ECLI:NL:RBMID:2010:BW2976

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/715401-09 en 12/707627-06 (TUL) [P]
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van de Poll
  • A. van Boven-Hartogh
  • W. Woltring
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en mishandeling van ex-partner, seks en ontucht met minderjarige, mishandeling van derde partner en poging tot verleiding van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 1 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ernstige zedendelicten. De feiten omvatten verkrachting en mishandeling van zijn ex-partner, seksueel contact met een minderjarige, en mishandeling van een derde partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn ex-partner, [slachtoffer 1], gedurende een langere periode heeft verkracht en mishandeld. De verklaringen van de slachtoffers waren consistent en ondersteunden elkaar, ondanks de verdediging van de verdachte dat de verklaringen op elkaar afgestemd waren. De rechtbank heeft ook de verklaringen van de minderjarige slachtoffers, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], in overweging genomen, waarbij de verdachte werd beschuldigd van ontuchtige handelingen en pogingen tot verleiding. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele punten waar hij werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/715401-09 en 12/707627-06 (TUL) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 december 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1975],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zuid-West,
Huis van Bewaring ‘De Torentijd’te Middelburg,
raadsman mr. Hoogenraad, advocaat te Maassluis.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 17 december 2009, 19 mei 2010 en 17 november 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegde dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot
en met 1 maart 2006, in de gemeente Borsele en/of elders in het arrondissement
Middelburg,
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot
het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en)
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
hebbende verdachte (telkens) zijn penis in de vagina en/of in de mond van die
[slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of één of meer van zijn vingers in de anus van die
[slachtoffer 1] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte de kleren van die [slachtoffer 1]
van het lijf heeft getrokken en/of (met zijn volle gewicht) op die [slachtoffer 1] is
gaan liggen en/of de handen van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of het hoofd
van die [slachtoffer 1] naar zijn penis heeft geduwd en/of die [slachtoffer 1] heeft
geslagen en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot
en met 30 april 2008, in de gemeente Borsele en/of in de gemeente Maassluis,
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2],
hebbende verdachte (telken) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2]
geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
verdachte die [slachtoffer 2] op een bed heeft geduwd en/of de kleding van die [slachtoffer 2]
heeft uitgetrokken en/of die [slachtoffer 2] (met kracht) bij de keel en/of in de nek
heeft gepakt en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 1
juni 2007, in de gemeente Borsele,
met [slachtoffer 3], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3],
hebbende verdachte één of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 3]
geduwd/gebracht;
art 245 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006
tot en met 1 juni 2007, in de gemeente Borsele en/of elders in het
arrondissement Middelburg,
(telkens) met [slachtoffer 3], die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt, buiten echt, één of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, (telkens) bestaande uit het betasten van de vagina en/of de borsten
van die [slachtoffer 3];
art 247 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 juni 2007 tot
en met 19 juni 2007, in de gemeente Noord-Beveland en/of in de gemeente
Borsele, in elk geval in Nederland,
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of
misleiding een persoon, te weten [slachtoffer 4], waarvan hij
wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren
nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te
plegen of zodanige handelingen van hem te dulden,
immers heeft verdachte in contacten via MSN met die [slachtoffer 4]:
- in eerste instantie doen voorkomen, dat hij een leeftijdgenoot van haar was,
en/of
- aan haar bericht, dat ze een lekker stuk was en/of een schatje was en/of een
mooi lijf had en dat hij voor haar viel en/of van haar hield, althans
bewoordingen van gelijke aard of strekking, en/of
- aan haar laten blijken, wat hij op seksueel gebied met haar zou willen doen,
en/of
- aan haar bericht, dat hij haar zou komen halen om naar zijn paarden te kijken
en/of naar de film te gaan;
art 248a Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 5 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 juni 2007 tot
en met 19 juni 2007, in de gemeente Noord-Beveland en/of in de gemeente
Borsele, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van zijn voornemen en van het misdrijf om door misbruik van uit
feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding een persoon, te
weten [slachtoffer 4], waarvan hij wist of redelijkerwijs
moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige
handelingen van hem te dulden,
in contacten via MSN met die [slachtoffer 4]:
- in eerste instantie heeft doen voorkomen, dat hij een leeftijdgenoot van haar
was, en/of
- aan haar heeft bericht, dat ze een lekker stuk was en/of een schatje was
en/of een mooi lijf had en dat hij voor haar viel en/of van haar hield,
althans bewoordingen van gelijke aard of strekking, en/of
- aan haar heeft laten blijken, wat hij op seksueel gebied met haar zou willen
doen, en/of
- aan haar heeft bericht, dat hij haar zou komen halen om naar zijn paarden te
kijken en/of naar de film te gaan,
terwijl de verdere uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
art 248a Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
parketnr. 708772/08
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot
en met 20 juni 2008, in de gemeente Borsele en/of in de gemeente Maassluis, in
elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te
weten [slachtoffer 2],:
- (met kracht) op de bovenarm heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- (met kracht) bij de keel heeft gepakt, en/of
- (met kracht) de lucht uit haar longen heeft gedrukt,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
7.
