraject” geheel synoniem zijn, maar dat is niet zo. “Begeleiding” refereert aan hulp, wat positief zal worden opgevat. “Beoordeling” impliceert de mogelijkheid van een negatieve beoordeling, hetgeen te vrezen valt. Voor wat [A] uiteindelijk is voor-gelegd, is “begeleidingstraject” niet het juiste woord. In dat stuk d.d. 26 augustus 2008 is er geen sprake van dat [A] gedurende het beoordelingstraject door AZZ zal worden begeleid: alle activiteit diende van [A] te komen. Zij diende feedback te vragen van collega’s en zij diende wekelijkse reflectieverslagen te schrijven. De collega’s, de clustermanager en uiteindelijk de manager JHV konden ermee volstaan om het functioneren van [A] op de gestelde leerdoelen te beoordelen.
3.6. [A] werd bij het aanbod van een tijdelijke plaatsing op het MOC misleid met de term “begeleidingstraject”. Weliswaar was het duidelijk dat er na afloop van de drie maanden een beoordeling zou plaats vinden, maar [A] kon niet vermoeden dat AZZ gedurende die drie maanden haar helemaal geen begeleiding zou aanbieden. Dat kon [A] ook al niet, omdat AZZ de inhoud van het traject in het midden liet. Bij het aanbod is gesteld dat de inhoud van het traject in een vervolggesprek op 17 juni verder besproken zou worden. In dat vervolggesprek echter stelde men van de zijde van AZZ dat het geen zin had daarover te spreken: [A] moest eerst bepalen of ze akkoord gaat of niet.
3.7. Dat is uiteraard moeilijk wanneer niet duidelijk is wat het “begeleidingstraject” zal gaan inhouden. [A] heeft dan ook, hoewel positief gestemd, geen definitieve instemming met de plaatsing op het MOC kunnen geven. [A] en later haar advocaat hebben gevraagd om meer duidelijkheid. Maar die is door AZZ tot het gesprek van 26 augustus 2008 niet gegeven. Wel had [A] door de bewoordingen van het aanbod van AZZ en door het vervolggesprek het idee gekregen dat er met haar zou worden overlegd over de inhoud van wat toen nog “begeleidingstraject” heette. Dat blijkt heel duidelijk uit haar e-mail d.d. 8 juli 2008, die hiervoor onder 1.4. is geciteerd. De manager JHV heeft [A] in dit idee bevestigd door in de brief d.d. 10 juli 2008 te vermelden: “In week 34 wordt u uitgenodigd voor een gesprek om het begeleidingstraject te concretiseren.” en die brief te besluiten met de zin: “Ook wij willen hier graag samen met u op een goede manier uitkomen.”
3.8. Op 26 augustus 2008 evenwel heeft AZZ aan [A] een beoordelings-traject voorgelegd, dat zij diende te accepteren. AZZ heeft aan [A] geen enkele mogelijkheid gegeven de inhoud van dat beoordelingstraject te beïnvloeden.
3.9. Gelet op de problemen vanaf 2006 had AZZ op zich wel voldoende reden om de geschiktheid van [A] voor de functie van groepsleidster te willen toetsen tijdens een tijdelijke plaatsing van drie maanden. De wijze waarop AZZ dat eenzijdig vorm had gegeven in het beoordelingstraject maakte het echter voor [A] wel bijzonder moeilijk om definitief in te stemmen met de tijdelijke plaatsing op het MOC. [A] kreeg geen enkel krediet voor het feit dat zij twintig jaren lang zonder problemen als groepsleidster had gefunctioneerd op de MKD’s te [vestigingsplaats X] en [vestigingsplaats Y]. Integendeel, in het stuk d.d. 26 augustus 2008 wordt breed uitgemeten dat er ernstige twijfel is aan de geschiktheid van [A] voor de functie van groepsleidster. Uit de wijze waarop een en ander is geformuleerd moest [A] wel begrijpen dat de manager JHV haar geheel ongeschikt acht voor die functie. Op een open, constructieve houding van de manager JHV van AZZ kon [A] niet rekenen. Zij zou moeten proberen het zeer negatieve oordeel van de manager JHV omtrent haar geschiktheid om te buigen.