parketnr. 708772/08
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 21 juni 2006 tot en met 31
december 2006, in de gemeente Borsele,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto heeft
weggenomen een rijbroek, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
8.
parketnr. 708772/08
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot
en met 1 maart 2006, in de gemeente Borsele, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te
weten [slachtoffer 1],:
- (met kracht) op de bovenarm heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- tegen de benen en/of de rug heeft geschopt en/of getrapt, en/of
- (met kracht) de lucht uit haar longen heeft gedrukt,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht – de onder 2 ten laste gelegde verkrachtingen van [slachtoffer 2] uitgezonderd – alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat hij het onder 5 subsidiaire ten laste gelegde feit bewezen acht.
Feit 1
Voor de onder 1 ten laste gelegde verkrachtingen van [slachtoffer 1] baseert hij zich op de verklaringen van [slachtoffer 1] die zij heeft afgelegd bij de politie en bij de rechter-commissaris en op de verklaring van [slachtoffer 2]. In verband hiermee heeft hij aangevoerd dat in de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op detailniveau een aantal opvallende overeenkomsten is te vinden.
Feiten 3 en 4
Voor de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten waarvan [slachtoffer 3] aangifte heeft gedaan baseert de officier van justitie zich op die aangifte, de verklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [getuige 1], in samenhang met de proceshouding van verdachte.
Feit 5
Voor de onder 5 subsidiair ten laste gelegde poging tot verleiding baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [aangeefster slachtoffer 4], de in het dossier gevoegde MSN-gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 4], en de verklaring van verdachte.
Feit 6
Voor de onder 6 ten laste gelegde mishandelingen van [slachtoffer 2] baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [slachtoffer 2], de door haar afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris, de in het dossier gevoegde medische informatie, de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de verklaring van verdachte zelf.
Feit 7
Voor de diefstal van de paardrijbroek als onder 7 is ten laste gelegd baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [slachtoffer 1], het proces-verbaal van bevindingen over de inbeslagname van de paardrijbroek en de verklaring van verdachte.
Feit 8
Voor de onder 8 ten laste gelegde mishandelingen van [slachtoffer 1] baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [slachtoffer 1], medische informatie, de verklaring van [slachtoffer 2] en de verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Met de officier van justitie is de raadsman van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor de onder 2 ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer 2]. Anders dan de officier van justitie is hij voorts van mening dat ook voor de andere ten laste feiten onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is en verdachte van die feiten dient te worden vrijgesproken. In verband met de feiten waarvan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangifte hebben gedaan heeft de raadsman aangevoerd dat aangeefsters de verklaringen op elkaar hebben afgestemd met name in verband met de door [slachtoffer 2] gewenste toekenning van het gezag over het uit de relatie tussen haar en verdachte geboren kind. Hij acht de inhoud van deze verklaringen ongeloofwaardig en hij meent dat deze niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vrijspraak
Feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit niet bewezen. Vaststaat dat verdachte, toen 31 jaar, en [slachtoffer 2], toen 16 jaar, elkaar begin 2007 in Lewedorp hebben leren kennen, dat zij een relatie hebben gekregen en met elkaar hebben samengewoond, eerst in Lewedorp en later in Maassluis bij de ouders van verdachte, dat zij met elkaar geslachtsgemeenschap hebben gehad, dat de relatie in april 2008 is beëindigd en dat op 22 april 2008 uit hun relatie een dochter is geboren. Dit blijkt ondermeer uit de aangifte van [slachtoffer 2] en uit de verklaring die hierover door verdachte is afgelegd. Over de omstandigheden waaronder die geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden en of sprake is geweest van dwang door verdachte lopen de verklaringen echter uiteen.
- [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat zij tijdens de relatie met verdachte tegen haar wil seks met verdachte heeft gehad, dat zij verdachte heeft gezegd dat hij op moest houden en dat verdachte haar op het bed heeft geduwd, bij de keel heeft gepakt en haar kleren heeft uitgetrokken. Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij in de hele periode van augustus 2007 tot april 2008 altijd tegen haar wil seks met verdachte heeft gehad.
- Verdachte daarentegen heeft ter zitting van 19 mei 2010 verklaard dat het [slachtoffer 2] was die met de seks begon en dat hij nooit van haar een signaal heeft gekregen dat zij het niet leuk vond. Hij heeft verklaard dat hij haar nooit hij haar keel heeft gepakt.
- De vader en moeder van verdachte zijn ter zitting van 17 december 2009 gehoord. Hoewel verdachte en [slachtoffer 2] bij hen in de woning hebben samengewoond, hebben zij nooit gezien of gehoord dat door verdachte geweld is gebruikt jegens [slachtoffer 2].
Nu de aangifte van [slachtoffer 2] over de omstandigheden waaronder de seks heeft plaatsgevonden en de in dat verband gestelde dwang niet ondersteund wordt door andere verklaringen die hierover zijn afgelegd, acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig voor dit feit. Van dit feit zal verdachte worden vrijgesproken.
Feit 5 primair
Vaststaat dat verdachte in de periode van 6 juni 2007 tot en met 19 juni 2007 via MSN contact heeft gehad met [slachtoffer 4]. [slachtoffer 4] was toen 16 jaar. Uit de in het dossier gevoegde verslagen van de MSN gesprekken blijkt dat verdachte in genoemde periode veelvuldig seksueel getinte berichten heeft gestuurd naar [slachtoffer 4]. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer 4] eenmaal heeft ontmoet, maar dat tijdens die ontmoeting geen sprake was van ontuchtige handelingen. Nu ook overigens niet is gebleken dat verdachte zich hieraan schuldig heeft gemaakt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het feit zoals het onder 5 primair is ten laste gelegd.
Feit 7
In Lewedorp, in de caravan van verdachte, is op 30 oktober 2008 door verbalisanten een paardrijbroek van [slachtoffer 1] aangetroffen. Pas nadat die broek is gevonden, heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van de diefstal van die paardrijbroek. De paardrijbroek zou in 2006 in Heinkenszand uit haar auto zijn weggenomen. Zij heeft verklaard dat diverse spullen van haar zijn gestolen nadat de relatie tussen haar en verdachte is beëindigd. Nu verdachte heeft ontkend de rijbroek te hebben gestolen en ook overigens niet blijkt of en wanneer die rijbroek aan de feitelijke heerschappij van [slachtoffer 1] is onttrokken, ontbreekt voor dit feit wettig bewijs. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
4.3.2 Bewijsoverwegingen
Feiten 1 en 8
Verdachte heeft een relatie gehad met [slachtoffer 1]. In oktober 2003 is verdachte met [slachtoffer 1] gaan samenwonen in Nieuwdorp . Toen de relatie in mei 2006 is beëindigd, heeft verdachte de woning van [slachtoffer 1] verlaten . [slachtoffer 1] heeft verklaard van eind mei 2004 tot begin 2006 veelvuldig door verdachte te zijn verkracht . Ook heeft zij verklaard tijdens de relatie vaak door verdachte te zijn mishandeld . Over de inhoud van deze verklaringen van [slachtoffer 1] heeft verdachte bij de politie en ook bij de rechter-commissaris geen verklaring af willen leggen . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] nooit heeft mishandeld of verkracht en dat hij nooit momenten heeft gehad dat hij over de schreef is gegaan .
De rechtbank overweegt dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de seksuele handelingen, te weten het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte zijn vaak slechts de verklaringen van het (vermeende) slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden. Hoewel artikel 342, derde lid van het wetboek van strafvordering voorschrijft dat de verklaring van één getuige onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen, kan in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van het slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren. Uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting moet de rechter echter onverminderd de overtuiging krijgen dat het ten laste gelegde is gepleegd.