3.10. Daarbij werd haar geen enkele begeleiding aangeboden. Zoals reeds overwogen diende alle activiteit van [A] te komen en konden de collega’s, de cluster-manager en uiteindelijk de manager JHV ermee volstaan om het functioneren van [A] op de gestelde leerdoelen te beoordelen. Daarbij valt voorts op dat er geen concreet toetsbare leerdoelen zijn gesteld. [A] zou in het traject geheel zijn overgeleverd aan de subjectieve beoordeling van anderen. Zou [A] op enig punt van zo’n beoordeling weerwoord hebben, dan zouden haar al snel de verwijten treffen, dat zij de strijd aangaat, de feedback ter discussie stelt en de oorzaken buiten zichzelf legt. Dat zijn alle leerdoelen van het beoordelingstraject. Daar komt dan nog bij dat [A] (blijkens de e-mail d.d. 28 augustus 2008) niet behoefde te rekenen op een welwillende opstelling van haar leidinggevende, de clustermanager, en dat [A] de zeer negatieve beoorde-ling van haar geschiktheid door de manager JHV zou moeten ombuigen. Gelet op een en ander is het niet teveel gezegd, dat [A] werd verzocht haar hoofd in de strop te steken, toen haar op 26 augustus 2008 door de manager JHV werd verzocht het stuk met het beoordelingstraject te ondertekenen. Hier werd [A] bepaald niet de veilige start op het MOC geboden, waarom zij in haar e-mail d.d. 8 juli 2008 had gevraagd.
3.11. Daar komt nog bij dat de manager JHV van AZZ [A] met het woord “begeleidingstraject” heeft misleid en ruim twee maanden in de waan heeft gelaten dat er met haar over de inhoud van een begeleidingstraject zou worden overlegd. [A] werd op 26 augustus 2008 overvallen met een eenzijdig dictaat van een beoordelingstraject, waarin zij praktisch geen kans op succes zou hebben. Het is daarom alleszins begrijpelijk enerzijds dat de spanningen [A] te veel zijn geworden en anderzijds dat zij haar in beginsel gegeven instemming met de tijdelijke plaatsing op het MOC heeft ingetrokken.
3.12. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de oorzaak van de situatieve arbeidsongeschiktheid, waardoor [A] vanaf 1 september 2008 niet meer heeft gewerkt voor AZZ, in redelijkheid geheel voor rekening van AZZ komt.
4.1. AZZ heeft betoogd dat [A] reeds per 1 oktober 2008 had kunnen begin-nen bij de [school], maar de start daar ten behoeve van haar eigen onderhandelings-positie onnodig lang voor zich uit heeft geschoven. Het overleg met AZZ had volgens AZZ eenvoudigweg kunnen plaats vinden naast de werkzaamheden bij de [school].
4.2. Het was bijzonder prettig voor AZZ dat [A] bij de [school] in dienst is getreden, maar [A] was geenszins verplicht AZZ deze uitweg uit het arbeidsconflict te bieden. AZZ had er jegens [A] geen recht op dat zij per 1 oktober 2008, of althans eerder dan 1 december 2008 bij de [school] in dienst zou treden. AZZ heeft de situatieve arbeidsongeschiktheid van [A] veroorzaakt en deze duurde na 1 oktober 2008 onverminderd voort. Ook na 1 oktober 2008 was een tewerkstelling van [A] bij AZZ onmogelijk. Het niet verrichten van arbeid komt ook voor de periode van 1 oktober tot 1 december 2008 in redelijkheid voor rekening van AZZ.
4.3. Overigens is het begrijpelijk dat [A] niet alle schepen achter zich wilde verbranden bij het verwisselen van een langjarig dienstverband bij AZZ voor een tijdelijk dienstverband van één jaar. AZZ heeft daarvoor destijds ook begrip getoond, zoals onder meer blijkt uit de brief van haar gemachtigde d.d. 23 oktober 2008. Teneinde haar arbeidsovereenkomst met AZZ zorgvuldig af te wikkelen kon [A] beter niet per 1 oktober 2008 bij de [school] in dienst treden, hoewel het aanbod per die datum van die school er wel lag. Thans verwijt AZZ aan [A] dat zij dat aanbod per die datum niet heeft gebruikt, maar daarin is AZZ niet te volgen. Het eerste gesprek met AZZ hierover vond plaats op 2 oktober 2008 en op 6 oktober 2008 heeft AZZ terzake een voorstel aan [A] geformuleerd. Niet gebleken is verder dat [A] ná 1 oktober 2008, maar eerder dan 1 december 2008 bij de [school] in dienst heeft kunnen treden.