In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende:
- Tegen verdachte is door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangifte gedaan van verkrachting en van mishandeling. Beide aangeefsters hebben een relatie met verdachte gehad en verklaren binnen die relatie veelvuldig door verdachte te zijn verkracht en mishandeld.
- [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte geobsedeerd was door seks. Vanaf eind mei 2004 heeft zij ongeveer twee keer in de week tegen haar zin met verdachte seks gehad. Daarbij heeft zij hem moeten pijpen en is verdachte met zijn penis vaginaal en met zijn vingers anaal bij haar binnengedrongen. Verdachte heeft de kleren van die [slachtoffer 1] uitgetrokken, is op haar gaan liggen en heeft haar handen vastgepakt. Ook heeft hij haar geslagen en haar hoofd naar zijn penis geduwd . Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] verklaard dat het aantal keren dat zij met verdachte gedwongen seks heeft gehad niet op tien vingers is te tellen. Haar broek werd uitgetrokken, zij werd vastgepakt en verdachte had seks met haar .
- [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte tegen haar heeft verteld dat als [slachtoffer 1] geen seks wilde, hij haar verkrachtte. Hij werd heel boos op haar als hij geil was en [slachtoffer 1] niet wilde. Hij pakte haar dan vast en had seks met haar. Ook heeft verdachte haar verteld dat hij [slachtoffer 1] sloeg .
De rechtbank stelt vast dat de aangiftes en verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op specifieke onderdelen met elkaar overeenkomen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat - als verdachte zijn zin niet kreeg – hij haar oppakte en daarbij de lucht uit haar longen kneep. Haar ribben werden dan dubbel geknepen . [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte regelmatig de lucht uit haar longen heeft gedrukt door achter haar te gaan staan, haar met zijn armen onder haar ribbenkast te pakken en dan te drukken . Over het op deze manier vastpakken van [slachtoffer 1] heeft verdachte verklaard dat hij haar gewoon een stevige knuffel heeft gegeven . Beide aangeefsters verklaren ook door verdachte bij de nek of keel te zijn gepakt. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar een keer in haar nek heeft gepakt en daarbij in haar bloedvaten kneep. ‘Voor haar ging het lampje toen uit’ . Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte haar op genoemde manier van het leven heeft proberen te beroven . [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte haar bij de keel heeft gepakt en dat zij hierdoor geen lucht meer kreeg . Beide aangeefsters hebben verklaard dat verdachte snel boos werd. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte driftig werd als zijn verzameling modelauto’s niet goed waren teruggezet als deze waren afgestoft . Ook [slachtoffer 2] heeft over het afstoffen van die auto’s verklaard. Als zij dat niet goed had gedaan, werd verdachte boos . Verdachte heeft hierover verklaard dat [slachtoffer 2] zijn auto’s niet af mocht stoffen .
Ten aanzien van het door de raadsman gevoerde verweer dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd, overweegt de rechtbank het volgende. Vaststaat dat beide aangeefsters met elkaar contact hebben gehad voordat zij bij de politie aangifte hebben gedaan tegen verdachte. Met elkaar hebben zij gesproken over verdachte en over het feit dat hij oversekst was . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaren bij de rechter-commissaris dat zij elkaar eenmaal hebben gesproken. Weliswaar zijn zij niet eenduidig over de datum van dit gesprek, maar wel over het feit dat zij elkaar maar eenmaal hebben gesproken . [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] verklaren beiden gedetailleerd en consistent over het door verdachte gebruikte geweld. Het is niet aannemelijk dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in één gesprek hun verklaringen zo gedetailleerd op elkaar hebben kunnen afstemmen en vervolgens zo consistent hebben kunnen verklaren als zij hebben gedaan. De raadsman heeft aangegeven dat [slachtoffer 2] een belang had bij het afstemmen van haar verklaring op de verklaring van [slachtoffer 1] omdat zij het gezag over het minderjarig kind van haar en verdachte toegewezen wilde krijgen. Wat hiervan ook zij, bij de rechtbank is geen belang van [slachtoffer 1] bekend geworden om een eventuele valse aangifte van [slachtoffer 2] te ondersteunen. Daar komt bij dat [slachtoffer 1] eerst op aandringen van de politie aangifte van verkrachting heeft gedaan .
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat beide aangeefsters hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Dat [slachtoffer 1] al in 2006 bij de politie heeft gesproken over de relatieproblemen met verdachte sterkt de rechtbank in haar oordeel .
Tot de overtuiging dat verdachte de feiten 1 en 8 heeft gepleegd heeft ook bijgedragen dat:
- verdachte eerder door de politierechter is veroordeeld voor mishandeling van [slachtoffer 1] op 8 juli 2006 (zie de vordering tenuitvoerlegging),
- een neef van verdachte heeft verklaard dat verdachte een kort lontje heeft en opgefokt raakte als hij door [slachtoffer 1] werd uitgedaagd ,
- in het dossier is gevoegd een brief van [briefschrijfster] inhoudende dat zij verkering heeft gehad met verdachte en met hem heeft samengewoond, dat verdachte een hele grote man is waarvan de handjes behoorlijk los zitten, dat haar meermalen is overkomen dat zij moest doen wat hij zei, anders sloeg hij haar in elkaar en dat zij het psychisch niet aankan om aangifte tegen hem te doen of een getuigenverklaring af te leggen .
Gelet op het vorenoverwogene – in onderling verband en in samenhang bezien – bevestigt de verklaring van [slachtoffer 2] de verklaring van [slachtoffer 1] en kunnen de onder 1 en 8 ten laste gelegde feiten worden bewezen verklaard.
Feiten 3 en 4
[slachtoffer 3] was 13 jaar toen zij in Lewedorp het paard van verdachte is gaan verzorgen . Verdachte was toen 30-31 jaar. Verdachte is zich flirterig ten opzichte van [slachtoffer 3] gaan gedragen. Hij stuurde haar brieven en kaarten . [slachtoffer 3] was 14 jaar, toen zij na een bioscoopbezoek met verdachte, bij verdachte in Lewedorp is blijven slapen . [slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte die nacht probeerde zijn hand in haar onderbroek te doen en haar borsten heeft betast, en dat zij hard is gaan huilen. De volgende morgen heeft hij haar gevingerd. Na die nacht heeft verdachte zowel bij hem thuis als in de stal [slachtoffer 3] meermalen gezoend en over haar shirt over haar borsten gewreven . De relatie tussen [slachtoffer 3] en verdachte heeft ongeveer anderhalf jaar geduurd . Na [slachtoffer 3] heeft verdachte een relatie gekregen met [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte tegen haar heeft verteld dat [slachtoffer 3] nieuwsgierig was, omdat zij nog zo jong was. Hij heeft haar ook verteld dat hij [slachtoffer 3] heeft ontmaagd, dat zij het eng vond en heeft gegild . Dit stemt overeen met de verklaring van [slachtoffer 3] zelf. Uit het dossier is niet gebleken dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] elkaar hierover hebben gesproken. Eerst ter zitting van 19 mei 2010 heeft verdachte toegegeven dat [slachtoffer 3] meermalen bij hem thuis is geweest en dat zij eenmaal bij hem is blijven slapen. Hij heeft echter ontkend dat hij seksueel contact met [slachtoffer 3] heeft gehad. Volgens verdachte heeft [slachtoffer 3] in zijn bed geslapen en sliep verdachte op de bank . Nu [slachtoffer 3] zelf heeft verklaard dat verdachte wel seksueel contact heeft gehad met haar en [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte dit ook aan [slachtoffer 2] heeft verteld, acht de rechtbank zijn verklaring op dit punt niet geloofwaardig, temeer daar hij pas ter terechtzitting hierover een verklaring heeft afgelegd. De rechtbank ziet zich gesterkt in haar oordeel door de inhoud van de brief en kaart die verdachte aan [slachtoffer 3] heeft verstuurd waarin verdachte heeft aangegeven dat [slachtoffer 3] altijd zijn meisje mag blijven en dat zij heel veel voor hem betekent . Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en ook overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals deze onder 3 en 4 zijn ten laste gelegd.