5.1. Met het voorgaande komt de grondslag te ontvallen aan het verweer in conventie en de vorderingen in reconventie van AZZ. AZZ hanteert andere bedragen voor de eindejaars-uitkering en de nog verschuldigde vakantietoeslag, maar dat is terug te voeren op het – thans verworpen – standpunt van AZZ dat zij over de periode van 22 september 2008 tot 1 december 2008 geen loon verschuldigd is geweest aan [A]. Er wordt daarom uitgegaan van de juistheid van de terzake door [A] gevorderde bedragen.
5.2. Met een overzicht van AZZ (produktie 20 bij dagvaarding) heeft [A] aangetoond dat AZZ 32 vakantie-uren heeft afgeboekt op het tegoed van [A], als zijnde opgenomen in september 2008. Het gaat hier om de door [A] gevraagde en haar toegekende vakantie van 12 tot 21 september 2008. (Deze periode is vermeld in het beoordelingstraject d.d. 26 augustus 2008.) Deze vakantie heeft [A] echter niet opgenomen. Tot 15 september 2008 was zij formeel arbeidsongeschikt en sinds 15 september 2008 situatief arbeidsongeschikt. De oorzaak daarvan komt, zoals hiervoor in den brede overwogen, voor rekening van AZZ. Omdat [A] in september 2008 geen vakan-tie heeft genoten, had zij bij het einde van haar dienstverband nog een tegoed 114,4 vakantie-uren. De verklaring voor recht terzake zal worden toegewezen, evenals de vordering tot vergoeding van die niet-genoten vakantie.
5.3. De nevenvorderingen terzake van bruto/netto-specificaties, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente zijn toewijsbaar. Er is geen aanleiding de wettelijke verhoging te matigen. De weren van AZZ ten aanzien van de ingang van de wettelijke rente over de afzonderlijke posten moeten worden gehonoreerd.
5.4. [A] heeft gesteld dat zij door de handelwijze van AZZ genoodzaakt is geweest haar dienstverband bij AZZ te beëindigen, waardoor zij de jubileumgratificatie bij een 25-jarig dienstverband is misgelopen. Op die grond heeft zij vergoeding van die gratificatie ad € 1.138,00 bruto gevorderd. AZZ heeft tegengeworpen dat [A] zelf haar baan bij AZZ heeft opgezegd, omdat zij een andere baan had gevonden voor onbepaalde tijd. Hierin volgt de kantonrechter AZZ.
Niet kan worden gezegd dat het zeker was geweest dat [A] 25 dienstjaren bij AZZ zou hebben vol gemaakt, indien AZZ zich jegens haar niet onzorgvuldig had gedragen op de wijze als hiervoor is overwogen. Feit is en blijft dat [A] moeilijk herplaatsbaar was mede in verband met sinds 2006 gerezen problemen aangaande haar functioneren. Daar komt bij dat AZZ [A] in staat heeft gesteld via onbetaald verlof het dienstverband met AZZ aan te houden en dat het uiteindelijk met wederzijds goedvinden is beëindigd nadat [A] haar dienstverband bij de [school] voor onbepaalde tijd was verlengd. De vordering tot vergoeding van de jubileumgratificatie wordt bij gebrek aan een toereikend causaal verband afgewezen.
5.5. [A] heeft gesteld dat zij een collega heeft gevraagd het Kerstpakket van 2008 ad € 30,- op te halen, maar dat dat verdwenen bleek te zijn, hetgeen voor rekening en risico van AZZ zou komen. AZZ heeft gesteld dat zij heeft aangenomen dat het Kerstpakket was afgehaald, toen het was verdwenen. Daarop is [A] niet nader ingegaan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is onbegrijpelijk waarom in dit geval het verdwijnen van het Kerstpakket voor rekening en risico van AZZ zou moeten komen. Daar komt bij dat niet is weersproken dat het Kerstpakket geen afdwingbaar recht is van de werknemer. De vordering terzake wordt afgewezen.
5.6. Niet weersproken is dat AZZ geen bruto/netto-specificatie aan [A] heeft verstrekt van de salarisbetaling van november 2008. De vordering terzake zal worden toegewezen. Maar de dwangsom zal worden gebonden aan een maximum.