Feit 5 subsidiair
Verdachte was eenendertig jaar toen hij in de periode van 6 juni 2007 tot en met 19 juni 2007 via MSN contact heeft gezocht met [slachtoffer 4]. [slachtoffer 4] was toen zestien jaar en dat heeft zij aan verdachte laten weten . Uit de in het dossier gevoegde verslagen van de MSN gesprekken blijkt dat verdachte in genoemde periode veelvuldig berichten heeft gestuurd naar [slachtoffer 4]. Hij heeft haar bericht dat zij een lekker stuk is, dat hij met haar en de paarden onder de douche wilde, dat zij een schatje is, dat hij haar wilde kussen op haar lippen, borsten en aan haar tepel wilde sabbelen, dat zij een mooi lijf heeft, dat zij heel mooi is, dat hij met zijn hand de binnenkant van haar benen wilde strelen. Ook heeft hij in een bericht gevraagd wat zij vindt van likken en van ‘op je klitje sabbelen’. Verdachte wilde alles voor haar doen . Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij dacht dat [slachtoffer 4] een jaar of 20 was. Verdachte heeft zich bij de politie beroepen op zijn zwijgrecht toen hem gevraagd werd of hij tijdens de MSN gesprekken seksuele toespelingen had gemaakt . Ter zitting van 19 mei 2010 heeft verdachte bekend dat hij wist dat [slachtoffer 4] zestien was. Tegenover haar moeder heeft hij verklaard dat hij achttien jaar was . Het was niet zijn bedoeling dat de gesprekken seksueel getint waren .
Gelet op het grote leeftijdverschil tussen verdachte en [slachtoffer 4] en de seksueel getinte inhoud van de door verdachte verzonden getinte MSN berichten en de grote hoeveelheid hiervan, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd
[slachtoffer 4] te verleiden.
Feit 6
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie ;
- de aangifte van [slachtoffer 2] .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2004 tot en met 1 maart 2006, in de gemeente Borsele en elders in het arrondissement Middelburg, telkens door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
hebbende verdachte telkens zijn penis in de vagina en/of in de mond van die
[slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of één of meer van zijn vingers in de anus van die
[slachtoffer 1] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld telkens hierin dat verdachte de kleren van die [slachtoffer 1] van het lijf heeft getrokken en/of met zijn volle gewicht op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of de handen van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of het hoofd
van die [slachtoffer 1] naar zijn penis heeft geduwd en/of die [slachtoffer 1] heeft geslagen en aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
op een tijdstip in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 juni 2007, in de gemeente Borsele,
met [slachtoffer 3], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3], hebbende verdachte één van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 3] geduwd/gebracht;
4.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 juni 2007, in de gemeente Borsele en elders in het arrondissement Middelburg, telkens met [slachtoffer 3], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, telkens bestaande uit het betasten van de borsten van die [slachtoffer 3];
5.
subsidiair
hij op tijdstippen in de periode van 6 juni 2007 tot en met 19 juni 2007, in de gemeente Noord-Beveland en in de gemeente Borsele, ter uitvoering van zijn voornemen en van het misdrijf om door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon, te weten [slachtoffer 4], waarvan hij wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, in contacten via MSN met die [slachtoffer 4]:
- aan haar heeft bericht, dat ze een lekker stuk was en een schatje was
en een mooi lijf had en dat hij voor haar viel en van haar hield en
- aan haar heeft laten blijken, wat hij op seksueel gebied met haar zou willen
doen, terwijl de verdere uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op een tijdstippen de periode van 1 mei 2007 tot en met 20 juni 2008, in de gemeente Borsele of in de gemeente Maassluis, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 2],:
- op de bovenarm heeft geslagen of gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
8.
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2004 tot en met 1 maart 2006, in de gemeente Borsele, telkens opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 1],:
- (met kracht) en
- met kracht de lucht uit haar longen heeft gedrukt, waardoor deze telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid
Strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Strafbaarheid van verdachte
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. In verband hiermee verwijst hij naar het psychologisch rapport dat voor een eerdere strafzaak over verdachte is opgemaakt door psycholoog Muller en klinisch psycholoog Van Deutekom.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten vrijgesproken dient te worden. Hij heeft zich derhalve niet uitgelaten over de strafbaarheid van verdachte.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Ter zake van eerdere verdenking van zedenmisdrijven is verdachte door de psycholoog Muller (onder supervisie van de klinisch psycholoog Van Deutekom) onderzocht, van welk onderzoek in mei 2009 aan de rechtbank Rotterdam werd gerapporteerd. In dit rapport werd verdachte voor de hem in die zaak ten laste gelegde zedenmisdrijven enigszins verminderd toerekeningsvatbaar verklaard. Door de rechtbank Rotterdam is verdachte in september 2009 voor deze zaak veroordeeld.