5.7. Tegen de nevenvordering inzake buitengerechtelijke kosten heeft AZZ aangevoerd dat partijen uitsluitend hebben onderhandeld over een minnelijke regeling ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst. AZZ meent dat geldvorderingen over en weer in deze procedure niets te maken hebben met de onderhandelingen die zijn gevoerd. Dat is niet juist. Aanstonds nadat AZZ op 2 oktober 2008 een voorstel had gedaan voor een beëindiging van het dienstverband in verband met de mogelijkheid van het dienstverband bij de [school], heeft [A] diverse vragen gesteld over de afwikkeling van haar dienstverband bij AZZ. Vervolgens heeft de gemachtigde van AZZ bij brief d.d. 23 oktober 2008 gereageerd en daarbij ook behandeld de kwestie van de vakantiedagen en de jubileum-uitkering. Daarop heeft de gemachtigde bij brief d.d. 28 oktober 2008 gereageerd, ook wat de vakantiedagen en de jubileumuitkering betreft. Bij de brief van de gemachtigde van AZZ d.d. 4 december 2008 is aan de gemachtigde van [A] meegedeeld dat er over oktober en november 2008 geen loonverplichting was en dat een en ander te zijner tijd kan worden verrekend met de eindejaarsuitkering, vakantiegeld en/of andere looncomponenten, alsook dat AZZ verdere betalingen daarvan opschort. In het kader van de onderhandelingen tussen partijen heeft AZZ bij brief van haar gemachtigde d.d. 4 maart 2009 een voorstel geformuleerd, waarin ook de eindejaarsuitkering, verlofverrekening en de jubileumgratifi-catie werden geregeld. Kortom: de onderhandelingen gingen wel degelijk tevens over de geldvorderingen over en weer in deze procedure. Het is redelijk dat AAZ aan [A] de buitengerechtelijke werkzaamheden van haar gemachtigde moet vergoeden. Het bedrag is conform het tarief en dus niet bovenmatig. Aangenomen wordt dat [A] geen BTW kan verrekenen. De nevenvordering wordt als volgt toegewezen.
5.8. AZZ wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom worden verwezen in de proceskosten.
verklaart voor recht dat [A] bij het einde van het dienstverband jegens AZZ nog recht had op 114,40 vakantie-uren;
veroordeelt AZZ om tegen bewijs van kwijting aan AZZ te betalen:
a. € 2.216,08 bruto wegens de eindejaarsuitkering van 2008, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag te berekenen vanaf 31 december 2008 tot de dag van voldoening;
b. € 1.196,89 bruto wegens vakantietoeslag opgebouwd over juni t/m november 2008, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag te berekenen vanaf 31 mei 2009 tot de dag van voldoening;
c. € 2.247,41 bruto als vergoeding van 114,40 niet-genoten vakantie-uren, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag te berekenen vanaf 11 december 2009 tot de dag van voldoening;
d. € 2.830,19 bruto wegens de wettelijke verhoging over de voormelde looncomponenten, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen:
over € 1.108,04 vanaf 3 februari 2009,
over € 598,45 vanaf 4 juli 2009,
over € 1.123,71 vanaf 13 januari 2010,
alles tot de dag van voldoening;
e. € 700,- te verhogen met de verschuldigde BTW, als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten;
f. veroordeelt AZZ om bij de uitbetaling van de voormelde looncomponenten een deugde-lijke bruto/netto-specificatie aan [A] te doen toekomen;
g. veroordeelt AZZ om een deugdelijke bruto/netto-specificatie aan [A] te doen toekomen voor het over november 2008 uitbetaalde loon;
h. veroordeelt AZZ om aan [A] een dwangsom van € 250,- per dag te voldoen voor elke dag dat zij na de betekening van dit vonnis niet zal voldoen aan de onder g. vermelde veroordeling;
i. bepaalt dat boven € 3.000,- geen dwangsom meer zal worden verbeurd;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
in conventie en in reconventie:
veroordeelt AZZ in de kosten van het geding, welke aan de zijde van [A] tot op heden worden begroot op € 1.059,02, waaronder begrepen een bedrag van € 750,- wegens salaris van de gemachtigde van [A];
verklaart ook deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 september 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.