In de huidige strafzaak is over verdachte dubbelrapportage uitgebracht door de psycholoog Meuwese en de psychiater Van Braeckel. Aan de totstandkoming van deze rapporten heeft verdachte zijn medewerking geweigerd. Bij tussenvonnis van 2 juni 2010 heeft de rechtbank om die reden overwogen dat zij met de rapporten van Meuwese en Van Braeckel niet tot een juiste beoordeling van de persoonlijke omstandigheden van verdachte alsmede tot een weloverwogen strafoplegging kon komen.
Mede omdat in de onderhavige zaak aan verdachte ook fysieke dwang wordt verweten en door de rechtbank voorts een psychiatrisch onderzoek noodzakelijk werd geacht, is verdachte ter observatie overgebracht naar het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht. Aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie is de opdracht verstrekt over verdachte een rapport uit te brengen. Op 11 november 2010 is over verdachte een rapport uitgebracht door psychiater Kruisdijk en psycholoog Heerschop, werkzaam bij het PBC. Zij hebben geconcludeerd dat verdachte beperkt onderzoekbaar is gebleken wegens zijn weigering tot deelname aan de gedragskundige onderdelen van de observatie in het PBC. Het is niet mogelijk gebleken de persoonlijkheidsopbouw en de systeemdynamiek te verhelderen en de vraag naar een gebrekkige persoonlijkheidsorganisatie kan niet beantwoord worden. Er worden geen aanknopingspunten gezien voor een advies tot begeleiding of behandeling van verdachte in een strafrechtelijk kader.
De rechtbank overweegt in het bijzonder dat verdachte zijn medewerking wel heeft verleend aan de totstandkoming van het bovengenoemde psychologisch rapport van Muller en Van Deutekom van mei 2009. Dit rapport is opgesteld naar aanleiding van zedenmisdrijven die hebben plaatsgehad na de onderhavige feiten. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat in de onderhavige zaak van dit rapport gebruik mag worden gemaakt. Gelet hierop zal de rechtbank de conclusies van dit rapport overnemen en tot de hare maken. Met de officier van justitie acht de rechtbank verdachte dan ook enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
Verdachte is derhalve strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Indien de rechtbank een andere of lagere straf overweegt op te leggen, verzoekt hij aan een eventueel voorwaardelijke straf een reclasseringstoezicht op te leggen, met een verlengde proeftijd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor alle ten laste gelegde feiten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen verkrachten en mishandelen van zijn ex-partner [slachtoffer 1]. Een volgende vriendin, [slachtoffer 3], was veertien jaar toen hij seks met haar had. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met haar. [slachtoffer 2], een derde partner, heeft hij mishandeld. Tenslotte heeft hij zich schuldig gemaakt aan een poging tot verleiding van de minderjarige [slachtoffer 4].
De rechtbank acht dit ernstige feiten.
Aan verkrachting tilt de rechtbank zwaar. Verdachte is gewelddadig, respectloos en vernederend opgetreden tegen het slachtoffer [slachtoffer 1] door haar gedurende een langere periode meermalen te verkrachten en mishandelen. Ook een latere partner, [slachtoffer 2], heeft hij mishandeld. In haar slachtofferverklaring heeft [slachtoffer 1] aangegeven dat de ten laste gelegde periode voor haar vooral een hele eenzame periode is geweest. Zij heeft niet over de verkrachtingen kunnen praten, omdat zij door niemand geloofd werd. [slachtoffer 1] is door de feiten het vertrouwen in mensen kwijtgeraakt.
Ook het seksueel binnendringen van en ontucht plegen met de dertienjarige [slachtoffer 3] acht de rechtbank een ernstig feit. Door het plegen van deze feiten heeft verdachte op grove wijze de geestelijke en lichamelijke integriteit van het jonge slachtoffer geschonden. Slachtoffers van dergelijke misdrijven worden vaak nog jarenlang ongewild geconfronteerd met wat hen is aangedaan. [slachtoffer 3] heeft in haar slachtofferverklaring verwoord dat wat verdachte haar heeft aangedaan haar nooit met rust zal laten. Zij vindt dat verdachte zijn positie ten opzichte van haar als jong meisje heeft misbruikt.
Ook acht de rechtbank het laakbaar dat verdachte seksueel getinte MSN berichten heeft verstuurd naar de minderjarige [slachtoffer 4] en haar daarmee heeft geprobeerd te verleiden.
De bewezen verklaarde feiten roepen in de samenleving gevoelens van afschuw, onbegrip en geschoktheid op.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de bevrediging van zijn eigen lusten voorop heeft gesteld. Ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten waarbij minderjarigen slachtoffer zijn geworden overweegt de rechtbank in het bijzonder dat verdachte in het geheel geen oog heeft gehad voor hun kwetsbare positie. Minderjarigen die op jonge leeftijd worden betrokken bij dit soort zedenmisdrijven kunnen grote psychische, lichamelijke en emotionele schade oplopen, die hun verdere ontwikkeling ernstig kan belemmeren. De rechtbank rekent het verdachte ook in ernstige mate aan dat hij door wisselende en op hoofdpunten ongeloofwaardige verklaringen af te leggen er geen blijk van heeft gegeven inzicht te hebben in het laakbare van zijn handelingen en berouw daarvan te hebben.
Als eerder overwogen is verdachte door de rechtbank Rotterdam in september 2009 veroordeeld. Hem is een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte binnen die aanwijzingen zich zou laten behandelen bij De Waag. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven daartoe nog steeds bereid te zijn. Nu verdachte in de onderhavige zaak ook fysiek geweld verweten wordt, acht de rechtbank het noodzakelijk opnieuw de behandeling bij De Waag als bijzondere voorwaarde bij een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen, zodat ook het geweldsaspect binnen de behandeling ter sprake zal kunnen komen.
Gelet op het vorenoverwogene, de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de grove schending van de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers, is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Een gedeelte daarvan zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen om reclasseringsbegeleiding en behandeling van verdachte mogelijk te maken en bovendien om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te begaan. De rechtbank acht een proeftijd van 3 jaar passend en geboden.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een immateriële schadevergoeding van
€ 3900,= voor de feiten 1 en 8, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een immateriële schadevergoeding van
€ 3500,= voor de feiten 3 en 4.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] toe te wijzen en daarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen wegens de door hem bepleite vrijspraak afgewezen dienen te worden.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade tot een bedrag van € 2500,= een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten 1 en 8 en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
[slachtoffer 3]
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade tot een bedrag van € 1500,= een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten 3 en 4 en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf van zestig uren die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 17 november 2006 ten uitvoer zal worden gelegd. Ter zitting echter heeft hij verzocht de gevorderde tenuitvoerlegging af te wijzen in verband met de periode waarin de ten laste gelegde feiten zijn gepleegd.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van alle feiten dient te worden vrijgesproken. Gelet hierop zal de vordering tenuitvoerlegging moeten worden afgewezen.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet op de aard en de ernst van de strafbare feiten en de straf die zij hiervoor op zal leggen, acht zij toewijzing van de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke werkstraf niet passend en geboden. Zij zal om die reden de vordering tenuitvoerlegging afwijzen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 45, 57, 63, 242, 245, 247, 248a, 300 en 304 van het wetboek van strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 2, 5 primair en 7 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1
Verkrachting, meermalen gepleegd;
Feit 3
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 4
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
Feit 5 subsidiair
Poging tot het door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding een persoon, waarvan de dader weet dat deze de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen, meermalen gepleegd;
Feit 6
Mishandeling begaan tegen zijn levensgezel;
Feit 8
Mishandeling begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 42 (twee-en-veertig) maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich zal laten behandelen bij De Waag of een andere soortgelijke forensische polikliniek, gedurende de termijn van drie jaar of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering wenselijk acht;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 2500,= ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], € 2500,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 35 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van
€ 1500,= ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], € 1500,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van de Poll, voorzitter, mr. Van Boven-Hartogh en mr. Woltring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Paulus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 december 2010.